Starterszaken

Informatie en interessante links voor startende ondernemers en zzp'ers

Bruggen slaan, regeerakkoord VVD – PVDA 29 oktober 2012

Author: Geen reacties Share:

Bruggen slaan

Regeerakkoord VVD – PvdA

29 oktober 2012

29/10/2012 1

Bruggen slaan

 

VVD en PvdA delen een onverwoestbaar geloof in de toekomst, een rotsvast vertrouwen

in wat Nederlanders samen voor elkaar kunnen krijgen en de diepe overtuiging dat ons

land de komende jaren een stabiel en daadkrachtig kabinet nodig heeft om hiervoor

kracht en energie vrij te maken.

Als volkspartijen met steun in brede lagen van de bevolking zien wij het als onze

opdracht om bruggen te slaan. Tussen Den Haag en de samenleving. Tussen stad en

landelijk gebied. Tussen rijk en arm. Tussen jong en oud. Tussen hoog- en

laagopgeleiden. Tussen mensen die in elke verandering een uitdaging zien en mensen die

vooral bezorgd naar veranderingen kijken. Deze coalitie wil de onderlinge

verbondenheid, het optimisme en de kracht van Nederland versterken.

Dit regeerakkoord weerspiegelt onze zoektocht naar het beste van twee werelden. Wij

hebben ons niet laten verlammen door verschillen of het tegenhouden van plannen van de

ander; wij zoeken inspiratie in wat ons bindt. Het land heeft samenwerking nodig en daar

vroeg de kiezer op 12 september om.

Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar. Dat maakt grote

hervormingen en noodzakelijke doorbraken mogelijk: in de zorg, op de woningmarkt, op

de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid en op energiegebied. Hervormingen en

doorbraken waardoor Nederland sterker uit de crisis kan komen.

De ene partij is beducht voor een overheid die in de weg loopt. De andere partij vreest

een overheid die mensen in de steek laat. Samen kiezen we voor een overheid die mensen

niet in de eerste plaats als consument ziet, maar als burgers die de ene keer zelfstandig, de

andere keer samen de toekomst van Nederland vormgeven. Een betrouwbare overheid die

kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal belemmert.

Wij zijn ervan overtuigd dat het goed is voor onze samenleving en onze burgers om

ruimte te maken voor initiatief en ondernemerschap. En wij weten dat het verstandig en

sociaal is om er te zijn voor mensen, die niet mee kunnen komen. Ieder mens is allereerst

zelf verantwoordelijk voor succes in het leven en de mogelijkheden daartoe willen wij zo

groot mogelijk maken. Maar nooit zullen wij de ogen sluiten voor de mensen die het

zonder extra zetje in de rug niet kunnen redden.

Wij willen Nederland sterker uit deze crisis laten komen. Met een solide beleid: dus

brengen wij de overheidsfinanciën op orde en stimuleren wij innovatie en duurzame

technologie. En op een sociale manier: dus verdelen wij de lasten eerlijk en richten wij

onze collectieve voorzieningen zo in dat ze ook voor latere generaties toegankelijk

blijven. We investeren extra in onderwijs en stellen hogere kwaliteitseisen aan leraren en

schoolleiders. Ook dat is solide en sociaal.

 

29/10/2012 2

Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van dienstverlening door de

overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven. Mensen

in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn

op hun werk en zich gesteund weten door hun leidinggevenden. Vertrouwen, ruimte en

voldoende tijd zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Niet toegeven aan de reflex om

op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving. Bewezen vakmanschap belonen met

minder verantwoording en controle. Het loongebouw moet zo in elkaar zitten dat echte

vakmensen voor promotie niet hoeven te vluchten in managementfuncties.

Werk blijft de snelste route naar een goed inkomen en economische zelfstandigheid. Dat

moet lonen. En werk moet fatsoenlijk zijn. Dus verkleinen wij de verschillen tussen

flexibel en vast werk. Na ontslag staat alles in het teken van het vinden van nieuw werk.

We accepteren niet dat mensen onnodig thuis zitten en spreken daar zowel hen als de

werkgevers op aan.

Ook voor de integratie van nieuwkomers in Nederland is werk van het grootste belang.

Daarom stellen wij hoge eisen aan mensen die uit vrije wil naar Nederland komen: een

opleiding, beheersing van de taal, een gedegen voorbereiding en het vermogen om hier

economisch zelfstandig te kunnen leven. Maar wie dat doet en zijn of haar bijdrage levert

aan de toekomst van ons allemaal, is en blijft welkom.

Een sociale samenleving is een veilige samenleving. Een samenleving waarin bewoners

en ondernemers zich gesteund weten door het gezag. Met politie die zichtbaar is op straat

om duidelijke regels effectief te handhaven.

Europa heeft ons vrede, veiligheid en welvaart gebracht. Als het Europa goed gaat, gaat

het ons goed. Veel van onze werkgelegenheid en welvaart wortelt in een Europese markt

waar Nederlandse ondernemers hun producten en diensten slijten. Van de euro hebben we

veel profijt gehad en het einde van de euro zou grote onzekerheden voor onze economie

en welvaart met zich mee brengen. We zijn bereid elkaar te helpen om de Europese Unie

en de euro te versterken, maar niet tot elke prijs. Steun dient hand in hand te gaan met

bewezen inspanningen van landen om hun financiële problemen op te lossen en hun

economieën te versterken.

Wij gaan aan de slag. Met passie voor ons mooie land en met hart voor de mensen. Met

een open oog voor de wereld om ons heen. Met gevoel voor urgentie, maar ook met

energie voor jaren en ideeën die aan één kabinetsperiode niet genoeg hebben. We gaan

aan de slag door kansen te pakken, problemen op te lossen en bruggen te slaan.

 

Mark Rutte Diederik Samsom

 

29/10/2012 3

Inhoudsopgave

I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal………………………. 4

II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid…………………………. 5

III. Duurzaam groeien en vernieuwen……………………………… 8

IV. Nederland in Europa……………………………………………13

V. Nederland in de wereld…………………………………………14

VI. Van goed naar excellent onderwijs……………………………..16

VII. Zorg dichtbij…………………………………………………….20

VIII. Veiligheid en justitie……………………………………………26

IX. Immigratie, integratie en asiel…………………………………..29

X. Woningmarkt……………………………………………………32

XI. Arbeidsmarkt……………………………………………………33

XII. Ruimte en mobiliteit…………………………………………….37

XIII. Bestuur…………………………………………………………..40

BIJLAGE A – Financieel kader………………………………………….43

BIJLAGE B – Begrotingsregels…………………………………………79

 

29/10/2012 4

I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal

Het financieel en sociaal-economisch beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met

elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan

duurzame groei. Samen dragen ze onze welvaart en ons welzijn. De offers die de

komende jaren worden gevraagd zijn groot en komen bovenop eerder beleid dat ook al tot

forse offers van burgers en bedrijven leidt. Op maatschappelijk draagvlak voor de door

ons voorgestane bezuinigingen mogen we alleen rekenen als we rechtvaardige keuzes

maken en perspectief bieden op houdbare overheidsfinanciën en een duurzame, gezonde

economie.

Nederland heeft er in Europa steeds op aangedrongen dat landen hun zaken op orde

hebben en zich aan afspraken houden. Een gedegen begrotingsbeleid is ook in ons eigen

belang, versterkt onze positie in Europa en maakt het makkelijker bij een onverhoopte

volgende crisis klappen op te vangen. Het wekt vertrouwen bij degenen van wie we geld

lenen, waardoor we minder rente hoeven te betalen. Dat stelt ons op termijn in staat de

lasten te verlagen of meer te investeren in essentiële maatschappelijke voorzieningen als

onderwijs, onderzoek, innovatie en duurzaamheid. Ook voorkomen we op deze manier

dat lasten onnodig doorschuiven naar volgende generaties.

• Met de maatregelen vermeld in bijlage A besparen we netto 16 miljard, conform de

aanbeveling van de Studiegroep Begrotingsruimte.

• Op grond van de effecten van het regeerakkoord (inclusief basispad) stijgt de mediane

koopkracht van mensen met een inkomen tot modaal met gemiddeld 0,2 procent per

jaar. De mediane koopkracht van mensen met meer dan drie keer modaal daalt met

gemiddeld 0,6 procent per jaar.

• Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen leidend.

Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk,

intensiveringen worden aangehouden op de aanvullende post. De uitgaven- en

inkomstenkaders worden aan het begin van de kabinetsperiode gebaseerd op het

uitgaven- en lastenbeeld uit bijlage A.

• We houden vast aan het trendmatig begrotingsbeleid met een strikte scheiding tussen

inkomsten en uitgaven. De begrotingsregels zijn opgenomen in bijlage B.

 

29/10/2012 5

II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid

Wie kan werken, hoort niet van een uitkering afhankelijk te zijn. Wie buiten eigen schuld

toch niet aan het werk komt, heeft de zekerheid van een uitkering op tenminste het

bestaansminimum. Dat willen wij zo houden. Daarom bestrijden we actief misbruik en

fraude en worden alle regelingen zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu

de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt.

Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis te betalen.

Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd

naarmate het inkomen hoger is. Daarnaast bestrijden wij de armoedeval. Werken moet

lonen en daarom wordt het verschil tussen uitkering en inkomen uit werk vergroot door

lagere belastingen voor werkenden. De financiering van de zorg verandert: premies en

eigen risico worden inkomensafhankelijk. We gaan meer geld uittrekken voor

armoedebestrijding.

• De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en

vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.

• Voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en

zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging wordt een

overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een

inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en

vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per

1 januari 2013 op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende

kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen bespreken we de mogelijkheid ter

overbrugging pensioen naar voren te halen.

• Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag

inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële

gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in

2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld

anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De

doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het

wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een

inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.

• De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor samenwonende

AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.

• De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige

AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid.

• De partnertoeslag voor AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt. AOWgerechtigden

die samen met hun partner (die nog niet AOW gerechtigd is) een

totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief AOW) ontvangen niet langer

de partnertoeslag.

• De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit

voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen,

waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk

is. Tegelijkertijd zorgen we ervoor dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit

loon niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden.

 

29/10/2012 6

• Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en reintegratieplicht

en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen.

Er zijn geen categoriale ontheffingen meer. Een individuele ontheffing heeft een

tijdelijke karakter en betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van

de arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die volledig

en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

• We bekijken of door toepassing van het urencriterium in inkomensregelingen méér

werken beter kan gaan lonen.

• In de WWB leggen we vast dat gemeenten een bijstandsuitkering drie maanden

moeten stoppen als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd. Hervatting vindt slechts

plaats na een verzoek van betrokkene.

• Om de naleving van WWB-verplichtingen te verbeteren wordt de handhaving strikter.

De arbeidsverplichtingen en de duur en hoogte van de bijbehorende sancties worden

geüniformeerd. Ernstige misdragingen tegen ambtenaren die de regelingen uitvoeren,

leiden tot onmiddellijke stopzetting van de uitkering. Dit gaat gelden voor de hele

sociale zekerheid.

• De individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten wordt

verruimd. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag

inkomen en ouderen met een klein pensioen. De mogelijkheden voor bijzondere

bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele,

maatschappelijke en sportvoorzieningen worden ruimer. Het is belangrijk dat

kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen sporten. Daarom wordt de

subsidie aan Jeugdsportfonds Nederland verlengd en de Sportimpuls verhoogd.

Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op

verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale bijzondere bijstand

voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Voor dit hele pakket wordt structureel 100

miljoen vrijgemaakt.

• Voor nieuwe gevallen wordt de maximale duur van een nabestaandenuitkering

beperkt tot een jaar. In dat jaar kunnen zij met behulp van bestaande instrumenten een

baan zoeken. Er is geen re-integratieplicht.

• We hervormen en versoberen de kindregelingen. Oogmerk is het stelsel te

vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te

bieden waar die het hardste nodig is. De negen kindregelingen worden teruggebracht

tot maximaal vier. Twee zijn in samenhang gericht op inkomensondersteuning

(Algemene Kinderbijslagwet en Wet Kindgebonden Budget) en twee op

participatiebevordering (inkomensafhankelijke combinatiekorting en

kinderopvangtoeslag).

• De arbeidskorting neemt toe met een bedrag dat oploopt tot 500 euro per werkende

per jaar in 2017.

Er zijn weinig of geen landen waar de oudedagsvoorziening zo solide en sociaal geregeld

is als in ons land. Wij richten ons beleid met betrekking tot de AOW en de aanvullende

pensioenen er op deze voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat

houdt in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om –nu het aantal ouderen snel

groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen- de betaalbaarheid oftewel de

houdbaarheid van de AOW en de aanvullende pensioenen te kunnen garanderen.

 

29/10/2012 7

• Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen

redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70 procent van het

gemiddeld verdiende loon. Het Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij

fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze

norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4%.

• Met het inkomen boven 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig

pensioen worden opgebouwd.

 

29/10/2012 8

III. Duurzaam groeien en vernieuwen

De positie van Nederland in de top 5 van de meest concurrerende economieën moet de

komende jaren verankerd en versterkt worden. Ons land heeft daarvoor een uitstekende

uitgangspositie met zijn innovatieve bedrijven en excellente kennisinstellingen. Een

compacte, krachtige overheid die haar zaken financieel op orde heeft, kan in belangrijke

mate bijdragen aan de versterking van die positie.

Nederland komt sterker uit de crisis door de goede keuzes te maken. Keuzes voor

hervormingen, ombuigingen en ambitie. De innovatiekracht van het bedrijfsleven, de

kennisinstellingen en de overheid zal optimaal worden gericht op de transitie naar een

duurzame economie en groene groei, mede met het oog op versterking van het

concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Wij zorgen er voor dat de overheid

daarbij een betrouwbare partner is die weet wat ze wil bereiken, besluitvaardig is en in

staat vast te houden aan de ingeslagen koers.

De succesvolle samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschappelijke instellingen,

regio’s en overheid, in het kader van het topsectorenbeleid, wordt voortgezet en in het

nieuwe financiële kader ingepast.

• Via NWO blijft 275 miljoen beschikbaar voor programmatisch onderzoek voor de

topsectoren, waarbij de publiek-private samenwerking voor excellent fundamenteel

onderzoek wordt voortgezet.

• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel

onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering. Een substantieel deel zetten we

in om te kunnen meedingen voor extra middelen uit het Europese

onderzoeksprogramma Horizon 2020.

• Door verschuiving maken we 110 miljoen vrij om samenwerking tussen bedrijven en

kennisinstellingen verder te stimuleren. Hier staat tegenover dat generieke (fiscale)

subsidies worden verlaagd.

• De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de

afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken wordt een winstbox

ingevoerd in 2015.

We willen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen een Techniekpact 2020 afsluiten.

Daarin wordt uitgegaan van het wederzijdse belang van bedrijven en

onderwijsinstellingen en de ambities die de sector voor zichzelf formuleert. In het

Techniekpact komen tenminste afspraken over de volgende onderwerpen:

• Transparantie door onderwijsinstellingen en bedrijven voor leerlingen en studenten

over de loopbaanperspectieven.

• Het beschikbaar stellen van voldoende stageplekken.

• Verbeteren van de doorstroom door praktisch ingestelde leerlingen een verkorte route

door het beroepsonderwijs te bieden.

• Verkennen van mogelijkheden voor aanpassing van de bekostiging van instellingen

voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en/of van meer cofinanciering door

bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor moderne apparatuur en middelen

voor techniekopleidingen.

 

29/10/2012 9

• We verminderen de schooluitval in het technisch onderwijs door betere structurering

van dat onderwijs en intensievere begeleiding.

• Het aantal kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt sterk gereduceerd en

taken worden ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.

We kiezen voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie, waarin ruimte en

zekerheid verankerd worden. Ons land heeft alles in huis om een betekenisvolle bijdrage

te leveren aan de snelle ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als zon, wind, biomassa

en geothermie: hoogwaardige chemie, een innovatieve agrarische sector, grote havens en

een sterke energiesector. Die ontwikkeling is noodzakelijk vanuit het perspectief van

klimaatverandering en eindige grondstoffen en is tevens een uitdaging voor innovatieve

ondernemingen. Een groot aantal veelbelovende ‘biobased’ initiatieven is de laatste jaren

al tot stand gekomen. Deze ‘biobased economy’ kan een van de pijlers vormen voor

groene groei. We willen – met een breed draagvlak in parlement en samenleving – een

stabiel en ambitieus beleid voor de lange termijn neerzetten. In internationaal verband

zal getracht worden daar zoveel mogelijk landen bij te betrekken, ook om zo de kansen

voor het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten.

• Nederland zet in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. Nieuwe internationale

doelstellingen voor de jaren 2020, 2030 en verder moeten technologische vooruitgang

aanjagen en ecologisch evenwicht voor de toekomst veilig stellen. Wij streven

internationaal naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.

• We kiezen voor een aandeel duurzame energie in 2020 van 16 procent. Om innovatie

te stimuleren, wordt een optimale mix ingezet van subsidies (SDE+) en mogelijk ook

de leveranciersverplichting en bijmengverplichtingen. De concurrentiepositie van de

energie-intensieve sectoren en de werkgelegenheidseffecten worden daarbij in het oog

gehouden. Voor de aan het eind van deze kabinetsperiode optredende

lastenverzwaring komt een compensatie. In 2016 wordt de voortgang beoordeeld en

over het vervolg besloten.

• Energiebesparing krijgt prioriteit. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid

met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en woningbouwcorporaties

voor een versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen. Ook voor

kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven

op deze wijze bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk

belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.

• Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen

rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd door invoering van een

verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit die

afkomstig is van coöperaties van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers

geleverd wordt en in hun nabijheid is opgewekt. Deze wordt lastenneutraal

gefinancierd door een generieke verhoging van het reguliere tarief in de eerste schijf

van de energiebelasting.

• Om de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen zal het kabinet

samen met energiebedrijven en de Nederlandse offshore industrie initiatieven nemen

om de innovatie in deze veelbelovende sector te stimuleren. Met netbeheerders wordt

verkend hoe de benodigde transportinfrastructuur voor elektriciteitswinning op zee tot

stand kan komen.

 

29/10/2012 10

• Elektrisch vervoer biedt veel kansen voor Nederland. Met netbeheerders,

energiebedrijven en lokale overheden worden afspraken gemaakt over de

laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te stimuleren.

• Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet (‘cascadering’) en de

duurzame productie en herkomst van biomassa gegarandeerd.

• Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese) markt voor

duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren.

• De agrarische sector is een belangrijke economische motor. Nederland is de tweede

exporteur van agrarische producten ter wereld. Boeren en tuinders verdienen dus de

ruimte om te ondernemen en een fatsoenlijke beloning voor hun bijdragen aan het

cultuurlandschap en de natuur.

Een effectieve borging van publieke belangen moet samengaan met ruimte voor

vernieuwing. Daarom gaan we met kracht door met het verminderen van regeldruk en

kiezen we voor een samenhangende aanpak in de verschillende sectoren op het terrein

van ordening, sturing en toezicht.

• We koersen aan op een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard (ten opzichte

van 2012) van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Daartoe wordt

een verband gelegd tussen het invoeren van nieuwe regels en het laten vervallen van

bestaande regels.

• We gaan ook de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk verminderen door

met belanghebbenden in tenminste vijftien regeldichte sectoren en domeinen de

ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te vinden. Sectoren als

chemie, logistiek, agri & food, life sciences, de bouw, (jeugd)zorg, onderwijs en

politie zullen hier deel van uitmaken.

