Banken weigeren krediet te verlenen aan ondernemers die dat verdienen. Daar moet echt iets aan gedaan worden.
Volgens het World Economic Forum is Nederland van de 8e naar de 10e plaats gezakt in de wereldwijde concurrentie-index. Dit is voor een groot deel te wijten aan de afnemende kredietverlening door banken, waardoor het innovatievermogen van Nederland is aangetast. Banken willen hun buffervermogen vergroten. Het inkorten van de balans door minder kredieten uit te zetten is daarvoor een effectief instrument. Abstracte doempraatjes van macrocijferaars? Helaas niet. In de markt van vandaag maak je dit aan den lijve mee.
Het opkweken van innovaties hebben we in Nederland goed geregeld. Tenminste, dat mag je afleiden uit het aantal platforms, podia, netwerken, prijsvragen, gremia en instituten die Nederland telt om innovaties te lanceren. Sprout.nl, Nextstage.nl, Port4Growth, NewVenture.nl, Innovatieplatform.nl, Sync.nl, Technopartner.nl, Iamstarter.nl, Fellowforce.com, Innocentive.com, Picnicnetwork.org etcetera, etcetera. En prijsvragen zoals de Herman Wijffels Innovatieprijs, New Venture, LiveWIRE Young Business Award, Innovation Award, Entrepreneur of the Year Award, Technopartner Award, High Growth Award, Philips Innovation Award, Beste Idee van Nederland, etcetera, etcetera.
Dus dat zit wel snor. Los van de noodzaak en effectiviteit van dit bombardement van innovatie clubjes en prijsvragen, denk ik altijd: baat het niet dan schaadt het niet, dus hoe meer hoe beter. Maar al deze clubs en de aanstormende ondernemerstalenten die zij onder hun vleugels hebben, bereiken niets zonder geld. Daarvoor hebben we subsidies, durfkapitaal en informele investeerders nodig, maar zeker ook de banken. Voor het financieren van innovaties spelen banken van oudsher een cruciale rol. Nou las ik de afgelopen maanden wel vaker macrostukjes in de krant dat banken meer kopschuw zouden zijn bij kredietverstrekking, maar de laatste tijd maak ik dat zelf ook vaak aan den lijve mee. En het is toch anders als het zo dichterbij komt, dan is het opeens heel tastbaar.
‘We hebben toch wat meer nodig’
Ik noem 1 voorbeeld uit eigen praktijk. Maar ook uit andere bronnen verneem ik vergelijkbare verhalen.
Zo voerden we voor een startende onderneming recentelijk een haalbaarheidsstudie uit voor het opzetten van een business in een veelbelovende branche, alom geroemd door marktanalisten. Daarbij was sprake van een goed businessmodel en een gelouterde ondernemer. We gingen vanwege eerdere relaties, naar een vooraanstaande A-merk bank.
Na het marktonderzoek, risicoanalyse, zekerheden en financieel model kwam eruit dat deze ondernemer naast zijn persoonlijke capaciteiten ook een goed businessplan had. De account manager van de bank gaf dat ook aan. Omdat de ondernemer startend was in een nieuwe markt, kwam hij in aanmerking voor een 80% borgstellingkrediet. Hij had als onderpand vastgoed uit de familie. Met de door ons verrichte haalbaarheidsstudie zou de bank wanneer het misging in het ergste geval 20% van de investering kwijt zijn, want er zou in dat geval nog sprake zijn van courante voorraden en andere assets.
Daarbij dekte het vastgoed van de ondernemer een goed deel van deze 20% af. “Dat moet lukken met deze zekerheden”, aldus de account manager. Na enige tijd kwam hij schoorvoetend terug. “We kunnen niet akkoord gaan” zei hij. “We hebben een twee maal zo hoge eigen inbreng nodig door de ondernemer”. Daarmee resteerde een risico van een paar % voor de bank. Ook dit was te realiseren door de ondernemer, middels een notariële akte. Het bleef even stil binnen de burelen van de bank. Daarna kwam de uitsmijter: “We hebben toch een 2,5 maal zo hoge eigen inbreng nodig, dan doen we het.”
Los van het springerige gedrag in de eisen vanuit de bank – de case bleef ondertussen gewoon hetzelfde – is het natuurlijk onbestaanbaar dat voor een risico voor de bank van 20%, een eigen inbreng van bijna 40% wordt verlangd.
De conclusie is dat –in elk geval deze – bank gewoon geen krediet wil verstrekken. Het hele sales en accountmanagement apparaat zit een theatervoorstelling te houden. Beetje praten, koffie uitschenken en weer afscheid nemen van de klant. Staatsteun vind als smeerolie zijn weg naar de balans, om de piepende en krakende balans weer netjes in het vet te zetten. Voor de ondernemers blijft er weinig over.
Is dat de schuld van de banken?
Ik denk niet meer dan ten dele. Ik begrijp best dat voor de banken sprake is geweest van een aardverschuiving toen onaantastbaar geachte labels ineens dreigden om te vallen als de staat ze niet zou stutten. De schrik zit nog goed in de benen. Daarbij worden internationaal richtlijnen geformuleerd over de vereiste omvang van het buffervermogen voor banken. Ook Wouter Bos verwacht een klinkend rendement op zijn staatsgelden met een zo laag mogelijk risicoprofiel. Daarbij past geen actieve kredietverlening. Toch slaat de pendule te ver door wanneer het ten koste gaat van ons Nederlandse innovatieve klimaat. Zeker de banken die staatsteun ontvingen c.q. genationaliseerd werden horen een progressiever kredietverstrekkingsbeleid te voeren. De economische motor weer op gang helpen hebben is na de reddingsactie van de overheid het belangrijke agendapunt voor nu.
Juist deze banken zouden hier een rol in moeten spelen. Vanwege het feit dat ze gestut zijn met overheidsgeld en dus ook geld van de vpb betalende ondernemer. Maar zeker ook omdat zij zo’n cruciale rol vervullen in het stimuleren van de economie. Ze kunnen echt het verschil maken, zoals de score bij het World Economic Forum ook laat zien, positief of negatief. Naar mijn mening zou de overheid daarom desnoods geld moeten labellen dat niet voor balansversterking, maar specifiek voor kredietverstrekking moet worden ingezet. In een land als Nederland is een sterk innovatievermogen de belangrijkste pijler voor een gezonde economie. Daarbij hoort een gezonde kredietverstrekking.
Bart Verweij (Tacstone Ventures)