• De wettelijke winkelsluiting op zondag wordt opgeheven. Het is aan gemeenten om

desgewenst nadere regels te treffen.

• We gaan de vormgeving van toezicht waar nodig herbezien – ook in samenwerking

met de medeoverheden – om met behoud van effectiviteit de toezichtlasten te

verminderen.

• De dienstverlening door overheden moet beter. Bedrijven en burgers kunnen uiterlijk

in 2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals het aanvragen van een vergunning

– digitaal afhandelen. Er komt een eenmalige gegevensuitvraag voor ondernemers die

gebruik maken van het Ondernemingsdossier om bedrijfsgegevens uit te wisselen met

de overheid.

• Er komen tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het

vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in

de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg.

• Door de ordening en de governance te verbeteren kunnen de belangrijke bijdragen die

woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen, scholen en spoorbedrijven aan

de welvaart en het welzijn in ons land leveren, vergroot worden. Het kabinet zal

hiertoe voorstellen doen.

Ondernemers hebben ruimte nodig om te groeien. Die kan verkregen worden door

vernieuwing via ICT en vermindering van regeldruk en nalevingskosten, maar vooral ook

door betere toegang tot krediet en kapitaal.

 

29/10/2012 11

• De Garantie Ondernemingsfinanciering wordt structureel gemaakt, met een

garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat

bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen.

• Om kleine, startende ondernemers beter te kunnen helpen zal het kredietplafond van

de microfinancieringsorganisatie Qredits worden verhoogd van 50.000 tot 150.000

euro. Er zal met Qredits en de banken een afspraak worden gemaakt om dit te

bewerkstelligen.

• We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer

risicodragend vermogen aan jonge innovatieve bedrijven te kunnen verstrekken.

• Nieuwe alternatieve financieringsvormen zoals kredietunies, crowdfunding en MKBobligaties

zullen worden ondersteund via promotie, wegnemen van belemmeringen in

de regelgeving en door de inzet van kennis en bestaande instrumenten.

Een gezonde financiële sector is onmisbaar voor het functioneren van onze economie.

Maar als bankiers te grote risico’s nemen, kan dat onze economie ook grote schade

toebrengen. Die ervaring hebben we en dat willen we niet nog eens meemaken. Daarom

zetten we de fundamentele hervorming van de bankensector door, zodat banken weer een

positieve bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de reële economie.

• Er komt een verplichte bankierseed met strenge sancties bij overtreding.

• Niet alleen topbankiers worden door de Autoriteit Financiële Markten en de

Nederlandsche Bank gescreend, ook bankmedewerkers verantwoordelijk voor

transacties met hoge risico’s.

• Producten die niet in het belang zijn van de klant mogen niet worden verkocht. De

zorgplicht van banken wordt wettelijk verankerd.

• Op basis van het advies van de onlangs ingestelde commissie structuur Nederlandse

banken komen er voorstellen om spaartegoeden van burgers beter te beschermen

tegen risicovol bankieren.

• Tussen 2013 en 2018 worden de kapitaaleisen voor banken (Basel III) geleidelijk

verhoogd om de kans op financiële crises fors te verkleinen. We halen het groeipad

voor de additionele buffers voor systeemrelevante banken (SIFI) naar voren om

risico’s verder in te perken. Dat doen we verantwoord op basis van een risicoinschatting

en een internationale vergelijking, mede met het oog op de

concurrentiepositie.

• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er

dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en

opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun

uit het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een

gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.

• Voor organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd, is het verboden te

speculeren met complexe financiële producten zoals derivaten. Verzekeren tegen

renterisico’s is wel toegestaan. Toezicht hierop vindt plaats bij de jaarlijkse

accountantscontrole.

• In Europa is een versterkte samenwerking op gang gekomen met het oog op een

mogelijke heffing op de financiële sector. Nederland zal zich hierbij aansluiten op

voorwaarde dat onze pensioenfondsen hiervan gevrijwaard blijven, er geen

disproportionele samenloop is met de huidige bankenbelasting en de inkomsten

terugvloeien naar de lidstaten.

 

29/10/2012 12

• ABN AMRO kan pas terug naar de markt als de financiële sector stabiel is. Er moet

voldoende interesse zijn in de markt, de onderneming moet er klaar voor zijn en

zoveel mogelijk van de totale investering van de Staat moet terugverdiend kunnen

worden. Tegen deze achtergrond onderzoeken we ook andere opties dan een volledige

beursgang.

• De hoogte van de maximale variabele beloning binnen de financiële sector wordt

wettelijk vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning.

• Om misbruik, fraude, constructies en witwassen effectiever aan te kunnen pakken,

krijgen belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst / Economische

controledienst meer capaciteit.

 

29/10/2012 13

IV. Nederland in Europa

Europa is van groot belang voor onze vrede, veiligheid en welvaart. We verdienen er ons

geld; onze banen zijn er voor een groot deel van afhankelijk. De interne markt is de kern

van de Europese samenwerking. Daarnaast versterken we door samen te werken onze

geopolitieke positie ten opzichte van opkomende en gevestigde machten elders in de

wereld. Ook voelen vele Europeanen zich verbonden door de idealen van democratie,

rechtstaat en gelijke behandeling. Langs deze assen geeft Nederland invulling aan zijn rol

in Europa.

Als het goed gaat met Europa gaat het goed met Nederland. Een crisis in Europa voelt

Nederland heftiger dan veel andere landen. Daarom hebben we belang bij een sterk

Europa dat zo snel mogelijk de crisis overwint.

• Landen gaan zelf over hun eigen beleid maar voor het voortbestaan van de euro is het

van cruciaal belang dat alle landen financieel-economisch sterker worden en daarbij

naar elkaar toegroeien. Om economische onbalans te voorkomen, houden landen

elkaar effectief aan afspraken en worden controlemechanismen waar nodig versterkt.

• Landen hebben de verantwoordelijkheid hun begroting op orde te brengen en hun

economie te versterken. Als er sprake is van steun moet die hand in hand gaan met

hun inzet voor een gestaag herstel. Structurele steun van landen die hun

verantwoordelijkheid wel nemen richting landen die deze verantwoordelijkheid niet

nemen, kan niet aan de orde zijn.

• De interne markt wordt verder versterkt. Effectieve maatregelen om de noodzakelijke

groei in Europa te versterken, worden bevorderd en ondersteund. Protectionisme is in

strijd met de Europese gedachte. De inrichting van de (semi-)publieke sector en

sociale zekerheid is primair een verantwoordelijkheid van lidstaten.

• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er

dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en

opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun

uit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een

gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.

• Nederland vraagt de Europese Commissie te inventariseren, op basis van het beginsel

van subsidiariteit, welke beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan nationale

overheden en zal zelf ook voorstellen doen.

• Toetreding van lidstaten wordt getoetst aan de hand van de Kopenhagen criteria.

• De positie van de Eurocommissaris voor economische en monetaire zaken zal verder

versterkt moeten worden.

• Het in onderling overleg uit het gemeenschappelijk arrangement treden (Schengen,

Eurozone, Europese Unie) moet mogelijk zijn.

• De ontwikkeling van de Europese begroting dient in lijn te zijn met de ontwikkeling

van nationale begrotingen. Nederland steunt geen voorstellen voor een substantiële

verruiming, terwijl nationale lidstaten bezuinigen.

• Door verlaging van landbouw- en cohesiebudgetten wordt de Europese begroting

gemoderniseerd ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid.

• De lasten tussen Europese lidstaten moeten eerlijk worden verdeeld. Voor Nederland

betekent dit ten minste voortzetting van de eerder afgesproken correctie van 1 miljard.

 

29/10/2012 14

• Een betere verantwoording over de besteding van Europees geld blijft voor ons

prioriteit houden.

 

29/10/2012 15

V. Nederland in de wereld

Nederland kent van oudsher een sterke internationale oriëntatie, zowel omdat het in ons

belang is als uit overtuiging. Nederlanders en Nederlandse bedrijven hebben grote

belangen in het buitenland. Het buitenlands beleid is gericht op het behartigen en

beschermen daarvan en bevordert de internationale rechtsorde en de mensenrechten. De

allerarmsten staan centraal bij ontwikkelingssamenwerking. Onze krijgsmacht moet in

staat blijven in internationaal verband de veiligheid van ons land te garanderen en bij te

dragen aan vrede en veiligheid in de wereld. Zij moet hiertoe beschikken over eenheden

en materieel van hoge kwaliteit. Zo dienen we internationale stabiliteit, veiligheid en

welvaart.

• In bilaterale- en multilaterale samenwerking en contacten bevorderen we

mensenrechten, duurzaamheid en goede arbeidsomstandigheden en krijgt energie- en

grondstoffenzekerheid bijzondere aandacht.

• Nederland zet zich in voor een effectieve werking van internationale organisaties.

• Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en

benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse autoriteit.

• We besparen op het postennetwerk, vooral door samenwerking in EU-verband en met

andere (Europese) landen.

• De Dienst Buitenlandse Zaken gaat per 1 januari 2013 vallen onder de Algemene

Bestuursdienst.

• De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van het

buitenlandse beleid, inclusief de Europese agenda van het kabinet. De voorbereiding

van de Europese Raad vindt plaats onder regie van de minister-president.

Er komt een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het

ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiermee wordt het belang van samenhang tussen

beide beleidsterreinen bevestigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vergroten van de

mogelijkheden van het midden- en klein bedrijf om te investeren in zich ontwikkelende

landen, en ook voor het creëren van nieuwe coalities tussen bedrijven, NGO’s en

particulieren zoals die om HIV/AIDS in Afrika te bestrijden. Het belang van de 3Dbenadering

(defense, diplomacy, development) bij internationale crisisbeheersingsoperaties

en vredesmissies komt tot uiting in een nieuw budget voor internationale

veiligheid.

• Om kansen te creëren voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen werken we

actief aan de versterking van internationale economische relaties en blijft

economische diplomatie een zware component in het werk van ambassades en

consulaten.

• De versterkte samenhang tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking

krijgt onder meer vorm door het in samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkelen

van een revolverend fonds van 750 miljoen dat in de jaren 2014-2016 vanuit de

begroting van Ontwikkelingssamenwerking wordt gevoed. Hieruit kunnen

investeringen in ontwikkelingslanden worden ondersteund, in het bijzonder die van

het midden- en kleinbedrijf.

• Het belang van vredes- en crisisbeheersingsoperaties voor ontwikkelingslanden wordt

onderstreept door vanaf 2014 een nieuw structureel budget voor Internationale

29/10/2012 16

Veiligheid in te stellen van 250 miljoen, dat ter beschikking komt voor de dekking

van uitgaven verbonden aan internationale veiligheid, die nu nog drukken op de

begroting van Defensie. De minister voor Buitenlandse Handel en

Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de aanwending, in

overeenstemming met de minister van Defensie.

• Met het oog op het financieren van bovenstaand fonds en budget en als bijdrage aan

het oplossen van de algemene financiële problematiek wordt gekort op de begrotingen

van Ontwikkelingssamenwerking en Defensie, oplopend tot respectievelijk 1 miljard

en 250 miljoen in 2017.

• Nederland zet zich binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en

Ontwikkeling (OESO) in voor modernisering van de criteria voor officieel erkende

ontwikkelingshulp.

• De prioriteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking blijven

watermanagement, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, seksuele en

reproductieve gezondheid en rechten. Hetzelfde geldt voor de doorsnijdende thema’s:

gender, milieu (inclusief de internationale klimaatdoelstellingen uit Kopenhagen) en

goed bestuur.

• Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een

volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een humanitaire

noodsituatie. Verzoeken daartoe worden overwogen in het perspectief van onze

internationale verantwoordelijkheid en nationale belangen.

• Bij internationale missies naar landen in conflict moeten veiligheid, ontwikkeling en

diplomatie hand in hand gaan.

• De oorspronkelijke voornemens met betrekking tot de vervanging van de F16 zijn

niet uitvoerbaar zonder aanpassing hiervan of herprioritering binnen het totale

Defensiebudget. De minister van Financiën verzoekt de Algemene Rekenkamer een

onderzoek in te stellen naar de ontwikkeling van de financiële perspectieven ten

aanzien van de aanschaf en exploitatie van de vervanger van de F16 en de

informatievoorziening daarover in de afgelopen periode. De minister van Defensie

ontwikkelt, in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en uitgaande van het

beschikbare budget, een visie op de krijgsmacht van de toekomst. Ook in de toekomst

zal de krijgsmacht de verplichtingen in NAVO- verband gestand moeten kunnen doen

en in staat zijn in internationaal verband een bijdrage te leveren aan

crisisbeheersingsoperaties. Mede op basis van beide rapportages zal het kabinet eind

2013 een beslissing nemen over de vervanging van de F16. Gelet op het rapport van

de Algemene Rekenkamer ter zake zetten we de ontwikkel- en testprogramma’s

conform de MOU’s voort.

• De missie in Afghanistan (Kunduz) wordt afgemaakt en conform planning afgerond

in 2014.

 

29/10/2012 17

VI. Van goed naar excellent onderwijs

Onderwijs en wetenschap in Nederland zijn van hoog niveau, maar onze ambitie reikt

verder: wij willen tot de top vijf van de wereld gaan horen. De kwaliteit van de man of

vrouw voor de klas of in de collegezaal is daarbij van doorslaggevende betekenis. En die

kwaliteit staat of valt met opleiding en selectie van leraren en van directeuren en

bestuurders die hun medewerkers stimuleren, belonen en zo nodig sanctioneren. Dit zijn

de mannen en vrouwen van wie we het moeten hebben: in hen willen we investeren.

Zo kan onderwijs het beste uit kinderen en studenten halen. Talent meer uitdagen en

achterstanden verkleinen, ook als je geboren bent in een migrantenfamilie, een gezin met

een laag inkomen of deelneemt aan het speciaal onderwijs. Het belang dat wij hechten

aan goed onderwijs, wordt onderstreept door het feit dat wij onderwijs buiten de

bezuinigingen hebben weten te houden en er in deze crisistijd zelfs in investeren.

• Met het onderwijsveld willen wij tot afspraken komen over verbetering van de

kwaliteit van leraren en schoolleiders. Over betere begeleiding van startende docenten

en bijscholing van bestaande docenten en schoolleiders. Over professionalisering van

het personeelsbeleid met behulp van de Onderwijsinspectie. Over terugdringing van

het aantal onbevoegde docenten. Het oordeel van de Onderwijsinspectie over scholen

zal zich ook gaan uitstrekken tot de categorieën “goed” en “excellent”. Onderdeel van

het akkoord is dat scholen die hun kwaliteit op orde hebben, minder hoeven te

verantwoorden dan scholen die slecht scoren. Scholen gaan publieke verantwoording

afleggen over behaalde resultaten en gebruikte middelen.

Andere elementen die we betrekken bij te sluiten akkoorden:

– Het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd.

– Modernisering van de huidige wettelijke onderwijstijdnorm.

– De ouderenregeling (BAPO) afbouwen om ruimte te creëren voor moderne

arbeidsvoorwaarden.

– Het versneld voldoen aan gewenste beloningscodes.

– Vanaf 2017 is voor dit pakket ruim 340 miljoen beschikbaar, op voorwaarde dat

het lukt de arbeidsvoorwaarden te moderniseren.

• De eisen rond lerarenopleidingen worden aangescherpt en een groter deel van dit

onderwijs moet in de praktijk plaatsvinden.

• De eisen van bekwaamheid uit het Lerarenregister en de bijscholingsplicht van

docenten worden met ingang van 2017 wettelijk verankerd.

• De mogelijkheden om slecht functionerende docenten aan te pakken, nemen toe nu de

rechtspositie van ambtenaren in overeenstemming zal worden gebracht met die van

andere werknemers.

• Het participatie- en vervangingsfonds wordt gemoderniseerd, zodat goed werkgeverschap

beter kan worden beloond.

• In het onderwijs zal een stofkamoperatie plaatsvinden, zodat het aantal administratieve

verplichtingen en voorschriften voor verantwoording kan verminderen.

• Er komen normen die borg moeten staan voor de menselijke maat in het onderwijs en

voor minder overhead. De bekostiging wordt daarop geënt en deze normen zijn ook

leidend bij fusies.

 

29/10/2012 18

• In krimpgebieden moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn. Denominatie

noch fusietoets mag daarbij in de weg staan.

• Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO)

worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van

samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.

• Consultatiebureaus gaan doelgroepkinderen voor wat betreft risico op taalachterstand

toetsen en doorverwijzen. Het beschikbare extra geld voor Vroeg en voorschoolse

educatie zal in het licht van bovenstaande worden aangewend.

• In het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gaan we door met actieplan ‘Focus op

vakmanschap’, maar op een verantwoord tijdpad. Daarbij betrekken we inkorting en

intensivering van de opleidingen en een sterk vereenvoudigde kwalificatiestructuur.

• Er komen minder opleidingen en uitstroomprofielen zodat de kwaliteit in het MBO

kan toenemen. Kleine opleidingen worden in principe beëindigd.

• Er is 250 miljoen beschikbaar om te intensiveren in het MBO, gekoppeld aan

prestatieafspraken met instellingen. Volle roosters, uitdagende opleidingen, voldoende

aandacht voor de basisvaardigheden taal/rekenen en een sterke praktijkoriëntatie

dragen bij aan meer kwaliteit.

• De langstudeerdersboete voor studenten wordt afgeschaft.

• Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair onderwijs voor de

basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit geldt voor nieuwe studenten met

ingang van september 2014. De aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel,

om de toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen.

• De openbaarvervoerkaart voor studenten wordt een kortingkaart in 2015, die ook

beschikbaar komt voor scholieren in het MBO. Vervoerskosten vallen (tot een zeker

maximum) onder het sociaal leenstelsel.

• De opbrengsten van de maatregelen in de studiefinanciering worden geïnvesteerd in

het onderwijs en onderzoek.

• Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het collegegeld

voor een tweede studie is 20 miljoen beschikbaar.

• De verstrekking van gratis schoolboeken wordt teruggedraaid. Het huidig systeem van

inkoop van boeken door scholen kan in stand blijven. Een deel van de besparing

wordt teruggeven in inkomensondersteuning. De maatregel levert per saldo 185

miljoen op.

• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel

onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering.

• In lijn met de motie Van Haersma Buma wordt 256 miljoen uit het gemeentefonds

overgeheveld naar de scholen ten behoeve van hun huisvesting.

• Het beleid gericht op bekostiging op basis van kwaliteit wordt voortgezet.

• Toelating tot het hoger onderwijs vindt plaats op basis van een daarvoor kwalificerend

diploma. Selectie aan de poort blijft toegestaan voor University colleges, studies waar

het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt en voor opleidingen

met bijzondere toelatingseisen, zoals in de kunsten.

• Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs worden in overleg

met de sector versneld op orde gebracht.

 

29/10/2012 19

Emancipatie en gelijke behandeling

Iedereen moet iets van zijn of haar leven kunnen maken, ongeacht geslacht,

seksuele geaardheid, afkomst, religie, levensovertuiging of handicap. Dat vraagt

van iedereen een bijdrage: van individuen zelf, sociale partners, overheden,

levensbeschouwelijke groepen en etnische gemeenschappen. De overheid kan

anderen alleen met overtuiging aanspreken als zij zelf het goede voorbeeld geeft.

• Nieuwe ‘weigerambtenaren’ worden niet aangesteld. De algemene wet gelijke

behandeling wordt aangepast naar Europees model. De ‘enkele feitconstructie’

verdwijnt uit de wet. Scholen mogen homoseksuele leraren niet ontslaan en

homoseksuele leerlingen niet weigeren of wegsturen vanwege hun seksuele

voorkeur. Op scholen zal ook voorlichting worden gegeven over ‘seksuele

diversiteit’. Het wetsvoorstel lesbisch ouderschap treedt zo spoedig mogelijk in

werking. Daardoor verbetert de juridische positie van lesbische ouders en hun

kinderen.

• Bestrijding van homofoob geweld blijft een prioriteit voor politie en Openbaar

Ministerie.

• De sterilisatie-eis met betrekking tot officiële geslachtsregistratie zal worden

geschrapt uit de wet.

• Het kabinet zet zich actief in om nog bestaande loonverschillen tussen mannen

en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen.

• Het kabinet bestrijdt alle vormen van onderdrukking van vrouwen. Geweld in

afhankelijkheidssituaties is onaanvaardbaar en wordt opgespoord en bestraft.

Dat geldt voor huiselijk geweld en kindermishandeling, genitale verminking,

eerwraak, prostitutie en mensenhandel. Op schijnhuwelijken wordt strenger

gecontroleerd. Gedwongen huwelijken worden strafbaar en herhaalde

huwelijksmigratie gaan we tegen.

• Nederland zal het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van

gehandicapten ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende

verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.

Kunst en Cultuur

Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Nederland heeft een naam

hoog te houden in kunst en cultuur. Nederlandse ontwerpers, modemakers, dj’s en

architecten veroveren de wereld. Beeldende kunst, dans, opera en musicals trekken een

groot publiek. Instellingen en kunstenaars ontpoppen zich als cultureel ondernemer en

boren nieuw publiek en nieuwe middelen aan. Het overheidsbeleid richt zich vooral op

een sterke basisinfrastructuur, talentontwikkeling en internationale bekendheid van onze

topkunst.

• Cultuur moet toegankelijk blijven. De BTW-verhoging voor podium- en beeldende

kunsten gaat definitief niet door.

• We ondersteunen en stimuleren cultureel ondernemerschap en nieuwe

financieringsvormen.

 

29/10/2012 20

• De cultuurkaart CJP voor jongeren blijft behouden. Culturele instellingen richten hun

educatie op deze groep.

• Talentontwikkeling wordt gestimuleerd via het Fonds voor de podiumkunsten en

cultuureducatie.

• Gesubsidieerde culturele instellingen hanteren de Code culturele diversiteit.

• Het onderwijs en de cultuursector bundelen krachten ten behoeve van cultuureducatie

in het basis- en voortgezet onderwijs.

Media

Centraal in het mediabeleid staat het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en

hoogwaardig aanbod, toegankelijk voor alle lagen van de bevolking. Het bestaande beleid

wijzigen we op een aantal punten.

• De regionale omroepen worden niet langer gefinancierd door de provincies, maar

door het Rijk. Het budget wordt overgeheveld van het provinciefonds naar de

mediabegroting. Door samenwerking en integratie van taken met de landelijke

publieke omroep is een besparing mogelijk.

• We heroverwegen het eerder aangekondigde mediafonds. Het Stimuleringsfonds voor

de Pers blijft bestaan.

• De zogenaamde ‘artikel 2.42 omroepen’ worden – zoals eerder besloten –

ondergebracht bij omroeporganisaties. Dat maakt het schrappen van de hiermee

samenhangende uitgaven mogelijk.

• De landelijke publieke omroep krijgt daarnaast een extra taakstelling. Deze kan onder

meer worden gerealiseerd door de eigen inkomsten te vergroten, onnodige uitgaven

aan ledenwerving te voorkomen en door de voorgenomen koppeling tussen

ledenaantallen en budgetten van omroepverenigingen los te laten en te vervangen

door systeem met A- en B-licentie. Toetreding van nieuwe omroepen blijft mogelijk.

 

29/10/2012 21

VII. Zorg dichtbij

Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een zaak van de

overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat begint bij preventie en een

gezonde levensstijl. Natuurlijk zijn mensen hiervoor in de eerste plaats zelf

verantwoordelijk, maar wij willen dit ondersteunen. Daarnaast kiezen wij de komende

kabinetsperiode voor een drietal andere prioriteiten. Allereerst willen wij de kwaliteit

van de geleverde zorg verder verbeteren. We doen dit door het inzicht in de geleverde

kwaliteit te verbeteren, praktijkvariatie te verminderen en zinloos medisch handelen tegen

te gaan. Kwaliteitsverhoging gaat in de zorg gelukkig vaak samen met kostenverlaging;

daar ligt een tweede prioriteit. Wij drukken de stijging van de kosten door de hoeveelheid

geleverde zorg beter te beheersen, overbehandeling tegen te gaan, stringent pakketbeheer

in te voeren, overcapaciteit te verminderen en verspilling te bestrijden. Een derde

prioriteit betreft het bevorderen van (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders.

Dure, complexe en acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren

we dichter bij de mensen. Beide is goed voor kwaliteit én kosten.

Binnen het stelsel van curatieve zorg gaan we nieuwe accenten leggen op meer

samenwerken in plaats van enkel concurreren, op het wegnemen van perverse

volumeprikkels en de introductie van inkomensafhankelijke financiering. De sleutelrol

van verzekeraars blijft in stand. In 2015 zijn zij volgens plan volledig risicodragend.

• Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De zorgtoeslag

verdwijnt. Voor 2017 gaan we uit van een nominale premie van 400, daarna blijft de

verhouding tussen de nominale en inkomensafhankelijke premie constant. Het

bestaande eigen risico wordt budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk

eigen risico. De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers.

• Met behulp van convenanten houden we het zorgstelsel binnen maatschappelijk en

politiek wenselijke bandbreedtes. Met verzekeraars sluiten we een convenant over

preventie en het bevorderen van een gezonde levensstijl. Na 2014 zetten we het

hoofdlijnenakkoord voort met instellingen voor medisch specialistische zorg,

vrijgevestigde medisch specialisten, huisartsen en instellingen voor geestelijke

gezondheidszorg. Daarbij wordt de kostenstijging verder gedrukt van 2,5 naar 2

procent (huisartsen naar 2,5 procent). We willen de kans op inzet van het macro

beheersingsinstrument zo klein mogelijk maken en bekijken daarom of het mogelijk is

de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vooraf te laten toetsen of het door de

verzekeraars gecontracteerde volume past binnen het begrotingskader zorg.

• Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit tegen lagere

kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit doel bereikt wordt, door

selectiever te contracteren op basis van heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de

basisverzekering beperkt tot naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de

aanvullende verzekering.

 

29/10/2012 22

• Het naast elkaar bestaan van verschillend gefinancierde spoedeisende hulpposten

(SEH’s) en huisartsenposten (HAP’s) zorgt voor volumeprikkels die bijdragen aan

overbehandeling en verspilling. Om dit tegen te gaan wordt de ingezette beweging

richting concentratie en specialisatie van SEH’s voortgezet en zullen deze worden

geïntegreerd met de HAP’s. Huisartsenzorg moet altijd bereikbaar zijn. Mensen die

zich zonder verwijzing van een huisarts melden bij de SEH, betalen een eigen

bijdrage van 50 euro. Uiteindelijk zullen deze voorzieningen onder regie van de

verzekeraars in één bekostigingssysteem met de huisartsen worden ondergebracht. Dit

systeem gaat uit van populatiegebonden bekostiging en biedt ruimte voor aanvullende

beloningsafspraken met verzekeraars. Die afspraken zijn gericht op het vervangen van

tweedelijnszorg door de eerste lijn, het ontmoedigen van onnodige doorverwijzingen

en het bevorderen van chronische zorg in de eerste lijn. Voor nieuwe aanbieders blijft

ruimte. Dit pakket van maatregelen legt het fundament voor een structuur van sterke

eerste- en anderhalvelijnszorg, dicht bij de mensen en met de huisarts in een

sleutelrol. Ook wordt op deze manier onnodig gebruik van dure ziekenhuiszorg

ontmoedigd.

• Met verzekeraars sluiten we een convenant af gericht op concentratie van acute zorg,

omdat dit leidt tot hogere kwaliteit van zorg. Ook de top-referente zorg die op dit

moment door academische ziekenhuizen wordt verleend, wordt geconcentreerd.

• Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de Geestelijke

GezondheidsZorg (GGZ). Dit vergt vervanging van de kostenverevening achteraf

door een goede vereveningssystematiek vooraf, een deugdelijke productstructuur en

goede kwaliteitsmeting. Langdurige geestelijke gezondheidszorg kan dan ook

overgeheveld worden naar de zorgverzekeringswet. Om afwenteling te voorkomen

wordt de bestaande eigen bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een

procentuele eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn gezamenlijk.

Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerste lijns GGZ.

• Vanaf 2015 gaan we investeren in extra wijkverpleegkundigen met een bedrag dat

oploopt tot minimaal 250 miljoen in 2017. Dit financieren we met middelen die we

vrijspelen bij medische zorg in de tweede lijn (substitutie). Zo bevorderen we dat

meer zorg dicht bij de mensen thuis wordt geleverd.

• De mogelijkheid om winst uit te keren in de zorg zal zo ingeperkt worden dat het

alleen interessant is voor investeerders met een langetermijnperspectief.

Winstuitkering is alleen mogelijk bij surpluswinst boven 20 procent solvabiliteit en

alleen bij winst uit reguliere exploitatie. Zorgverzekeraars krijgen de mogelijkheid

een minderheidsbelang bij zorgaanbieders te verwerven.

• Het rapport van de commissie-Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid gericht op

medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten

vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium integraal onderdeel is van het

ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten verdwijnt. De vorming

van mega- of regiomaatschappen wordt ontmoedigd.

 

29/10/2012 23

• Publiek toegankelijke informatie over kwaliteit is van groot belang voor verzekeraars,

patiënten, patiëntenverenigingen, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de

Nederlandse Zorgautoriteit. Lopende initiatieven worden met kracht doorgezet,

eventueel ondersteund door convenanten. Het Kwaliteitsinstituut krijgt

doorzettingsmacht als de voortgang stokt. We verplichten aanbieders van zorg om bij

de declaratie ook informatie te geven die nodig is om vast te kunnen stellen dat

kwaliteit geleverd is. Het gros van deze informatie, bijvoorbeeld voortkomend uit

klinische registraties, bestaat reeds maar moet nog ontsloten worden. Vanzelfsprekend

wordt hierbij recht gedaan aan de bestaande privacy regelingen.

In de langdurige en welzijnszorg willen we de komende periode een omslag maken naar

meer maatwerk, meer zorg in de buurt, meer samenwerking tussen de verschillende

aanbieders maar ook naar houdbaar gefinancierde voorzieningen, zodat ook latere

generaties er nog gebruik van kunnen maken. Dit betekent dat maximaal aansluiting

gezocht zal worden bij wat mensen nodig hebben en wat gemeenten in staat zijn te doen.

Ook richten wij de voorzieningen scherper op beschikbaarheid voor mensen, die zich uit

eigen middelen geen alternatief kunnen veroorloven. Daarbij geven wij prioriteit aan zorg

met een medisch karakter boven zorg met een niet-medisch karakter, omdat mensen bij

die laatste vorm van zorg vaker (maar niet altijd) op alternatieven in eigen kring kunnen

terugvallen.

• De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een een

nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg

(vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de

contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg

in natura als pgb’s maken deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als

indicatiestelling komt hier terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop

met budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt

tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat door het terugdringen

van regionale variatie en spreiding in tariefstelling. Het gebruik van

persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg overigens geleid tot zorg op

maat en institutionele innovaties. Dat willen we verder bevorderen.

• Voor verbetering van verpleegkundige zorg buiten instellingen zijn al veel goede

ideeën ontwikkeld, onder meer door de Sociaal Economische Raad en in de Agenda

voor de Zorg. Wij sluiten daarbij aan. Extramurale verpleging wordt in 2017 van de

AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) en valt daar onder het

zelfde systeem van populatiegebonden bekostiging als de huisartsenzorg. De

indicatiestelling vervalt. Zo verdwijnen schotten, bevorderen we wijkverpleging,

ontmoedigen we overbehandeling en stimuleren we een sterke eerste lijn waar de

huisarts integraal deel van uitmaakt.

• Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van

ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt,

dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en

gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanspraken op

huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen

die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen.

 

29/10/2012 24

• De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het

organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en

decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek

specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang

van ruim 750 miljoen.

• De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de

concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen.

De afgelopen jaren hebben grote groepen medewerkers in de (semi-)collectieve sector

hun bijdrage aan het herstel van de overheidsfinanciën geleverd,doordat de groei in hun

arbeidsvoorwaarden afgeremd werd met de zogeheten “nullijn”. De medewerkers in de

zorg zijn hier tot nu toe uitgezonderd van geweest. Het is dus redelijk van hen een

bijdrage te vragen. Voorts nemen de stijgende collectieve zorguitgaven een steeds groter

aandeel in de collectieve uitgaven in; binnen de collectieve zorguitgaven nemen de

personele uitgaven een dominante positie in. Het beheersen van deze uitgaven is dan ook

van toenemend belang om adequaat te kunnen reageren op verslechteringen van het

EMU-saldo. Het vigerende convenant voor de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling

in de zorg (OVA), waarin geregeld is hoe de overheid de jaarlijkse bijdrage

voor de arbeidskosten voor de zorg vaststelt, heeft momenteel geen mogelijkheid om af te

wijken. Dat is wel mogelijk in de overige delen van de collectieve sector. In het recente

verleden zijn werkgevers bereid geweest om af spraken te maken over de incidentele

loonontwikkeling. Het kabinet zal nu in gesprek gaan met de zorgsector, met als

uitgangspunt een meer gelijke behandeling tussen de verschillende onderdelen van de

collectieve sector. In dit overleg zal het kabinet er tevens op aandringen om, binnen de

beschikbare middelen, ruimte vrij te maken (100 miljoen) voor het verbeteren van de

arbeidsmarktpositie van specifieke groepen zorgmedewerkers. Eind 2013 beoordeelt het

kabinet de voortgang op beide punten. Om ervan verzekerd te zijn dat per 1 januari 2016

daadwerkelijk stappen gezet kunnen worden, zet het kabinet per onmiddellijk de

procedure in gang om het OVA-convenant met ingang van die datum op te schorten.

Voortschrijdende mogelijkheden, toenemend zelfbewustzijn bij burgers en definiëring

van nieuwe ziekten leiden tot nieuwe medisch-ethische vragen. Om deze vragen op

zorgvuldige wijze te beantwoorden is een brede maatschappelijke discussie nodig.

Leidend is het beginsel van zelfbeschikking, altijd in samenhang met menselijke

waardigheid, goede zorg en beschermwaardigheid van het leven.

• Er is geen aanleiding om de grens voor het uitvoeren van abortus aan te passen.

• De maatschappelijke discussie over het vrijwillige levenseinde zal worden

voortgezet en kan leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving.

• Embryoselectie is toegestaan op medische gronden.

• Het oordeel over een actief donorregistratiesysteem wordt aan de Kamer

overgelaten.

 

29/10/2012 25

Ouders zijn er voor verantwoordelijk hun kinderen veilig en gezond te laten opgroeien.

Wanneer de ontwikkeling van kinderen ernstig in gevaar komt, moet de overheid tijdig

ingrijpen. Dat is in het verleden ondanks toenemende budgetten niet altijd gebeurd. De

jeugdzorg zal daarom de komende jaren sterk worden verbeterd. Tegelijkertijd zullen de

fors gestegen uitgaven voor jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd

worden teruggebracht.

De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat

alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de

gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ

die onder de ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis

van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie.

Deze decentralisatie wordt gecoördineerd op het ministerie van VWS.

• “Eén gezin, één plan, één regisseur” is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het

sociale domein: bij de wet werken naar vermogen, de algemene wet bijzondere

ziektekosten, de wet maatschappelijke ondersteuning en de jeugdhulpverlening. Dit

vergt ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde. Er komt een einde

aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de

ondersteuning van één gezin.

• Consultatiebureaus worden verplicht kinderen voor wie taalachterstand dreigt, door te

verwijzen naar vroeg- en voorschoolse educatie. Sluitende samenwerking tussen

gemeenten en scholen moet waarborgen dat achterstanden spoedig mogelijk en in

ieder geval voor het eind van de basisschoolperiode zijn weggewerkt.

• Om de effecten van Jeugdzorg te kunnen beoordelen worden prestatiegegevens

aangeleverd en openbaar.

• De decentralisatie moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de

voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op

participatie in de samenleving.

• We versnellen de professionalisering van de jeugdzorg, inclusief opleidingseisen,

beroepscodes en tuchtrecht.

• De nieuwe Jeugdwet waarborgt de gemeentelijke beleidsvrijheid. Elementaire

kwaliteitswaarborgen voor cliënten blijven wettelijk verankerd.

• De voorgenomen eigen bijdrage in de jeugdzorg wordt niet ingevoerd.

Sport brengt mensen bij elkaar en is van groot maatschappelijk belang. Kinderen

verwerven belangrijke sociale vaardigheden. Voldoende en veilig sporten houdt jonge en

oude mensen fitter en gezonder. We willen dat meer mensen kunnen sporten en bewegen

in hun eigen omgeving. Er zijn nog veel mogelijkheden om de openbare ruimte beter te

benutten.

• We bevorderen samenwerking van gemeenten, bedrijven, scholen en

sportverenigingen.

• Met gemeenten willen we bevorderen dat er bij de aanleg van nieuwe wijken

voldoende ruimte voor sport en bewegen is.

• Het kabinet streeft naar meer gymlesuren per week in het primair onderwijs.

• Topsportevenementen kunnen waardevol zijn voor de Nederlandse economie en

hebben een positieve uitstraling naar de breedtesport. Het binnenhalen en organiseren

 

29/10/2012 26

van de Olympische Spelen brengt echter veel financiële risico’s met zich mee.

Hiervoor is weinig draagvlak in de samenleving in een tijd van crisis en

bezuinigingen. We onderschrijven de ambitie om de Nederlandse sport op Olympisch

niveau te brengen, zonder de Olympische Spelen naar Nederland te willen halen.

• Sporten en als toeschouwer aanwezig zijn bij wedstrijden moeten veilig zijn. Helaas

zijn er nog altijd te veel mensen die sport voor anderen verpesten. Voetbalhooligans

worden daarom hard aangepakt.

• Verbaal en fysiek geweld op of om het sportveld verdient een strenge straf. Ook

sportbonden en sportverenigingen hebben hier een taak.

• Mochten de loterijen de komende jaren meer omzet maken, dan zal de extra afdracht

ten goede komen aan de sport.

 

29/10/2012 27

VIII. Veiligheid en justitie

Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Burgers moeten zich veilig kunnen voelen op

straten en in wijken. Politie en justitie moeten daadkrachtig en gezaghebbend kunnen

optreden tegen overlast, intimidatie, agressie, overvallen, inbraken en geweld. Kwetsbare

groepen moeten op de overheid kunnen rekenen. Door een goede onderlinge

samenwerking kunnen ouders, onderwijs, jeugdzorg en politie tijdig risicogedrag

signaleren en zo criminele carrières voorkomen. De rechter krijgt de mogelijkheid als

aanvullende maatregel “ter beschikking aan het onderwijs” (TBO) op te leggen. Barrières

die effectief optreden van politie en justitie in de weg staan, worden waar dat kan

weggenomen. Met de komst van de nationale politie blijft er aandacht voor lokale

prioriteiten. Burgers worden meer betrokken bij het veiligheidsbeleid in wijken.

Aandachtswijken houden prioriteit. De mannen en vrouwen in de frontlinie verdienen

steun en moeten voor een hoger salaris niet de straat voor het bureau hoeven te verruilen.

Door meer blauw op straat nemen de veiligheid en de pakkans toe. Recidive dringen we

terug door passende straffen en tijdige resocialisatie, zodat ook weer een nieuw

perspectief ontstaat. We verbeteren de positie van slachtoffers voor, tijdens en na afloop

van het strafproces. De schade verhalen we op de daders. Bescherming van de

persoonlijke levenssfeer van burgers is van groot belang. De overheid dient daarvoor

borg te staan.

• De nationale politie krijgt structureel 105 miljoen per jaar extra. Dat maakt meer

blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk.

• Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 2012 wordt voortgezet om de lokale

inbedding van de politie te versterken, met name door burgemeesters meer te

betrekken bij de aanwijzing van de regioburgemeester en door geregeld overleg

tussen minister en burgemeesters te voeren over onderwerpen van lokaal belang zoals

de verdeling van de sterkte en benoeming van leden van de politieleiding.

• Gezagsdragers en hulpverleners verdienen respect. Het programma Veilige publieke

taak ondersteunt dit. Ook kan er anoniem aangifte worden gedaan.

• Bevoegdheden en uitrusting van lokale toezichthouders en handhavers (BOA’s)

worden beter geregeld.

• In de strafrechtketen krijgen de volgende punten bijzondere aandacht: innovatie,

pakkans, optimalisatie van de executieketen, doelmatiger strafrechtsketen, verkorting

van doorlooptijden van strafzaken, intensivering van opsporing en berechting van

jeugdcriminaliteit en aanpak van ingrijpende misdrijven zoals overvallen,

woninginbraken en geweldsdelicten.

• Straffen van meer dan twee jaar in eerste aanleg worden direct geëffectueerd, ook al

wordt er hoger beroep aangetekend. Bij een delict met slachtoffers geldt dit bij

straffen van meer dan een jaar.

• Er komt een adolescentenstrafrecht met een maximum voor jeugddetentie van twee

jaar.

• Er komt een eigenbijdrageregeling voor gedetineerden.

• Met goed gedrag kunnen gedetineerden meer bewegingsruimte en vervroegde

invrijheidstelling verdienen. De algemeen geldende detentiefasering verdwijnt.

29/10/2012 28

• Betere informatievoorziening – onder strikte voorwaarden – en zo nodig intensivering

van de observatie moet een einde maken aan de gunstige positie van verdachten die

weigeren mee te werken aan een onderzoek. Om dit mogelijk te maken wordt het

wetsvoorstel Forensische Zorg (WFZ) zo spoedig mogelijk ingevoerd.

• Het wordt mogelijk levenslang toezicht te houden op zeden- en geweldsdelinquenten.

• Publieke- en private toezichthouders gaan camerabeelden van delicten en incidenten

direct doorsturen naar de meldkamer van de politie.

• Er komt één loket voor slachtofferhulp. De reikwijdte van het schadefonds

geweldsmisdrijven wordt uitgebreid met onder meer dood door schuld bij ernstige

verkeersovertredingen. Slachtoffers krijgen meer spreekrecht in het strafproces.

• De kosten van het strafproces worden waar mogelijk verhaald op de daders.

• Verdachten kunnen eenvoudiger tot de (snel)rechtszitting in voorlopige hechtenis

worden gehouden.

• De rechter krijgt in geval van meerdaadse samenloop ruimere mogelijkheden om een

passende straf te bepalen.

• In de strafvorderingrichtlijnen van het openbaar ministerie worden minimale

strafeisen voor ernstige gevallen van recidive vastgelegd.

• Mensenhandel en de daaraan gerelateerde prostitutie worden harder bestreden.

• We intensiveren de aanpak van de georganiseerde misdaad over de hele linie. Zo gaan

we witwassen strenger straffen en criminele vermogens beter afromen. Het

boeteplafond bij de bestraffing van rechtspersonen wordt opgeheven.

• Er is sprake van toenemende bedreigingen en kwetsbaarheden op het terrein van

cybersecurity. Die willen we het hoofd bieden door krachten te bundelen met alle

belanghebbenden, de opsporingscapaciteit te versterken en het juridisch

instrumentarium aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.

• We onderzoeken of het verlengen van bewaartermijnen kan bijdragen aan het

oplossen van oude, onopgeloste zaken.

• De wietpas vervalt, maar de toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden aan

ingezetenen die een identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen met een uittreksel

uit het bevolkingsregister kunnen tonen. De handhaving van dit ingezetenencriterium

geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zonodig gefaseerd, waarbij wordt

aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van

lokaal maatwerk.

• De bestrijding van drugstoerisme en georganiseerde drugsmisdaad zetten we met

kracht door. Drugsrunners en illegale straathandel pakken we hard aan. Het gehalte

werkzame stoffen in softdrugs wordt aan een maximum gebonden.

• Het civiele proces wordt vergaand vereenvoudigd en gedigitaliseerd. Het onderscheid

tussen verzoekschrift en dagvaarding kan vervallen. Hoger beroep wordt

gestroomlijnd.

• Echtscheiding zonder tussenkomst van de rechter wordt mogelijk als er geen kinderen

betrokken zijn en partners overeenstemming over de scheiding hebben bereikt.

 

29/10/2012 29

• We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en

pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen

dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden

voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak

van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.

• Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de

bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor

consumenten in het gedrang komen.

• We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.

• De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel.

Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep

en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

• De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer

bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van

systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens

uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard

bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden

geëvalueerd.

• Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.

• Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.

• We ondersteunen de samenwerking in en tussen veiligheidsregio’s en gaan door met

de regionalisering van de brandweer.

• Er komt een aangescherpte Voetbalwet met hogere straffen, boetes voor clubs die het

hooliganverbod niet handhaven en stadion- en gebiedsverboden voor degenen die

voor het eerst de fout in gaan.

• Overmatig alcoholgebruik door met name jongeren is zeer zorgelijk en leidt tot grote

schade. De minimumleeftijd voor de verstrekking van alcohol gaat naar 18 jaar. Dit

gaat gepaard met intensieve voorlichting en adequate handhaving.

29/10/2012 30

IX. Immigratie, integratie en asiel

Ons immigratiebeleid is restrictief, rechtvaardig en gericht op integratie. Bij het

immigratiebeleid zal rekening gehouden worden met de draagkracht van de samenleving.

Voor betrokkenen en voor de samenleving is het van belang dat migranten op eigen

benen kunnen staan, door werk in hun levensonderhoud voorzien, snel integreren en

meehelpen de samenleving op te bouwen. Op die basis blijven ook EU-inwoners en

kennismigranten welkom.

Ook bij gezinshereniging en gezinsvorming waarborgen we integratie door eisen te

stellen. In een andere vorm doen we dat ook bij immigranten uit de drie andere landen

van het Koninkrijk. Vluchtelingen die aan de voorwaarden voldoen krijgen bescherming

en voorzieningen die hen in staat stellen zo snel mogelijk volwaardig deel uit te maken

van onze samenleving. We verwachten van hen dat zij zich optimaal inzetten om de

geboden kansen te benutten. Voor alle nieuwkomers biedt beheersing van het Nederlands,

kennis van de samenleving en betaald werk het beste perspectief op succesvolle

integratie.

Integratie- en inburgeringsbeleid zal worden ondergebracht bij het ministerie van SZW,

asiel en immigratie bij het ministerie van V&J.

• We blijven in EU-verband pleiten voor aanscherping van de richtlijn die eisen stelt

aan huwelijk- en gezinshereniging. Dit betreft een leeftijd van tenminste 24 jaar, het

in voldoende mate in eigen levensonderhoud kunnen voorzien door inkomen uit werk

en maatregelen om schijnhuwelijken en huwelijksdwang effectief tegen te gaan.

• De DNA-test wordt gebruikt als middel tegen identiteitsfraude.

• Huwelijken tussen neef en nicht worden in beginsel verboden.

• Een verblijfsvergunning wordt niet verstrekt als de aanvrager eerder illegaal in

Nederland verbleef of fraude pleegde.

• Vreemdelingen die veroordeeld zijn voor een delict worden eerder uitgezet. De

toetsingsperiode wordt verlengd tot vijf jaar en bij recidive wordt de norm voor

veelplegers toegepast.

• Gezinsmigratie betreft het kerngezin: een duurzame, exclusieve relatie tussen partners

en degenen die door biologische verwantschap tot het gezinshuishouden behoren.

• Alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden, mede in het belang van de

ontwikkeling van de kinderen zelf, zo snel mogelijk in het land van herkomst met hun

familie herenigd, of ondergebracht in een opvangvoorziening in het land van

herkomst.

• Het toelatingsbeleid richt zich op de bescherming van vreemdelingen die zelf, op

grond van de internationale en Europese beschermingsnormen, vervolging of ernstige

mensenrechtenschendingen te vrezen hebben; nationale beschermingsgronden,

waaronder het categoriaal beschermingsbeleid, worden uit de Vreemdelingenwet

geschrapt. Toelatingsprocedures worden gestroomlijnd en zoveel mogelijk bekort, in

het bijzonder als het gaat om vervolgaanvragen en om reguliere aanvragen die

worden ingediend door vreemdelingen die een machtiging tot voorlopig verblijf

moeten aanvragen. De prikkels en mogelijkheden om procedure op procedure te

stapelen, worden weggenomen. Deze maatregelen zijn erop gericht zorgvuldig te

toetsen of bescherming nodig is en bij afwijzing het perspectief eenduidig op

terugkeer te richten.

 

29/10/2012 31

• Het kind van een afgewezen asielzoeker dat tenminste vijf jaar voor het bereiken van

de leeftijd van 18 jaar in ons land is krijgt een verblijfsvergunning indien het deze

aanvraagt voor het bereiken van de leeftijd van 21 jaar en zich niet langdurig aan het

toezicht van de rijksoverheid heeft onttrokken. Hetzelfde geldt voor een alleenstaande

minderjarige vreemdeling die tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van

18 jaar in ons land is. Alleen de in Nederland verblijvende gezinsleden van het kind

van een afgewezen asielzoeker, krijgen bij deze vergunningsverlening een afgeleide

verblijfsvergunning. Het voorgaande wordt vervat in een overgangsregime als

onderdeel van een definitieve regeling in het kader van de stroomlijning en bekorting

van toelatingsprocedures. In de definitieve regeling, die naar zijn aard betrekking zal

hebben op een klein aantal personen, kunnen kinderen van afgewezen asielzoekers of

alleenstaande minderjarige vreemdelingen die vijf jaar of langer aaneengesloten in

ons land verblijven voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, alleen in aanmerking

komen voor een verblijfsvergunning indien zij deze aanvragen voordat zij de leeftijd

van 19 jaar hebben bereikt. Zij moeten dan, voordat zij de leeftijd van 18 jaar

bereikten, hebben voldaan aan de voorwaarden dat zij zich niet langdurig aan het

toezicht van de rijksoverheid hebben onttrokken, aan hun terugkeer hebben

meegewerkt en hun identiteit hebben aangetoond, onder meer door het overleggen

van documenten en/of consistent en naar waarheid verklaren en antwoorden. Een

beroep op deze regeling biedt geen recht op opvang. Geen vergunning op grond van

deze regeling wordt verleend aan een vreemdeling die een zwaar delict heeft begaan

of aan wie is tegengeworpen dat hij oorlogsmisdaden heeft begaan en evenmin aan

zijn gezinsleden. Indien voor, tijdens of na de aanvraag voor de overkomst van een of

beide ouders door een alleenstaande minderjarige vreemdeling die een

verblijfsvergunning heeft gekregen op grond van deze regeling onjuiste gegevens zijn

verstrekt met betrekking tot zijn ouders, leidt dit tot intrekking van zijn

verblijfsvergunning.

• Werkgevers en malafide verhuurders die personen zonder verblijfsvergunning te werk

stellen of onderdak bieden pakken we hard aan.

• Illegaal verblijf wordt strafbaar gesteld. Daarbij zijn particulieren en particuliere

organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar.

• We verhogen de Nederlandse bijdrage aan de opvang van vluchtelingen in de regio.

• Op basis van criteria zoals de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf hanteren

(onder meer toets op strafblad en inkomen) komen we met een voorstel tot regulering

van de vestiging van inwoners uit die landen in Nederland.

• Bij een restrictief en rechtvaardig immigratiebeleid hoort ook een actief en

consequent terugkeerbeleid. Wie hier niet mag blijven moet vertrekken of wordt

uitgezet. We oefenen druk uit op landen om hun onderdanen terug te nemen aan wie

de toegang tot Nederland is ontzegd. Dit betreft ook de handels- en

ontwikkelingscontacten met deze landen.

• We scherpen de eisen voor inburgering aan, zowel in het buitenland als in Nederland.

• Voorbereiding op het inburgeringexamen is een verantwoordelijkheid van

betrokkenen zelf. Mensen met een asielstatus doen we een aanbod, voor anderen is

een sociaal leenstelsel beschikbaar.

 

29/10/2012 32

• Inburgeringinspanningen worden consequent en vanaf het begin gevolgd. Wie zich

onvoldoende inzet verliest de verblijfsvergunning, met uitzondering van degenen met

een verblijfsvergunning asiel. Maar ook voor de laatste groep geldt dat zij zich in

moeten zetten om belemmeringen voor werk, zoals het niet beheersen van het

Nederlands, weg te nemen. Alleen dan kunnen zij in aanmerking komen voor een

bijstandsuitkering.

• Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar

vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve

van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende kleding af te leggen. Wie deze

kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.

• Voor stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen, naturalisatie en het niet verliezen van

het verblijfsrecht bij het aanvragen van een bijstandsuitkering geldt nu een periode

van vijf jaar. Die wordt verlengd tot zeven jaar.

• Het kabinet spant zich in EU-verband in om ook voor EU-onderdanen te laten gelden

dat zij pas na zeven jaar bijstand kunnen krijgen, mede in het kader van een te

ontwikkelen ingroeimodel voor de sociale zekerheid.

• Immigranten met een gewelddadige partner komen in aanmerking voor een

partneronafhankelijke verblijfsvergunning; de dader wordt vervolgd.

• Wie de Nederlandse taal niet beheerst krijgt geen bijstandsuitkering. Dit uitgangspunt

wordt consequent toegepast: voor vreemdelingen uit derde landen, EU-onderdanen en

Nederlanders.

• Het ingezet beleid gericht op het verblijf en de terugkeer van EU-arbeidsimmigranten

wordt voortgezet.

• Per 1 januari 2014 vervallen de beperkingen voor de toegang van Bulgaarse en

Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt. Dat vergroot het belang om het project

EU-arbeidsmigratie, het programma aanpak malafide uitzendbureaus en de Wet

aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving met kracht uit te voeren.

• Nederland zet zich er internationaal en in bilaterale contacten voor in dat mensen de

mogelijkheid krijgen vrijwillig afstand te doen van een nationaliteit zonder stateloos

te worden.

 

29/10/2012 33

X. Woningmarkt

De woningmarkt zit op slot. Dat is slecht voor onze economie en buitengewoon

belemmerend voor mensen die willen kopen, huren of verhuizen. Door annuïtair aflossen

als voorwaarde te stellen voor belastingaftrek bij nieuwe hypotheken en de

overdrachtsbelasting structureel te verlagen zijn de eerste belangrijke stappen gezet om

de woningmarkt weer in beweging te krijgen. Als sluitstuk scheppen wij een helder en

houdbaar kader voor de koop- en de huurmarkt. Zo maken we een einde aan de heersende

onzekerheid en brengen we een eerlijke en goedlopende woningmarkt binnen bereik.

Vanwege het grote belang en de grote complexiteit van de hervormingen wordt op het

departement van BZK een nieuwe minister voor Wonen en Rijksdienst belast met het

woondossier.

• De hypotheekrenteaftrek blijft bestaan om de aanschaf van een eigen woning te

stimuleren en wordt als volgt aangepast. Voor bestaande en nieuwe hypothecaire

leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief (vierde schijf), in stappen van

een half procent per jaar, teruggebracht naar het tarief van de derde schijf. De

opbrengst sluizen we jaarlijks budgettair neutraal terug naar de groep die door de

maatregel geraakt wordt. Voor de helft door verlaging van het hoogste tarief in de

inkomstenbelasting en voor de helft door verlenging van de derde belastingschijf in

de inkomstenbelasting. De problemen met restschulden worden gericht aangepakt. De

rente betaald op restschulden kan tijdelijk (maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden

blijven worden afgetrokken. De gunstige leningsfaciliteit voor starters van de

Stichting Volkshuisvesting Nederland zal worden uitgebreid.

• De huurtoeslag blijft intact om woningen voor lagere inkomens betaalbaar te houden.

Dat maakt een gedifferentieerde huurverhoging mogelijk. Voor huurders met een

huishoudinkomen tot 33.000 is dat 1,5 procent plus inflatie. Bij mensen met een

inkomen tussen de 33.000 en 43.000 gaat het om 2,5 procent bovenop de inflatie.

Boven de 43.000 is de huurverhoging 6,5 procent plus inflatie. Verhuurders mogen

hierbij werken met een huursombenadering. De systematiek met een

huurliberalisatiegrens blijft intact. Het systeem voor woningwaardering wordt sterk

vereenvoudigd met als grondslag 4,5 procent van de waarde op basis van de wet

waardering onroerende zaken. Daarmee komt een einde aan het ingewikkelde

puntensysteem. Voor huurders met een inkomen boven 43.000 wordt de maximale

huurprijs op basis van het woning waarderingssysteem tijdelijk buiten werking

gesteld. Na vertrek van de zittende bewoners geldt de maximale huurprijs weer. Zo

pakken we scheefwonen aan en blijft de sociale woningvoorraad in stand.

• Woningbouwcorporaties moeten weer dienstbaar worden aan het publiek belang in

hun werkgebied. Hun taak brengen we terug tot het bouwen, verhuren en beheren van

sociale huurwoningen en het daaraan ondergeschikte direct verbonden

maatschappelijke vastgoed. Corporaties komen onder directe aansturing van

gemeenten. Gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners krijgen extra

bevoegdheden. De schaal van een woningbouwcorporatie moet in overeenstemming

zijn met de schaal van de regionale woningmarkt en met de maatschappelijke

kerntaak. De extra huuropbrengsten van corporaties die het gevolg zijn van de

maatregelen in de huursector worden via een heffing afgeroomd. De beloning van

bestuurders van woningbouwcorporaties wordt versneld aangepast op basis van de

nieuwe wet normering topinkomens.

 

29/10/2012 34

XI. Arbeidsmarkt

De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten verbeteren.

Kansen van vooral oudere werknemers op nieuw werk zijn te laag en flexwerkers

verdienen betere bescherming. Een snelle doorstroming van baan naar baan, met een zo

kort mogelijke terugval op een uitkering, is voor iedereen wenselijk. Door het

ontslagrecht te hervormen en de Werkloosheidswet (WW) te moderniseren kan de route

van werk naar werk sterk worden verkort. We streven naar overeenstemming met de

sociale partners over een sociale agenda waarvan deze plannen deel uitmaken.

• We handhaven de preventieve ontslagtoets in de vorm van een verplichte

adviesaanvraag aan de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV).

Criteria voor rechtmatig ontslag worden nauwkeurig omschreven. De parallelle route

via de kantonrechter vervalt. Het UWV gaat het overgrote deel van de aanvragen

binnen vier weken afhandelen (nu zes weken).

• Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde

toetsingscriteria hanteren als tot nu toe. Werkgevers zullen een transitiebudget moeten

betalen, tenzij het ontslag ingegeven is door de slechte financiële situatie van de

werkgever en de werkgever failliet zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen.

• De preventieve UWV-toets vervalt als in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is

voorzien in een qua inhoud en snelheid vergelijkbare procedure.

• Een werkgever kan zich tot de rechter wenden als hij iemand wil ontslaan in strijd

met het opzegverbod, of een tijdelijk contract wil ontbinden terwijl de

arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.

• Een ontslagen werknemer kan zich tot de rechter wenden. Die zal het UWV-advies

zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de rechter worden identiek aan de

criteria die het UWV toepast voor een werkgever.

• Indien de rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te

wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de werkgever is afgeweken van een

negatief ontslagadvies van het UWV, kan de rechter het ontslag ook ongedaan maken.

De ontslagvergoeding bedraagt maximaal een half maandsalaris per dienstjaar, met

een grens van 75.000 euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

• Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op de volgende

voorzieningen. Allereerst de bestaande wettelijke opzegtermijn van één tot vier

maanden, afhankelijk van de duur van het dienstverband. Daarnaast is de werkgever

bij onvrijwillig ontslag of het niet verlengen van een tijdelijk contract van minstens

een jaar een vergoeding voor scholing in de vorm van een transitiebudget

verschuldigd. De omvang van dit budget bedraagt een kwart maandsalaris per

dienstjaar met een maximum van vier maandsalarissen.

• De duur van de WW-uitkering wordt maximaal 24 maanden: 12 maanden gerelateerd

aan het laatstverdiende loon en 12 maanden gerelateerd aan het wettelijk

minimumloon. In de eerste tien jaar bouwen werknemers per gewerkt jaar één maand

WW-recht op, daarna een halve maand per gewerkt jaar. Bestaande rechten voor wat

betreft de opgebouwde jaren worden binnen het maximum van de nieuwe systematiek

gerespecteerd.

29/10/2012 35

• Voor 55-plussers die ontslagen worden gaat de inkomensvoorziening voor oudere

werklozen (IOW) gelden, zonder partner- of vermogenstoets en met sollicitatieplicht.

De IOAW vervalt.

• Het financiële voordeel dat werkgevers hebben door deze hervorming van het

ontslagrecht wordt verrekend door verhoging van de WW-premie.We bezien de

mogelijkheid om de WW-premie per werkgever te differentiëren op basis van criteria

van goed werkgeverschap.

• Bij cao mag worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, dat bepaalt dat

ontslagen evenwichtig moeten worden gespreid over de verschillende

leeftijdsgroepen.

• Flexibele arbeid is belangrijk voor een goed functionerende arbeidsmarkt en

economie. Het is nodig om bedrijven in staat te stellen pieken en dalen op te vangen.

Flexibele arbeid mag echter niet verworden tot een goedkoop alternatief voor werk

dat beter door vaste werknemers gedaan kan worden. We nemen initiatieven om

flexibele en vaste arbeid beter met elkaar in balans te brengen.

• Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant

van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in

dienst worden genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.

• Samen met sociale partners kijken wij naar verbetering van de wettelijke bescherming

voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij betrekken wij onder andere

ketenregelingen en concurrentiebedingen.

Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe

Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014. Het kabinet ontwerpt een quotumregeling

voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten door grotere werkgevers. We zorgen

ervoor dat niemand tussen wal en schip valt. Naarmate het aantal plaatsen in de sociale

werkvoorziening afneemt, neemt het aantal reguliere plaatsen voor arbeidsgehandicapten

toe. De quotumregeling wordt vanaf 1 januari 2015 (het jaar waarin de nieuwe wet ook

voor bestaande gevallen in de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) gaat gelden) in zes

jaar stapsgewijs ingevoerd. Zo voorkomen we dat verdringing optreedt en krijgen de

werkgevers tijd om aanpassingen door te voeren. Ten opzichte van het wetsvoorstel

Werken naar Vermogen bevat de Participatiewet de volgende wijzigingen.

• Wij schrappen de herbeoordeling voor jongeren die al een

arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de uitkering

voor deze groep.

• Wij bouwen in zes jaar een quotum van vijf procent op voor bedrijven voor het

aannemen van arbeidsgehandicapten. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum

voldoet volgt een boete van 5.000 per werkplaats voor een arbeidsgehandicapte. Er

komt een uitzondering op de quotumregeling voor bedrijven met minder dan 25

werknemers.

• Wij spreiden van de efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over zes jaar.

• De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met ingang van

1 januari 2014. Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf

beschut werk als een voorziening te organiseren. Er is geld om via deze voorziening

structureel uiteindelijk dertigduizend werkplekken te realiseren afgestemd op honderd

29/10/2012 36

procent van het wettelijk minimumloon. De verplichting voor gemeenten om één op

de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen vervalt.

• Voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon werken, is

dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en aanvullende uitkering toe naar het

wettelijk minimumloon. Op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met

loondispensatie wordt een beslissing genomen over de maatvoering en invulling

hiervan.

• Op de bij gemeenten en UWV beschikbare re-integratiemiddelen wordt een

doelmatigheidskorting doorgevoerd, mede in het licht van grote decentralisaties zoals

bij de Participatiewet.

In het licht van ons streven naar een gezamenlijke sociale agenda hecht het kabinet aan

constructieve samenwerking met de sociale partners. We willen met hen in gesprek over

de invulling en uitwerking van de maatregelen in dit regeerakkoord, in het bijzonder voor

de maatregelen inzake ontslag en WW, binnen de financiële kaders. Doel is het

verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt, waarbij iedereen – flexwerker of

vaste werknemer – in staat wordt gesteld zo snel mogelijk nieuw werk te vinden.

Bijna 800.000 kinderen maken gebruik van kinderopvang. Het gaat om kinderen in een

kwetsbare leeftijd. Daarom moeten de opvangvoorzieningen een gezonde en veilige

omgeving bieden, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang biedt

ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan het arbeidsproces. Al met al voldoende

redenen om betaalbaarheid en kwaliteit van kinderopvang te blijven borgen.

Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten

op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om

ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren

van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit

stelt ook eisen aan de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij

buitenschoolse opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend

dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de brede school of integrale

kindcentra. Ouders kiezen de voorziening die het beste bij hun kind past. Klachten

moeten makkelijk kunnen worden ingediend, verdienen serieuze en snelle behandeling en

worden betrokken bij het toezicht. Het risicogestuurde toezicht verbetert verder: streng

waar nodig, zelf verantwoordelijk waar dat kan.

• Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet

Kinderopvang gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden

betrokken. Belemmeringen voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in

de nu lopende pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor- en

vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken. Financieringsstromen

stemmen we op elkaar af.

• Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren we de

kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel.

• De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste prioriteit. Screening

van het personeel zal voortdurend plaatsvinden.

29/10/2012 37

• De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en

geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke voorziening een

beroep kunnen doen op een klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een

laagdrempelige geschillenregeling.

• Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van ouders. Met de

sector worden afspraken gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden van

contracten. Doel is een verbeterde aansluiting tussen gebruikte en betaalde uren.

Indien nodig wordt dit wettelijk vastgelegd.

 

29/10/2012 38

XII. Ruimte en mobiliteit

Infrastructuur en bereikbaarheid zijn van doorslaggevend belang voor onze economie.

Ook in de afgelopen jaren is de mobiliteit gegroeid, ondanks de economische crisis. Op

twee manieren werken we aan het verbeteren van bereikbaarheid en doorstroming. Door

te investeren, vooral in het aanpakken van fileknelpunten en de aanleg van ontbrekende

schakels in hoofdverbindingen. En door de bestaande infrastructuur – weg, spoor en water

– beter te benutten. Openbaar vervoer moet betrouwbaar, toegankelijk en efficient zijn.

Spoor en andere vormen van openbaar vervoer moeten beter op elkaar aansluiten. De

veiligheid op het spoor moet verder verbeteren. Het kabinet bevordert de ontwikkeling

van de mainports Schiphol en Rotterdam vanwege hun grote belang voor de Nederlandse

economie. Zij krijgen ruimte om te groeien, met blijvende aandacht voor een goed woonen

leefklimaat.

• De resterende investeringsruimte in Infrastructuurfonds en Deltafonds tot 2028 kan in

de komende kabinetsperiode voor 80 procent worden bestemd voor nieuwe projecten.

• Projecten met een gunstige maatschappelijke baten/kostenverhouding voeren we

volgens plan uit. Dit geldt onder meer voor de aanleg van de Blankenburgtunnel.

Knelpunten in het aansluitende wegennet worden gelijktijdig aangepakt. De

besluitvorming over de verbreding van de Ring Utrecht (2 x 7 rijstroken) wordt

afgerond.

• Er komt geen kilometerheffing. In plaats daarvan zetten we het programma Beter

Benutten door dat een bijdrage levert aan het verminderen van files.

• Om de beschikbare middelen optimaal te gebruiken en ondernemerschap en innovatie

te bevorderen zetten we in op publiek-private samenwerking bij de aanleg van

infrastructuur.

• Het Eurovignet wordt verder toegespitst op schonere vrachtwagens. Eventuele

geraamde meeropbrengsten komen ter beschikking voor investeringen in weginfrastructuur.

• De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers wordt vanuit milieuoverwegingen

afgeschaft.

• Vanaf 2016 wordt met gebruikmaking van bestaande budgetten het Europees

spoorbeveiligingssysteem (ERTMS) gefaseerd ingevoerd. Om het aantal

overwegincidenten te verminderen komt er een verbeterprogramma.

• In het kader van de op te stellen lange termijn agenda spoor analyseren we organisatie

en ordening op het spoor. Op basis van de uitkomsten volgen eventueel aanpassingen.

• De onderhandse gunning aan de NS van het vervoer op het hoofdrailnet voor de

periode 2015-2024 wordt afgerond.

• Belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer worden waar mogelijk

weggenomen.

• We verkennen de mogelijkheden voor verdere decentralisatie, maar houden het

hoofdrailnet in stand.

• Regionale luchthavens mogen zich verder ontwikkelen, ook om de groei van Schiphol

te ondersteunen.

• We inventariseren belemmeringen voor duurzame binnenvaart die kan bijdragen aan

de ontwikkeling van de kernfuncties van de haven Rotterdam en nemen die waar

mogelijk weg.

 

29/10/2012 39

• Belemmeringen voor het goederenvervoer worden weggenomen door het bevorderen

van snelle en goede douaneafhandeling.

Het kabinet kiest bij de ruimtelijke inrichting voor economische groei die geen afbreuk

doet aan ecologie en omgevingskwaliteit.

• Nederland wil internationaal concurrerend blijven en investeringen moeten maximaal

renderen. Daarom krijgen de economische gebieden rond de mainports, brainports en

greenports prioriteit.

• De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en sneller, daarom

stroomlijnen we de ruimtelijke wet- en regelgeving verder. In 2013 komen we met een

wetsvoorstel omgevingswet ter vervanging van onder meer de wet op de ruimtelijke

ordening en de waterwet.

• Er komt een databank voor ruimtelijke gegevens, waardoor informatie makkelijker

kan worden ontsloten.

• De krimpproblematiek krijgt aandacht vanuit verschillende ministeries. In het

onderwijs moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn wanneer krimp

daartoe noopt. Woningen zullen moeten worden aangepast met het oog op de

bevolkingssamenstelling en soms is sloop aan de orde. Voorzieningen zullen waar

mogelijk moeten worden gebundeld. Het voortouw ligt hiervoor bij de lokale

overheid. Regio’s die hiermee te maken hebben, moeten ruimte krijgen door middel

van maatwerk in regelgeving.

Bij het natuurbeleid is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de kaders en ambities. De

provincies zijn verantwoordelijk voor het invullen en uitvoeren van het beleid, zoals in

het Natuurakkoord is afgesproken.

• De ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de verbindingszones, maar

we nemen er meer tijd voor. Daarom maken we afspraken met provincies en

natuurbeheerorganisaties over prioriteiten, tijdpad en de inzet van middelen. Bij een

evaluatie in 2016 betrekken we de effecten van planologische claims.

• Het beheren en beschermen van bestaande natuurgebieden krijgt voorrang. Hiervoor

is de 200 miljoen die in het begrotingsakkoord 2013 voor natuur is bestemd

geoormerkt via het Provinciefonds beschikbaar.

• De Natuurbeschermingswet die in behandeling is wordt aangepast. Waar mogelijk

worden de verschillende beschermingsniveaus geharmoniseerd en waar relevant in

overeenstemming gebracht met de Vogel- en Habitatrichtlijn en andere relevantie

regelgeving. Zo zal de wet bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland.

• Om een grotere private betrokkenheid mogelijk te maken bezien we de positionering

van Staatsbosbeheer. Voor alle natuurbeheerorganisaties geldt dat zij zo veel mogelijk

eigen middelen moeten genereren.

• Binnen het natuurbeleid streven we naar synergie met andere maatschappelijke

belangen zoals waterveiligheid, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en

klimaat.

• Alle alternatieven voor natuurcompensatie rond de verdieping van de Westerschelde

zijn zorgvuldig gewogen op kosten en effecten. Op grond daarvan besluiten we de

volledige ontpoldering van de Hedwigepolder zo spoedig mogelijk ter hand te nemen.

 

29/10/2012 40

Nederland leeft met water. Zorg voor waterbeheer en waterkwaliteit zal daarom altijd een

essentiële overheidstaak blijven. Nederland heeft unieke kennis en kunde op het gebied

van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee. Deze kennis kunnen

we ook gebruiken voor verduurzaming van de waterketen, waardoor de leefomgeving

verbetert.

• Het Rijk beperkt zich tot de normstelling en het toezicht op de primaire

waterkeringen, de provincie tot de secundaire keringen en zijn rol als

gebiedsregisseur.

• Water- en natuuropgaven raken steeds meer met elkaar vervlochten. Rijkswaterstaat,

de dienst landelijk gebied en de waterschappen krijgen de opdracht om met

voorstellen te komen die de efficiency bij beheer en onderhoud verhogen.

• Het in stand houden van de bestaande infrastructuur voor waterveiligheid krijgt bij

het waterbeleid prioriteit. In een programma waterveiligheid zullen de verschillende

opgaven optimaal en innovatief worden gecombineerd.

• Uitgaven voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening worden gefinancierd uit

het Deltafonds. Dit fonds wordt met ingang van 2014 afgesplitst van het

Infrastructuurfonds.

• De uitvoering van de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken wordt

voortgezet.

• Het kabinet zet zich in voor de export van producten, kennis en kunde van de

watersector.

Dierenwelzijn is belangrijk en leeft breed onder de bevolking. De afgelopen jaren is veel

verbeterd en die lijn trekken we door.

• De komende jaren wordt dierenwelzijn verder verankerd in de intensieve veehouderij.

Uitgangspunt is het advies van de commissie Van Doorn.

• We ondersteunen samenwerking van organisaties binnen de voedselketen op het

terrein van dierenbescherming, consumentenbelangen, landbouw en

levensmiddelenhandel.

• We toetsen planologische regels voor de bouw van zeer grote stallen en regels voor

het gebruik van antibiotica voor dieren op volksgezondheidsaspecten en scherpen ze

zo nodig aan.

• De reguliere politie pakt verwaarlozing en mishandeling van dieren hard aan. Zware

straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit beleid.

• Er komt een verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen.

 

29/10/2012 41

XIII. Bestuur

Een krachtige en dienstverlenende overheid vraagt een duidelijke afbakening van taken

en verantwoordelijkheden tussen en binnen bestuurslagen. Het overbrengen van een groot

aantal taken van het Rijk naar gemeenten maakt meer maatwerk mogelijk en vergroot de

betrokkenheid van burgers. Gemeenten kunnen de uitvoering van de taken beter op elkaar

afstemmen en zo meer doen voor minder geld. Hiertoe biedt het Rijk hen ruime

beleidsvrijheid.

Een grote decentralisatie van taken en bevoegdheden vergt medeoverheden die op een

passende schaal zijn georganiseerd. Voor de lange termijn hebben wij het perspectief van

vijf landsdelen met een gesloten huishouding en gemeenten van tenminste

honderdduizend inwoners voor ogen. De inwonersnorm kan worden aangepast aan de

bevolkingsdichtheid in verschillende delen van het land. De waterschappen worden

samengevoegd met de landsdelen. Samen met de medeoverheden willen we dit lange

termijn perspectief realiseren. Ontwikkelingen in de gewenste richting worden

aangemoedigd.

De landelijke overheid zal zijn doen en laten in de contacten met medeoverheden richten

op het gewenste eindbeeld. Dit heeft gevolgen voor het overleg en de vormgeving van

decentralisaties en financieringsarrangementen. Decentralisaties zullen in principe gericht

worden op 100.000+ gemeenten. Gemeenten benutten mogelijkheden om bewoners van

wijken, buurten en dorpen te betrekken bij zaken die hen raken.

• De provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland worden samengevoegd, waarbij

over de positie van de Noordoostpolder later een beslissing valt.

• Met de overige provincies bespreken we initiatieven gericht op vergroting van de

provinciale schaal.

• Wij kiezen voor een materieel gesloten provinciale huishouding, beperkt tot taken op

het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, natuur en regionaal

economisch beleid.

• Waterschapsverkiezingen gaan plaatsvinden op de dag van de verkiezingen voor

provinciale staten. We bevorderen opschaling tot tien à twaalf waterschappen.

Waterschappen verdwijnen uit de Grondwet.

• Een wetsvoorstel tot afschaffing van de WGR+ samenwerkingsverbanden zal worden

ingediend.

• We nodigen provincies uit om met gemeenten initiatieven gericht op vergroting van

de gemeentelijke schaal te bespreken.

• Het wetsvoorstel tot vermindering van politieke ambtsdragers met 25 procent zal

worden aangepast. Het aantal gemeenteraadsleden daalt tot het aantal dat bestond

voor de dualisering van het gemeentebestuur. We verwelkomen het initiatief op dit

punt vanuit de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor het initiatief tot

deconstitutionalisering van de aanstelling van de burgemeester en de commissaris van

de Koningin. De voorgestelde daling van het aantal provinciale politieke

ambtsdragers zal wel 25 procent blijven.

• Het BTW-compensatiefonds zal worden afgeschaft. Uit de evaluatie van het fonds is

gebleken dat het niet tot het achterliggende doel -doelmatigheidswinst door

uitbesteding- heeft geleid.

 

29/10/2012 42

• Decentrale overheden gaan in 2013 verplicht schatkistbankieren. Niet alleen daalt

hierdoor de schuld van Nederland, maar met schatkistbankieren worden de risico’s

van beleggen voor decentrale overheden tot nul gereduceerd.

• Stemmen vanuit het buitenland wordt makkelijker gemaakt.

• Ook lokale partijen gaan onder de wet financiering politieke partijen vallen.

• Het toezicht op de landen van het Koninkrijk op grond van de rijkswet financieel

toezicht blijft gehandhaafd. Fundamentele menselijke rechten en vrijheden,

rechtszekerheid en deugdelijkheid bestuur en beheer blijven het uitgangspunt voor de

Koninkrijksrelaties. De specifieke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als

onderdeel van het land Nederland wordt gerespecteerd.

De rijksoverheid gaat goedkoper, flexibeler en efficiënter werken, met minder

bestuurlijke en ambtelijke drukte en regeldruk. Dat moet bijdragen aan verbetering van de

dienstverlening aan burgers en bedrijven. Beleid en uitvoering worden vereenvoudigd,

toezichtstaken en adviesfuncties samengevoegd, taken beëindigd of gedecentraliseerd

naar andere overheden en de deregulering met kracht voortgezet. Dit leidt tot lagere

nalevingskosten. Vanwege het grote belang en de complexiteit van deze opgave wordt de

verantwoordelijkheid hiervoor ondergebracht bij een nieuwe minister voor Wonen en

Rijksdienst met doorzettingsmacht, op het ministerie van BZK.

• Aanvullend op de eerdere besparingen wordt binnen de rijksdienst in 2017 nog eens

900 miljoen (1,1 miljard structureel) omgebogen. De bezuiniging richt zich op

vastgoed en huisvesting, basisregistratie en keteninformatie en de bedrijfsvoering bij

zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en daarmee vergelijkbare organisaties. Het

project compacte rijksdienst wordt afgerond. Alle ministeries en ZBO’s nemen deel

aan rijksbrede shared services onder meer op het gebied van bedrijfsvoering.

• Het strategisch personeelsbeleid richt zich op voortdurende kwaliteitsverbetering, het

flexibiliseren van de organisatie en het verminderen van het aantal coördinatielagen.

• Het kabinet streeft naar meer vrouwen in hogere (management)functies bij de

rijksoverheid, zowel bij nieuwe instroom in de algemene bestuursdienst als in overige

functies. In 2017 bestaat tenminste 30 procent van de algemene bestuursdienst (ABD)

uit vrouwen.

• Wij willen onderzoeken of het werkt om bij de arbeidsvoorwaarden uit te gaan van de

loonsombenadering. Op die manier wordt het mogelijk ruimte voor secundaire

arbeidsvoorwaarden – het pensioen uitgezonderd – te gebruiken voor meer loon.

• Het ontslagrecht van ambtenaren wordt in overeenstemming gebracht met het

ontslagrecht van werknemers buiten de overheid. Ook secundaire arbeidsvoorwaarden

van ambtenaren worden – na raadpleging van de sociale partners – gelijkgetrokken

met die in de private sector.

• Met de organisaties van werknemers bespreken we het openstellen van de laagste

ambtelijke loonschalen, zodat medewerkers in facilitaire functies eventueel in dienst

genomen kunnen worden.

• In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris van

bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee passen we het wetsvoorstel

normering topinkomens aan, dat betrekking heeft op de salarissen in de (semi-)

publieke sector. De norm wordt 100 in plaats van 130 procent van een ministersalaris.

 

29/10/2012 43

Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers. Het is

mogelijk een uitzondering te maken als dat noodzakelijk is.

• De procesketens binnen de Rijksdienst houden we tegen het licht om

doelmatigheidswinst en kostenbesparing te kunnen realiseren. Na de al gestarte

doorlichting van de vreemdelingenketen volgt de veiligheidsketen.

• Niet alleen de bedrijfsvoering van ZBO’s wordt tegen het licht gehouden, ook kijken

we of de ZBO-vorm de meest geëigende is. Daarbij gelden de volgende

uitgangspunten:

– uitbesteding of uitvoeren binnen het publieke domein?

– in het publieke domein “agentschap, tenzij”

– als het een ZBO moet zijn, dan kan zich dat beperken tot het bestuur.

• De product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Publieke taken die nu binnen de

publiekrechtelijke organisatie (PBO) worden uitgevoerd, zullen worden

ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken. Ondernemers kunnen er

voor kiezen de andere taken als voorlichting, promotie en belangenbehartiging voor

eigen rekening uit te voeren, bijvoorbeeld in een brancheorganisatie.

 

29/10/2012 44

BIJLAGE A

Financieel beeld

Samenvatting financieel beeld.

Totaaloverzicht (in € mln. -/- is

saldoverbeterend)

2013 2014 2015 2016 2017 struc

Uitgaven (incl. indicatief GF/PF-effect) 527 -12 -3.293 -5.874 -8.998 -10.522

wv ombuigingen -77 -1.708 -6.240 -9.285 -12.896 -17.674

wv intensiveringen 604 1.696 2.947 3.411 3.898 7.152

Lasten -284 -2.295 -5.106 -4.628 -4.431 -6.492

Subtotaal 243 -2.307 -8.399 -10.502 -13.429 -17.014

Inkomsten niet lastenrelevant -705 -1.157 -1.156 -2.096 -2.586 -694

Totaal -462 -3.464 -9.555 -12.598 -16.015 -17.708

Maatregelen (in € mln. -/- is

saldoverbeterend)

2013 2014 2015 2016 2017 struc

A Openbaar bestuur 58 -187 -827 -1.591 -2.571 -3.581

B Veiligheid 0 0 0 0 0 0

C Energie -155 212 212 212 212 212

D Onderwijs 313 181 326 196 196 196

E Zorg 145 -370 -3.441 -4.307 -5.384 -5.734

F Sociale Zekerheid -401 -1.054 -1.614 -2.429 -3.241 -4.877

G Overdrachten bedrijven 0 -286 -437 -446 -484 -484

H Internationale samenwerking 0 -520 -540 -540 -1.040 -1.040

I Overige uitgaven 0 -69 -226 -319 -402 -467

J Overige belastingen en premies -422 -1.371 -3.008 -3.374 -3.301 -1.933

totaal -462 -3.464 -9.555 -12.598 -16.015 -17.708

Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de tabellen uit de

financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit regeerakkoord zullen direct op de

departementale (meerjaren)begrotingen worden verwerkt. Intensiveringen uit dit akkoord

worden op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in afwachting

van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter uitwerking van de in dit akkoord

aangekondigde beleidsvoornemens. Deze worden vervolgens tranchegewijs uitgekeerd.

 

29/10/2012 45

Toelichting

A Openbaar bestuur 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 58 -187 -827 -1.591 -2.571 -3.581

1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) -400 -900 -1.100

2 Decentrale overheden (trap-op-trap-af) 58 13 -48 -237 -352 -307

3 Verlaging topinkomens publieke sector -10 -10 -10

4 Incidentele loonontwikkeling op nul

voor de (semi-) collectieve sector

-100 -400 -400

5 Terugdraaien vermindering politieke

ambtsdragers

110 110 110 110

6 Initiatiefwet Heijnen (PvdA) -18 -18 -18 -18

7 Motie Van Haersma Buma afromen

gemeentefonds onderwijshuisvesting

-256 -256 -256 -256

8 Lagere apparaatskosten gemeenten -60 -120 -180 -975

9 Minder provincies -5 -10 -15 -75

10 BTW-compensatiefonds -200 -550 -550 -550 -550

1. Rijksoverheid (incl. ZBO’s)

• Vanaf 2016 zal een nieuwe taakstelling op de Rijksdienst gelden, die oploopt tot 1,1

mld. Deze taakstelling wordt over de departementen (inclusief ZBO’s c.a.; exclusief

krijgsmacht en politie) versleuteld en in de begroting ingeboekt op basis van de

apparaatsuitgaven. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de realisatie van

hun taakstelling en moeten daartoe met specifieke maatregelen komen. Een deel van

de departementale taakstelling kan gerealiseerd worden met behulp van:

• Geïntensiveerde inzet op programma’s Compacte Rijksdienst;

• Efficiënter beheer, onderhoud en gebruik van Rijksvastgoed;

• Versnelde effectieve inzet van basisregistraties;

• Het wettelijk normeren van de bedrijfsvoeringsuitgaven van ZBO’s c.a.;

gebaseerd op het niveau van kerndepartementen en agentschappen;

• Het versterken van de governance en sourcing binnen de bedrijfsvoering.

• Voor de verdeling over de departementale begrotingen zijn de volgende percentages

gehanteerd:

2016 2017 2018 e.v.

HCvS, AZ, Fin, SZW, VWS 1,6% 3,6% 4,4%

VenJ, Defensie, EZ, IenM, 3,2% 7,3% 8,9%

BuiZa, BZK, OCW 4,8% 10,9% 13,3%

• De taakstelling van agentschappen is verdeeld over de begrotingen van de

opdrachtgevende departementen. De agentschappen vallen hierbij onder het

taakstellingspercentage van het moederdepartement.

• De AIVD en het postennetwerk zijn deel van de grondslag van de taakstelling.

Additioneel aan de algemene taakstelling worden hier aanvullende maatregelen

genomen.

 

29/10/2012 46

• De taakstelling leidt per begroting tot de volgende bezuiniging:

Departement (in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2016 2017 2018 e.v.

HCvS -3 -6 -7

AZ 0 0 -1

BuiZa -22 -49 -60

BZK (incl. KR) -64 -143 -175

DEF (excl. krijgsmacht) -17 -39 -48

EZ -35 -79 -96

FIN -50 -112 -136

I&M -43 -98 -119

OCW -24 -54 -67

SZW -23 -52 -64

VWS -9 -21 -26

V&J (excl. politie) -109 -245 -300

Totaal apparaattaakstelling -400 -900 -1.100

Bij eventuele departementale herschikkingen worden naast de programmamiddelen, ook

de bijbehorende apparaatsuitgaven overgeheveld. Hierbij wordt voor

uitvoeringsorganisaties (ZBO’s en agentschappen) uitgegaan van de apparaatskosten. Bij

kerndepartementen wordt uitgegaan van het aantal beleidsmedewerkers maal de totale

apparaatsuitgaven per beleids-fte van het oude departement, tenzij de betrokken

departementen onderling tot andere afspraken komen. Daarmee wordt een evenredig

budget overgeheveld voor ondersteunende dienstverlening. Bij deze afspraken geldt dat

medewerkers het budget volgen.

Op alle overgehevelde apparaatsuitgaven is het taakstellingspercentage van het oude

departement van toepassing.

Het kabinet hanteert in plaats van een nullijn voor de contractloonstijging een budgettaire

nullijn voor de loonsom voor overheidspersoneel in 2012 en 2013. Op voorwaarde van

modernisering van CAO’s en het in lijn brengen van de secundaire arbeidsvoorwaarden

met kabinetsbeleid, kunnen financiële besparingen door het afschaffen van secundaire

arbeidsvoorwaarden in dezelfde CAO-periode worden ingezet voor stijging van het

primair loon. De budgettaire arbeidsvoorwaardenruimte als geheel neemt hierdoor niet

toe.

2. Decentrale overheden trap-op-trap-af

De doorwerking van de normeringsystematiek (samen trap-op-trap-af) leidt tot een daling

van het Gemeentefonds/Provinciefonds.

3. Verlaging topinkomens publieke sector

In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris van

bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee wordt het wetsvoorstel

normering topinkomens aangepast, dat betrekking heeft op de salarissen in de (semi-)

publieke sector. De norm wordt 100% in plaats van 130% van een ministerssalaris.

 

29/10/2012 47

Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers.

Uitzonderingen op de norm moeten een wettelijke basis hebben. De (budgettaire)

verantwoordelijkheid voor het realiseren van de (resterende) taakstelling ligt bij de

minister van BZK.

4. Incidentele loonontwikkeling op nul voor de (semi-)collectieve sector

De bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling (ILO) in de (semi)collectieve sector in

2016 en 2017 wordt beleidsmatig op nul gesteld.

5. Terugdraaien vermindering politieke ambtsdragers

Het verminderen van het aantal politieke ambtsdragers met 25% zoals opgenomen in het

regeerakkoord Rutte I vindt voor gemeenten geen doorgang. Voor de provincies blijft de

maatregel wel van kracht (10 mln. vanaf 2015).

6. Initiatiefwet Heijnen (PvdA)

Het kabinet kiest voor gemeenten voor het toepassen van een dualiseringscorrectie

conform het wetsvoorstel van lid Heijnen tot wijziging van de gemeentewet in verband

met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de

dualisering van het gemeentebestuur. Dit houdt in dat het aantal raadsleden wordt

teruggebracht met 1500 raadsleden. De besparing wordt gerealiseerd door een uitname uit

het Gemeentefonds van 18 mln.

7. Motie Van Haersma Buma afromen Gemeentefonds onderwijshuisvesting

Er vindt een uitname uit het Gemeentefonds plaats van de middelen die in de verdeling

toegerekend worden aan onderwijshuisvesting, maar daar niet aan uitgegeven worden,

zoals geconstateerd in de motie Van Haersma Buma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-

2012, 33 000, nr. 12).

8. Lagere apparaatskosten gemeenten

Het eindperspectief voor gemeenten leidt tot besparingen die ontstaan door

schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder

dubbeling van taken. De besparing gaat uit van een daling van het aantal

gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken.

Er is uitgegaan van het rekenkundige equivalent van een vermindering met 75 gemeenten

in de periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op een

resterend aantal van 100-150 gemeenten in 2025. Dit leidt tot een uitname uit het

Gemeentefonds.

9. Minder provincies

Ons lange termijn perspectief leidt tot aanzienlijke besparingen op de middellange

termijn. Een deel van deze besparing wordt in de periode tot 2017 gerealiseerd door een

eerste opschaling naar 10 provincies. Het eindbeeld betreft 5 landsdelen in 2025. De

besparing leidt tot een uitname uit het Provinciefonds. In deze kabinetsperiode worden

Noord-Holland, Utrecht en (delen van) Flevoland samengevoegd.

 

29/10/2012 48

10. BTW-compensatiefonds

Gemeenten en provincies zullen via de reguliere normeringssystematiek worden

gecompenseerd voor de btw-verhoging. De automatische compensatie die via het BCF

voor de btw-verhoging plaatsvindt, wordt door de sector gefinancierd via een structurele

uitname uit het Gemeentefonds en Provinciefonds van per saldo 200 mln. euro met

ingang van 2014. Ook kunnen met ingang van 2014 geen vorderingen meer ontstaan bij

het BTW compensatiefonds, aangezien het fonds wordt afgeschaft met ingang van 2015.

Bij de overheveling van de middelen uit het BTW-compensatiefonds naar het

Gemeentefonds en Provinciefonds zal een taakstellende structurele korting van 350 mln.

euro plaatsvinden, mede als gevolg van de hogere groei van het BCF de afgelopen jaren

ten opzichte van de accrespercentages.

 

29/10/2012 49

B Veiligheid 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 0 0 0 0 0 0

11 Doelmatiger strafrechtsketen -30 -60 -60 -60 -60

12 AIVD -10 -23 -35 -45 -45

13 Intensivering veiligheid 40 83 95 105 105

11. Doelmatiger strafrechtsketen

Door een betere aansluiting van de te onderscheiden schakels (politie, OM en ZM, maar

bijvoorbeeld ook jeugdzorg) worden in de strafrechtketen efficiëntiewinsten gerealiseerd,

onder meer door ICT-systemen beter op elkaar aan te laten sluiten.

12. AIVD

De taken van de AIVD worden heroverwogen. Voor de informatieverwerving in het

buitenland wordt overgestapt op samenwerking met buitenlandse diensten en wordt de

eigen buitenlandtaak geschrapt. Daarnaast wordt de taak in het kader van het stelsel

bewaken en beveiligen verplaatst naar de politie. Deze beide maatregelen leveren bij de

AIVD een besparing op, oplopend van 13 mln. in 2014 tot structureel 55 mln. vanaf

2017. De maatregel leidt tot extra kosten voor de politie die oplopen van 3 mln. in 2014

tot structureel 10 mln. in 2017 en worden toegevoegd aan het budget van de politie. Deze

besparingen zijn additioneel aan de generieke apparaattaakstelling.

13. Intensivering veiligheid

Er is een bedrag van 105 mln. structureel beschikbaar voor Veiligheid en Justitie, met

name gericht op het versterken van de recherchecapaciteit. De precieze invulling wordt

door de nieuwe minister vorm gegeven.

 

29/10/2012 50

C Energie 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal -155 212 212 212 212 212

14 Terugdraaien intensivering

duurzaamheid

155

-163 -163 -163 -163 -163

15 SDE+ regeling

wv uitgaven 20 80 395 2.420

wv lasten -20 -80 -395 -2.420

16 Inzet terugsluis vergroening

begrotingsakkoord

375 375 375 375 375

14. Terugdraaien intensivering duurzaamheid

In het begrotingsakkoord is een enveloppe voor duurzaamheid gevormd. Deze wordt

teruggedraaid.

15. SDE+ regeling

Het kabinet zet in op het realiseren van 16% duurzame energie in 2020. Om dit te

realiseren worden de uitgaven SDE+ verhoogd en komen er middelen beschikbaar voor

het stimuleren van bij- en meestook van biomassa in kolen- en gascentrales. Het in de

kolom structureel opgenomen bedrag heeft betrekking op de benodigde middelen voor

16% duurzame energie in 2020. Na 2020 zijn de benodigde middelen afhankelijk van de

reeds aangegane verplichtingen en de dan geldende doelstelling.

De verhoging van de uitgaven voor duurzame energie (zie post 114) wordt gedekt uit een

verhoging van de SDE+ heffing.

De uitgaven en ontvangsten ten behoeve van de COVA (stichting centraal orgaan

voorraadvorming aardolieproducten) worden als gevolg van gewijzigde Europese

regelgeving vanaf 2013 verhoogd met 18 mln.

16. Inzet terugsluis vergroening begrotingsakkoord

De bij het begrotingsakkoord gereserveerde middelen voor terugsluis vergroening worden

gedeeltelijk ingezet voor lastenverlichting bij bedrijven ter compensatie van de SDE+

heffing.

 

29/10/2012 51

D Onderwijs 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 313 181 326 196 196 196

17 Schrappen subsidies 0 -100 -200 -200 -200 -200

18 Beëindiging specifieke subsidies

onderwijsvernieuwing groen onderwijs

na 2015

-55 -55 -55

19 Leerwegondersteunend onderwijs -15 -50 -50 -50

20 Afschaffen wettelijk verplichte

maatschappelijke stages

-20 -70 -75 -75

21 Afschaffen gratis schoolboeken -55 -185 -185 -185

22 Minder opleidingen en

macrodoelmatigheid mbo

-60 -120

23 Samenvoegen kenniscentra mbo -40 -80 -80 -80

24 Minder opleidingen hoger onderwijs

(inclusief kunstopleidingen)

-70 -90 -130

25 Verminderen overhead in het hoger

onderwijs

-15 -33 -50 -65 -65

26 Sociaal leenstelsel basisbeurs

bachelor/masterfase hbo/wo met

cohortgarantie

-15 -55 -810

27 OV-Kaart -> kortingskaart (incl mbo

18-)

-5 -45 -425

28 Effect vereenvoudiging Wet studeren is

investeren

1 -9 -14 -19 -33

29 Budget motie Van Haersma Buma naar

scholen ipv gemeenten

256 256 256 256

30 Verdubbeling intensivering

leerkrachten vo (bèta, jong

academisch)

50 50

31 Schrappen maatregel langstudeerders

(plus teruggaaf 2012)

263 220 230 230 230 230

32 Intensivering onderwijs en onderzoek 25 212 504 689 1.938

17. Schrappen subsidies

Er wordt structureel 200 mln. op subsidies omgebogen.

18. Beëindiging specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen onderwijs na 2015

Alle specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen onderwijs worden per 2016

beëindigd.

 

29/10/2012 52

19. Leerwegondersteunend onderwijs

Het Leerwegondersteuning (LWOO) en Praktijkonderwijs (PRO) worden onder het

gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs

ondergebracht. Daarbij wordt een korting op het huidige zorgmiddelenbudget LWOO

PRO toegepast.

20. Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages

De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor scholen

schooljaar 2015/16) afgeschaft. Daarbij zal een uitname uit de algemene uitkering van het

Gemeentefonds plaatsvinden (20 mln. struc). De alternatieve invulling van de

onderwijstijd wordt gedekt uit het bestaande onderwijsbudget.

21. Afschaffen gratis schoolboeken

De wettelijke regeling voor gratis schoolboeken wordt afgeschaft. Het huidige systeem

van inkoop van schoolboeken kan in stand blijven. Voor ouders/verzorgers met een laag

inkomen komt er compensatie in de vorm van een intensivering in het op de vo-leeftijd

gerichte deel van het kindgebondenbudget (90 mln. structureel). De reeks is inclusief

deze compensatie.

22. Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo

Het aantal opleidingen in het mbo wordt verminderd en de macrodoelmatigheid van het

opleidingenaanbod in het mbo wordt vergroot. Deze maatregel resulteert in een

verminderde complexiteit van het mbo en minder kleine mbo opleidingen.

23. Samenvoegen kenniscentra mbo

De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven worden samengevoegd. Waar mogelijk

worden (zo nodig via een wetswijziging) de taken van de kenniscentra ondergebracht bij

de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven en mbo-onderwijsinstellingen; dergelijke

overdracht verloopt budgettair neutraal. De bezuiniging is taakstellend.

24. Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen)

De doelmatigheidswinst van het ingezette beleid om te komen tot een efficiënter

opleidingenaanbod komt ten goede aan de algemene middelen. Het aantal plaatsen aan de

kunstopleidingen wordt gereduceerd; via scherpere selectie voor en na de poort is er op

de kunstopleidingen alleen plaats voor de meest getalenteerden.

25. Verminderen overhead in het hoger onderwijs

De overhead in het hoger onderwijs, zowel in het onderwijs- als in het onderzoeksdeel,

wordt verminderd.

26. Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase HBO/WO met cohortgarantie

Met ingang van studiejaar 2014/2015 wordt de basisbeurs in de bachelor- en masterfase

vervangen door een sociaal leenstelsel. Er is sprake van cohortgarantie (binnen de

bachelorfase respectievelijk binnen de masterfase). Fiscale weglek wordt voorkomen.

 

29/10/2012 53

27. OV-kaart -> kortingskaart (incl. mbo 18-)

De OV-studentenkaart wordt per 2016 omgezet in een studentenkortingskaart voor het

openbaar vervoer. Deze kortingskaart wordt ook verstrekt aan mbo-studenten jonger dan

18 jaar. Fiscale weglek wordt voorkomen.

28. Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren

De vereenvoudigingsvoorstellen op het gebied van de studiefinanciering uit het Voorstel

tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 (Studeren is Investeren)

worden alsnog doorgevoerd.

29. Budget motie Van Haersma Buma naar scholen ipv gemeenten

De onder maatregel 7 uitgenomen middelen worden volledig toegevoegd aan de

lumpsumbekosting van het funderend onderwijs.

30. Verdubbeling intensivering leerkrachten vo (Bèta, jong academisch)

In het begrotingsakkoord is 105 mln. beschikbaar gesteld voor de kwaliteit van docenten

en schoolleiders. Voor begeleiding van startende bèta leraren en jonge academische

leraren in het voortgezet onderwijs wordt 100 mln. incidenteel extra uitgetrokken: 50

mln. in 2013 en 50 mln. in 2014. Deze middelen worden ingezet via een tijdelijke

regeling (niet lumpsum).

31. Schrappen maatregel langstudeerders (plus teruggaaf 2012)

De langstudeerdersmaatregel wordt voor studenten teruggedraaid. De in 2012 reeds

geïnde boetes worden zo snel mogelijk terugbetaald. De Dienst Uitvoering Onderwijs

heeft extra uitvoeringskosten (eenmalig 1 mln.).

32. Intensivering onderwijs en onderzoek

De beschikbare middelen van 689 mln. (808 mln. in 2018) worden als volgt ingezet:

• Er wordt 75 mln. geïntensiveerd in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit

loopt op naar 150 mln. structureel. Hiervan komt 25 mln. beschikbaar door

herprioritering binnen OCW (nader in te vullen) en 25 mln. door een besparing op

fiscale subsidies voor bedrijven (onderdeel van regel 81). Hiermee zullen de ministers

van OCW en EZ de Rijkscofinancieringsbehoefte voor Horizon 2020 dekken.

• Er wordt 344 mln. geïntensiveerd in het primair en voortgezet onderwijs. De

middelen worden vooral ingezet voor kwaliteitverbetering van leraren en

schoolleiders. Daarnaast worden middelen aangewend, onder andere ter financiering

van de wens om tenminste 3 uur per week gymnastiek in het primair onderwijs te

geven binnen de bestaande onderwijsuren.

• Er wordt 250 mln. geïntensiveerd in het MBO. Hierbij staat kwaliteitverbetering van

leraren en schoolleiders voorop. Verder ligt er een accent op techniekonderwijs en

vakscholen.

• Er komt 20 mln. beschikbaar om onbedoelde effecten op te vangen van de maatregel

collegegeld tweede studie.

De middelen voor het onderwijs komen beschikbaar na de vaststelling van een

onderwijsakkoord tussen Rijk en onderwijssectorraden, op voorwaarde dat de

 

29/10/2012 54

arbeidsvoorwaarden in het onderwijs worden gemoderniseerd, teneinde deze meer

participatiebevorderend en meer kwaliteitsbevorderend te maken. In afwachting van een

onderwijsakkoord met concrete en doelmatige bestedingsplannen en vervolgens een

akkoord tussen sociale partners waarin de arbeidsvoorwaarden gemoderniseerd worden,

worden de intensiveringsmiddelen op de Aanvullende Post geplaatst.

De resterende oploop in de middelen na 2017 is beschikbaar voor verdere versterking van

de kwaliteit van het onderwijs.

 

29/10/2012 55

E Zorg 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 145 -370 -3.441 -4.307 -5.384 -5.734

Cure

33 Hoofdlijnenakkoord medisch

specialistische zorg/GGZ naar 2,0%;

huisartsen naar 2,5%.

-355 -760 -1.175 -1.175

34 Honoraria medisch specialisten -100 -100 -100 -100

35 Harmoniseren duur vervolgopleiding

medisch specialisten

20 10 10 -180

36 Concentratie topreferente zorg (IBO

rapport)

-70 -70 -70 -70

37 Stringenter pakketbeheer 3 3 -50 -200 -200

38 Schrappen eigen bijdrage GGZ en

liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen

bijdrage GGZ

145 145 145 145 145 145

39 Intensivering wijkverpleegkundige 50 100 250 250

40 Dekking intensivering

wijkverpleegkundige uit Zvw budget

tweedelijn

-50 -100 -250 -250

41 Afschaffen zorgtoeslag

wv lasten -4.512 -4.512 -4.512 -4.512 -4.512

42 Invoering inkomensafhankelijke

zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag

wv lasten 4.512 4.512 4.512 4.512 4.512

43 Besparing uitvoeringskosten

zorgtoeslag

-15 -15 -15 -15 -15

44 Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH

(€50)

-24 -24 -24 -24 -24

45 Invoering inkomensafhankelijk eigen

risico

30 0 0 0 0

Care

46 Geen aanspraak op begeleiding,

budget 75% naar gemeenten,

overheveling persoonlijke verzorging

-290 -1.540 -1.565 -1.580 -1.700

47 Landelijke invoering intramurale

AWBZ

25 -20 -475 -475

48 Overheveling extramurale verpleging

naar Zvw (5%)

-30 -30

49 Overheveling langdurige GGZ naar de

Zvw

0 0

50 Extramuraliseren ZZP 4 -35 -70 -110

51 Verhogen intramurale eigen bijdrage

AWBZ

-30 -40 -50 -50 -50

52 Ontschotten jeugdzorg -40 -100 -150 -150

53 Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg 70 70 70 70

 

29/10/2012 56

54 Intensivering arbeidsmarkt zorg 100 100

55 Huishoudelijke hulp

inkomensafhankelijk beperken

-89 -975 -1.140 -1.140 -1.140

56 Verplicht hergebruik

scootmobiel/rolstoel etc. in Wmo

-15 -25 -50 -50

Inkomensregelingen

57 Maatwerkvoorziening inkomenssteun

chronisch zieken en gehandicapten

100 709 759 761 761

58 Wtcg afschaffen -553 -645 -649 -649

59 Regeling specifieke zorgkosten

wv uitgaven -36 -42 -42 -42

wv lasten -450 -450 -450 -450

60 CER afschaffen -200 -200 -200 -200 -200

Cure

33. Hoofdlijnenakkoorden medisch specialistische zorg/GGZ naar 2%, huisartsen naar

2,5%

Met de sectoren van medisch specialisten/medisch specialistische instellingen, de GGZ

en de huisartsen worden voor de periode 2015-2017 nieuwe hoofdlijnenakkoorden

gesloten met daarin afspraken over het beperken van de jaarlijkse groei tot 2% (ruim

boven de demografische groei van 1,1%). Huisartsen krijgen 0,5 procentpunt extra ten

opzichte van de medisch specialistische zorg en de GGZ om substitutie te faciliteren.

In deze akkoorden worden onder meer afspraken gemaakt over een meer integrale

benadering in de aanpak van de zorgvraag, substitutie van 2e naar 1e lijn, verdere

kwaliteitsverbetering, meer inzicht in zorgzwaarte, verbetering van de

informatievoorziening, aanpassing van de bekostigingsstructuur (meer afrekenen op

gezondheidswinst i.p.v. productie), doelmatig gebruik (specialité) geneesmiddelen en de

inzet van het macrobeheersingsinstrument (MBI) als stok achter de deur.

De overheid werkt verder aan het versterken van de rol van verzekeraars door onder

andere het nemen van de volgende maatregelen: het afschaffen van art. 13 Zvw zodat

selectieve inkoop wordt ondersteund, het uitsluitend verplicht verzekeren van zorg uit het

basispakket via de naturapolis, het toezien op verbetering van de informatievoorziening

en ondersteunen/ingrijpen waar noodzakelijk. Tevens zet de overheid zich in voor het

maken van prijs/volume afspraken met fabrikanten over specialité geneesmiddelen.

Verder wordt vastgehouden aan afspraken rond het volledig afschaffen van de ex-post

risicoverevening per 2015. Onder de met de akkoorden te realiseren opbrengsten vallen

ook maatregelen als een doelmatiger verdeling van SEH’s en doelmatiger inkoop van

medische technologie en hulpmiddelen.

 

29/10/2012 57

34. Honoraria medisch specialisten

De onder het huidige hoofdlijnenakkoord afgesproken route van de invoering van

integrale tarieven blijft van kracht, in lijn met de zienswijze van de commissie Meurs. De

commissie concludeert dat er onder het huidige beheersmodel ruimte voor

inkomensmatiging resteert. Derhalve wordt aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden een

besparing van 100 mln. doorgevoerd op het budgettair kader van medisch specialisten

door deze na afloop van het lopende hoofdlijnenakkoord taakstellend te verlagen in

combinatie met de honorariumtarieven.

35. Harmoniseren duur vervolgopleiding medisch specialisten

Het aantal jaren van publieke bekostiging voor medisch specialistische vervolgopleiding

wordt geharmoniseerd tot de opleidingsduur zoals geformuleerd in de EU-richtlijn voor

erkenning van beroepskwalificaties (2005/36/EU). De herziening van het curriculum gaat

met invoeringskosten gepaard. Structureel levert deze maatregel vanaf 2020 een

besparing op van 180 mln. euro.

36. Concentratie topreferente zorg (IBO rapport)

Doelmatigheidsverbeteringen op het vlak van topreferente zorg en onderzoek worden

bereikt door verdere concentratie en via mogelijke toetreding van andere instellingen dan

UMC’s. Door het bereiken van hogere vaardigheid van ziekenhuizen kan met een hogere

kwaliteit eenzelfde productie worden bereikt in een topreferent (deel)specialisme.

Hiermee wordt een doelmatigheidswinst op de academische component gehaald. Deze

wordt taakstellend verlaagd.

37. Stringenter pakketbeheer

Deze maatregel betreft het stringenter beheren van het verzekerd basispakket, zodat

alleen nog noodzakelijke en (kosten)effectieve zorg wordt vergoed. Hiertoe worden de

volgende wijzigingen doorgevoerd:

1. Noodzakelijkheid (medisch-inhoudelijk en budgettair) wordt een apart voorliggend (en

daardoor op zichzelf doorslaggevend) criterium. Een uitzondering hierop betreft zorg die

een ketenfunctie heeft, bijvoorbeeld de huisartsenzorg. Daarnaast wordt het criterium

(relatieve) kosteneffectiviteit wettelijk verankerd.

2. Het instrument van voorwaardelijke toelating/financiering tot het pakket in combinatie

met risicogericht pakketbeheer wordt breed en met een sunset-clausule ingezet. Tijdens

de periode van voorwaardelijke toelating/financiering (maximaal 4 jaar) wordt

(kosten)effectiviteit in beeld gebracht. Bij het besluit van de Ministerie van VWS tot het

wel/niet toelaten tot het pakket, speelt ook de beschikbare ruimte binnen het budgettaire

kader een rol.

3. Het CVZ licht elk jaar een deel van het pakket door met een taakstellend percentage

uitgavenbesparing. Ook vinden meer ex ante toetsingen op instroom en risicogericht expost

toetsingen ter bevordering van uitstroom plaats. Selectief doch systematisch wordt

de kosteneffectiviteit in beeld gebracht. De maatregel vereist investeringen in de

capaciteit bij het CVZ; hiermee is in de opbrengst rekening gehouden.

 

29/10/2012 58

38. Schrappen eigen bijdrage GGZ en liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen bijdrage eerste

en tweedelijns GGZ

De invoering van de eigen bijdrage tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage van 7,50 euro

per verpleegdag in instellingen voor medisch-specialistische zorg worden teruggedraaid.

Om afwenteling binnen de GGZ te voorkomen wordt de bestaande eigen bijdrage in de

eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in

eerste en tweede lijn gezamenlijk. Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de

eerstelijns GGZ.

39. Intensivering wijkverpleegkundige

Met deze intensivering wordt het mogelijk op grotere schaal wijkverpleegkundigen in te

zetten. Met dit budget wordt de zorg en ondersteuning die wijkverpleegkundigen leveren

bekostigd. De wijze van bekostigen wordt nog nader bezien. Bij deze maatregel wordt er

vanuit gegaan dat eventuele in- en uitvoeringskosten uit de intensivering worden gedekt.

Er is totaal 250 mln. beschikbaar die wordt ingezet voor opleidingen, infrastructuur (daar

waar nodig) en ondersteuning om meer wijkverpleegkundigen in te kunnen zetten.

40. Dekking wijkverpleegkundige

Aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden wordt, in het kader van de substitutie van zorg,

taakstellend budget vrijgemaakt ten gunste van een budget voor verpleegkundigen.

41. Afschaffen zorgtoeslag

Door invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie, wordt de zorgtoeslag

overbodig.

42. Invoering inkomensafhankelijk zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag

De zorgpremie wordt inkomensafhankelijk gemaakt. De nominale premie komt

gemiddeld uit op €400 in 2017. De inkomensafhankelijke premie wordt geheven vanaf

het wettelijk minimumloon (incl. vakantiegeld) tot een grens van 2x modaal en het tarief

wordt geharmoniseerd. De inkomensgrens van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB)

wordt eveneens verhoogd naar 2x modaal. De IAP en de IAB worden beide uitgevoerd

door de belastingdienst.

De zorgtoeslag wordt met de invoering van de inkomensafhankelijke premie afgeschaft.

Het budget van de zorgtoeslag in 2014 wordt teruggesluisd via een verlaging van de

belastingtarieven tweede en derde schijf met 4,05%.

43. Besparing uitvoeringskosten zorgtoeslag

Door het afschaffen van de zorgtoeslag wordt 15 mln. bespaard aan uitvoeringskosten.

44. Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH (€50)

Voor zelfverwijzers op de spoedeisende hulp (SEH) wordt een eigen bijdrage

geïntroduceerd van 50 euro per bezoek.

 

29/10/2012 59

45. Invoering inkomensafhankelijk eigen risico

Het eigen risico wordt in 2015 budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk

eigen risico. De additionele uitvoeringskosten worden gedekt binnen het eigen risico. De

drie tredes gelden voor drie even grote inkomensgroepen (en zullen bij invoering grofweg

180-350-595 bedragen).

Care

De huidige langdurige zorg (AWBZ) kent brede aanspraken die naast zorg ook meer

algemeen ondersteunend kunnen zijn. Voor houdbare langdurige zorg is een

koerswijziging noodzakelijk waarbij is gekeken naar te behalen synergievoordelen en de

mogelijkheid tot volledig risicodragende uitvoering om te bezien welke zorg vanuit welk

domein wordt geleverd.

De AWBZ zorg die nu thuis of in de omgeving wordt geleverd en die met name

ondersteunend van aard is, wordt vanaf 2015 door gemeenten uitgevoerd (onder de

Wmo). Gemeenten kunnen meer maatwerk bieden en inspelen op lokale omstandigheden

en zorgbehoefte van cliënten.

Zorg die meer medisch gericht is, zoals de AWBZ verpleging aan huis en de GGZ, wordt

risicodragend ondergebracht bij zorgverzekeraars. Zij hebben de kennis in huis om

hiervoor de juiste zorg in te kopen voor patiënten en er een integraal aanbod van te

maken.

De AWBZ in nieuwe opzet blijft behouden voor echt onverzekerbare risico’s, de

zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten. Deze doelgroep kenmerkt zich door een

brede zorgvraag (levenslang) die vanuit zorginstellingen wordt geleverd. Om de kennis

over gespecialiseerde zorg te optimaliseren wordt de uitvoering gecentraliseerd

(landelijk).

46. Geen aanspraak op begeleiding, budget 75% naar gemeenten, overheveling

persoonlijke verzorging

Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van

ondersteuning, begeleiding en verzorging. De dienstverlening wordt meer gericht op waar

ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning

(WMO). In 2014 wordt de aanspraak voor de functie begeleiding in de AWBZ beperkt

door de aanspraak op dagbesteding te laten vervallen. Voor de functie persoonlijke

verzorging vervalt in 2014 het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 mnd. en wordt

de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week verhoogd. Vanaf 2015

wordt de extramurale zorg overgeheveld naar het gemeentelijk domein. De opbrengst

vanaf 2014 is een netto reeks.

 

29/10/2012 60

47. Landelijke invoering intramurale AWBZ

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een nieuwe

landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf ZZP

5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de contracteerruimte. De

voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als pgb’s maken

deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als indicatiestelling komt hier terecht. De

bestaande regionale structuur van zorginkoop met budgetplafond wordt vooralsnog

gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt tot degenen die het echt nodig hebben. De

besparing ontstaat door het terugdringen van regionale variatie en spreiding in

tariefstelling. Het gebruik van persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg

overigens geleid tot zorg op maat en institutionele innovaties.

48. Overheveling extramurale verpleging naar Zvw (5%)

De AWBZ functie extramurale verpleging wordt per 2015 overgeheveld naar de Zvw. In

2017 zijn zorgverzekeraars hiervoor volledig risicodragend, waardoor een besparing van

30 mln. (5% van grondslag van 600 mln.) wordt bereikt. Voor de jaren 2015 en 2016

wordt een hoofdlijnenakkoord gesloten met verzekeraars waarin het budgetplafond voor

de uitvoering van de functie verpleging en het tempo van opbouw risicodragendheid

zorgverzekeraars wordt vastgelegd.

49. Overheveling langdurige GGZ naar de Zvw

De huidige intramurale GGZ in de AWBZ wordt per 2015 overgeheveld naar de Zvw,

waarbij over het onderdeel maatschappelijke opvang (Zvw of gemeenten) nog een nader

besluit wordt genomen. Voor de jaren 2015 tot 2017 wordt een hoofdlijnenakkoord

gesloten met verzekeraars, zorgkantoren en aanbieders. Daarin wordt voor de over te

hevelen zorg een budgetplafond en het tempo van opbouw risicodragendheid voor de

uitvoering van de huidige intramurale GGZ vastgelegd. In 2017 worden zorgverzekeraars

hiervoor volledig risicodragend.

50. Extramuraliseren ZZP 4

Met deze maatregel wordt beoogd dat cliënten met een lichtere zorgvraag die voorheen in

een intramurale setting zorg zouden ontvangen, voortaan de zorg in de eigen omgeving

krijgen (scheiden wonen en zorg). Concreet wordt met deze maatregel de aanspraak voor

ouderen (V&V) en verstandelijk gehandicapten op zorgzwaartepakket (ZZP) 4 geschrapt

en ZZP’s met een vergelijkbare zorgzwaarte in de gehandicaptenzorg. De maatregel

wordt ingevoerd voor nieuwe cliënten/herindicaties vanaf 2016.

51. Verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ

Met deze maatregel wordt de intramurale eigen bijdrage verhoogd tot de zak- en

kleedgeldnorm. Bovendien wordt de huidige korting die cliënten ontvangen op de eigen

bijdrage vanuit de Wtcg beperkt. Besparing is structureel 50 mln.

 

29/10/2012 61

52. Ontschotten jeugdzorg

Het jeugdzorgbudget, dat per 2015 met een decentralisatie-uitkering naar gemeenten

wordt overgeheveld, wordt additioneel verlaagd met 150 mln. met een ingroei in 2015 en

2016. Gemeenten kunnen deze taak veel doelmatiger uitvoeren door ontschotting,

preventie/vroegtijdig signaleren, verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg en

eenvoudigere (indicatie-)procedures. Het ‘recht op zorg’, de PGB ‘kan’ bepaling en de

gemeentelijke taak worden in de nieuwe wet zodanig beschreven dat dit voldoende

beleidsvrijheid en ruimte voor maatwerk biedt. Daarnaast is scherpere tarifering van

zorgaanbieders mogelijk en kunnen gemeenten efficiency behalen bij de gesloten

jeugdzorg door de overcapaciteit in het aanbod niet langer te bekostigen en de

gemiddelde verblijfsduur te verlagen.

53. Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg

De introductie van een eigen bijdrage in de jeugdzorg, die per 2015 was voorzien en door

gemeenten zou worden uitgevoerd, wordt ongedaan gemaakt.

54. Intensivering arbeidsmarkt zorg

Er wordt 100 mln. ingezet om het voor gemeenten financieel mogelijk te maken

huishoudelijke dienstverlening aan te bieden waarbij voor de dienstverlener in beginsel

dezelfde sociale rechten gaan gelden als voor een gewone werknemer. Dit in tegenstelling

tot de sociale rechten onder de regeling dienstverlening aan huis.

55. Huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk beperken

Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de WMO wordt voor nieuwe cliënten

in 2014 beëindigd. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in.

Gemeenten behouden 25% van het budget voor een maatwerkvoorziening.

56. Verplicht hergebruik scootmobiel/rolstoel etc in de Wmo

Hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobiel worden verstrekt door gemeenten binnen

de Wmo. Hiervoor geldt voortaan een plicht tot hergebruik. Er wordt taakstellend

uitgegaan van een structurele opbrengst van 50 mln.

Inkomensregelingen

57. Maatwerkvoorziening inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten

De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het

organiseren van zorg dicht bij mensen maakt vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk

van regelingen als de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg),

de fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten en de Compensatie Eigen Risico

(CER). Door decentralisatie van de financiële ondersteuning voor chronisch zieken en

gehandicapten met meerkosten ontstaat uit een complex van ongerichte regelingen één

eenduidig vangnet, waarmee de doelgroep op transparante wijze en met scherpe focus

bereikt wordt.

 

29/10/2012 62

Voor het leveren van maatwerk door gemeenten aan chronisch zieken en gehandicapten

die in de knel kunnen komen door meerkosten komt structureel ruim 760 mln.

beschikbaar. Dit budget wordt vrijgemaakt uit het afschaffen van de Wtcg, de fiscale

regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten, de daarmee samenhangende

Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) en de CER.

Het wettelijk kader voor het uitvoeren van deze taak door gemeenten kan de Wmo of de

Wet bijzondere bijstand zijn, maar ook een nieuw op te stellen wettelijk kader behoort tot

de mogelijkheden.

58. Wtcg afschaffen

De Wtcg wordt vóór 1-1-2014 in zijn geheel afgeschaft. Dit betekent dat in 2014 (met

een kleine doorloop naar 2015) de laatste uitbetalingen van Wtcg-forfaits plaatsvinden

voor rechten die in jaren t/m 2013 zijn opgebouwd. Ook de Wtcg-korting op de eigen

bijdrage AWBZ/Wmo voor extramurale gevallen vervalt (voor intramurale gevallen, zie

de maatregel verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ). Per 2015 wordt de taak naar

gemeenten overgeheveld. Het afschaffen van de Wtcg levert structureel 649 mln. op.

Hierin is ook de structurele doorwerking van de doelgroepverkleining door de maatregel

rond fysiotherapie opgenomen. Bijna tweederde van dit besparingsbedrag wordt aan het

budget voor maatwerk gemeenten toegevoegd.

59. Regeling specifieke zorgkosten afschaffen

De fiscale regeling voor de aftrek van specifieke zorgkosten wordt in zijn geheel – net als

de Wtcg – per 2014 afgeschaft. Daarmee verliest ook de Tegemoetkoming Specifieke

Zorgkosten (TSZ) zijn functie en vervalt derhalve tegelijkertijd. De helft van de

besparing van 492 mln. komt ten gunste van het budget voor gemeentelijk maatwerk.

60. CER Afschaffen

De Compensatie Eigen Risico (CER) wordt afgeschaft. Voor de CER geldt, net als voor

de Wtcg, dat de regeling ongericht en ondoelmatig is. Van de besparing van 200 mln.

wordt de helft aan gemeenten beschikbaar gesteld voor het gerichter ondersteunen van

chronisch zieken en gehandicapten die door meerkosten in de problemen komen.

 

29/10/2012 63

F Sociale Zekerheid 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal -401 -1.054 -1.614 -2.429 -3.241 -4.877

61 WW/Ontslag (ten opzichte van

basispad)

wv uitgaven 784 947 592 284 -140

wv lasten -1.300 -1.300 -1.300 -1.300 -1.300

62 Participatiewet (Voorheen Werken

naar Vermogen, taakstelling oplopend

in 6 jaar)

-60 -180 -290 -400 -1.830

63 Quotumregeling bedrijven

arbeidsgehandicapten (ingroei in 6

jaar)

10 -5 -60 -130 -340

64 Hervorming kindregelingen

wv uitgaven -2 19 309 73 -90 -59

wv lasten -830 -840 -840 -840

65 Ombuiging reïntegratie -55 -83 -110 -138 -138

66 Aanscherpen definitie passende arbeid

WW

3 3 -21 -32 -46 -57

67 Algehele arbeids-en reintegratieplicht

en naleving WWB

-13 -45 -90 -95 -95

68 AOW voor samenwonenden naar 50%

WML

-10 -30 -50 -200

69 Overbruggingsregeling AOWverhoging

75 45 45 20 0

70 Doorwerkbonus/mobiliteitsbonus

wv lasten 150 150 300 300 300 300

71 Schrappen voorschotregeling AOW -10 -30 -30 50 20 0

72 Snellere verhoging AOW leeftijd -70 -160 0

73 Schrappen toeslag jonge partner AOW

> 50.000

-15 -40 -40 -40 0

74 Terugdraaien geen MKOB bij

onvolledige opbouw

8 16 16 16 16

75 Niet invoeren vitaliteitssparen

wv lasten -580 -764 -759 -734 -700 -140

76 Huishouduitkeringstoets -80 -80 -80 -80

77 Modernisering ZW: 1 jaar uitstel

werknemerprikkel

38 24 0 0 0 0

78 ANW naar maximaal 1 jaar -8 -23 -35 -74

79 Intensivering armoedebeleid 80 100 100 100 100

80 Temporiseren afbouw ahk in

referentieminimumloon

30 60 94 123 0

 

29/10/2012 64

61. WW/ontslag (ten opzichte van basispad)

De maximale WW-duur wordt per 1-7-2014 voor nieuwe instroom in de WW beperkt tot

24 maanden, waarvan 12 loongerelateerde uitkering gevolgd door maximaal 12 maanden

vervolguitkering van 70% WML. De opbouw van het arbeidsverleden wordt aangepast.

De opbouw in de eerste 10 jaar is 1 maand WW per gewerkt jaar en daarna is de opbouw

een halve maand WW per gewerkt jaar. Daarbij wordt het reeds opgebouwde

arbeidsverleden van voor 2014 gerespecteerd, zodat de jaren die liggen voor het

kalenderjaar 2014 blijven tellen voor 1 jaar en de jaren 2014 en later tellen voor ó jaar

vanaf het 11e jaar arbeidsverleden. De IOAW wordt in 2014 afgeschaft. De IOW (zonder

vermogenstoets en partner- of inkomenstoets) wordt daarentegen toegankelijk gemaakt

voor mensen die werkloos worden op het moment dat zij 55 jaar of ouder zijn.

De raming van de opbrengst van deze maatregelen, zie eerste rij in de tabel, betreft de

duurverkorting, de aanpassing van de opbouw, het afschaffen van de IOAW, de

uitbreiding van de IOW, de doorwerking op de WGA en de uitvoeringskosten.

Het verhalen van de eerste zes maanden WW/uitkering op werkgevers vindt geen

doorgang. De WW-premies gaan structureel vanaf 1-1-2014 met 1,3 mld. omhoog. Deze

lastenverzwaring voor werkgevers komt in de plaats van het WW-verhaal en wordt

gecompenseerd door lagere ontslagvergoedingen, die door een wettelijke norm in

omvang beperkt worden, en omgezet in een transitiebudget ten bate van (om)scholing en

van werk-naar-werk trajecten. De omvang van het budget wordt een kwart maand per

gewerkt jaar vanaf het eerste jaar met een maximum van 4 maanden. Verder ontstaat door

de hervorming het ontslagstelsel, ingaand per 1-7-2014, één route voor ontslag via het

UWV, in de vorm van een preventieve toets. De kantonrechtersroute wordt opgeheven,

waardoor uitvoeringskosten (5 mln.) worden overgeheveld van de rechtspraak naar het

UWV.

(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 struc

WW 34 -53 -408 -716 -1140

Schrappen WW-verhaal 750 1.000 1.000 1.000 1.000

Totaal uitgaven 784 947 592 284 -140

Totaal lasten: WW premieverhoging -1.300 -1.300 -1.300 -1.300 -1.300

Totaal -516 -353 -708 -1.016 -1.440

 

29/10/2012 65

62. Participatiewet (voorheen Wet Werken naar vermogen, taakstelling oplopend in 6

jaar)

(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 struc

Wajong: beperken toegang tot volledig en

duurzaam

0 -40 -80 -120 -1.180

Wsw: geen nieuwe instroom + nieuwe

voorziening beschutte werkplek

-20 -50 -70 -90 -650

Efficiencykorting Participatiebudget

geleidelijk

-40 -90 -140 -190 0

Totaal -60 -180 -290 -400 -1.830

Er komt één participatiewet die de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong samenvoegt.

Voor de hele doelgroep wordt een systeem van loondispensatie geïntroduceerd zoals dat

nu in de Wajong bestaat. Hierdoor kunnen de gemeenten meer mensen laten participeren,

budgetten gerichter en effectiever inzetten en kosten besparen. Met ingang van 1-1-2014

wordt de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten;

voor de groep ‘niet volledige en duurzame arbeidsongeschikten’ is de nieuwe

participatiewet beschikbaar. Huidige Wsw’ers en Wajong’ers worden niet herkeurd.

Instroom in de Wsw in zijn huidige vorm en voorwaarden wordt gestopt met ingang van

1-1-2014. Gemeenten krijgen binnen de kaders van de participatiewet de ruimte om

beschut werk zelf te organiseren als voorziening. Voor deze nieuwe voorziening beschut

werk komen geleidelijk middelen beschikbaar voor structureel 30.000 plekken, afgestemd

op 100% WML. Re-integratie en begeleidingsbudgetten worden samengevoegd in een

gebundeld re-integratiebudget. Deze middelen zullen gerichter en efficiënter worden

ingezet, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een

arbeidshandicap. Vanaf 1-1-2014 nemen deze middelen over een periode van zes jaar

geleidelijk af. Tot slot geldt dat de doelgroep arbeidsgehandicapten voor de

mobiliteitsbonus toeneemt. De extra kosten die hieruit voortvloeien worden gedekt

binnen de beschikbare middelen voor mobiliteitsbonussen.

63. Quotumregeling bedrijven arbeidsgehandicapten (ingroei in 6 jaar)

Er komt per 1-1-2015 een verplicht quotum voor middelgrote en grote werkgevers in de

markt-, premiegesubsidieerde en collectieve sectoren voor het in dienst hebben van

arbeidsgehandicapten op straffe van een boete. Dit quotum wordt stapsgewijs in zes jaar

ingevoerd. De opbrengst bestaat uit boeteopbrengsten en lagere uitkeringslasten, na aftrek

van uitvoeringskosten, weglekeffecten en de dubbeltelling met de Wajong maatregel uit

de Participatiewet.

 

29/10/2012 66

64. Hervorming kindregelingen

Het aantal kindregelingen wordt per 1-1-2015 beperkt tot vier: Kinderbijslag (AKW),

Kindgebonden budget (WKB), Kinderopvangtoeslag (KoT) en de Inkomensafhankelijke

Combinatiekorting (IACK). De besparing bij deze hervorming betreft een saldo van

maatregelen aan zowel de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting, zie tabel.

(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2013 2014 2015 2016 2017 struc

1. Afschaffen aanvulling alleenstaande ouders 0 0 -350 -350 -350 -350

3. Introduceren kop op kindgebonden budget (WKB) 0 76 915 915 915 915

4. Verlagen WKB afbouwgrens 0 -19 -226 -233 -240 -200

5. Versoberen kinderbijslag -2 -59 -283 -501 -647 -656

6. Hervormen WTOS en TOG 0 0 0 0 0 0

8. WKB: Verhogen bedrag 1e kind met 25 euro 0 1 15 15 14 14

9. WKB: Verhogen bedrag 2e kind met 517 euro 0 20 238 227 218 218

10. WKB: Compensatie afschaffen schoolboeken * (30) (90) (90) (90)

Totaal uitgaven -2 19 309 73 -90 -59

2. Afschaffen (aanvullende) alleenstaande ouderkortingen 0 0 -530 -540 -540 -540

7. Afschaffen ouderschapsverlofkorting en aftrek LOK 0 0 -300 -300 -300 -300

Totaal lasten 0 0 -830 -840 -840 -840

Totaal -2 19 -521 -767 -930 -899

* Is niet meegenomen in de totaaltelling, komt terug bij maatregel 35.

(1) De aanvulling in de bijstand en de Anw voor alleenstaande ouders wordt afgeschaft.

(2) De fiscale alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting

worden afgeschaft.

(3 ) Daarvoor in de plaats komt in het kindgebonden budget een alleenstaande ouderkop

van 2800 euro per jaar.

(4) In het kindgebonden budget wordt de inkomensgrens waar onder het volledige bedrag

wordt ontvangen, verlaagd naar de inkomensgrens die ook in de zorgtoeslag wordt

gebruikt.

(5) In de kinderbijslag worden de bedragen verlaagd naar de bedragen van de jongste

leeftijdscategorie, er gelden leeftijdsonafhankelijke bedragen. Deze maatregel wordt al in

2014 ingevoerd. Daarnaast wordt de kinderbijslag in de tweede helft van 2013 en 2014

niet geïndexeerd. Dit geldt ook voor het hele jaar 2015.

(6) De WTOS 17- wordt afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd met het kopje op

het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16-17 jaar. De TOG wordt

afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd met de AKW.

 

29/10/2012 67

(7) De ouderschapsverlofkorting en de aftrek voor levensonderhoud kinderen (Lok)

worden afgeschaft.

(8) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het eerste kind met ingang van

2015 met 25 euro verhoogd.

(9) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het tweede kind met ingang van

2015 met 517 euro verhoogd.

(10) Ter compensatie van het afschaffen van de gratis schoolboeken worden de bedragen

in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 12-17 jaar in 2 stappen

verhoogd (zie ook maatregel 35.).

65. Ombuiging re-integratie

Het re-integratiebudget van UWV en het participatiebudget van gemeenten worden

gekort. De korting wordt voor 30% verhaald op het re-integratiebudget van het UWV en

voor 70% op het participatiebudget van gemeenten. Dit levert een besparing op,

oplopend tot netto 138 mln. in 2017, rekening houdend met uitverdieneffecten van 25%

in het eerste jaar en 50% in latere jaren.

66. Aanscherpen definitie passende arbeid WW

De definitie van passende arbeid wordt in 2014 aangescherpt. De maatregel houdt in dat

reeds na 6, in plaats van 12 maanden, alle arbeid als passend wordt aangemerkt. Eveneens

vanaf 6 maanden komt de WW-gerechtigde in aanmerking voor inkomstenverrekening in

plaats van urenverrekening.

67. Algehele arbeids- en re-integratieplicht en naleving WWB

De algemene arbeids- en re-integratieplicht in de Bijstand wordt aangescherpt door het

gebruik van ontheffingen te beperken. Tevens wordt in 2014 de naleving en handhaving

geïntensiveerd, onder meer door verplichtingen in de regelgeving te uniformeren en

sancties wettelijk voor te schrijven. Wettelijk voorgeschreven wordt dat gemeenten de

bijstandsuitkering 3 maanden stoppen in geval van het niet nakomen van de arbeids- en

re-integratieplicht. De besparing wordt taakstellend in de begroting van SZW verwerkt.

68. AOW voor samenwonenden naar 50% WML

De uitkering van iedere AOW’er die samenwoont met één of meer volwassenen (ook als

het gaat om eerste graad bloedverwanten) wordt per 2015 vastgesteld op 50% van het

netto minimumloon. Dit geldt voor nieuwe instroom in de AOW, voor AOW-ers waarvan

de huishoudsituatie wijzigt en na afloop van het overgangsrecht voor het zittend bestand.

69. Overbruggingsregeling AOW-verhoging

Voor mensen die per 1-1-2013 nu reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling,

en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging, wordt vanaf

2013 een overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een

inkomen tot 150% WML en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning

en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten,

dan wordt aan de regeling terugwerkende kracht vanaf 1-1-2013 toegekend.

 

29/10/2012 68

70. Doorwerkbonus/mobiliteitbonus

Er wordt een doorwerkbonus ingevoerd voor werknemers (voltijd en deeltijd) vanaf 61

tot 65 jaar. Werknemers die doorwerken tot 65,5 jaar, kunnen zo gemiddeld 1,5 jaar

eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. Deze doorwerkbonus geldt

voor werknemers met een inkomen vanaf 90% WML, wordt maximaal van 100% tot

120% WML en loopt daarna af tot 175% WML. Het structurele budgettaire beslag van

deze regeling is ruim 200 mln. Daarnaast komen middelen beschikbaar voor de reeds

bestaande mobiliteitsbonus, om de arbeidsparticipatie te stimuleren in het kader van de

Participatiewet. Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten, dan wordt

de bonus in 2014 met terugwerkende kracht alsnog ter beschikking gesteld.

71. Schrappen voorschotregeling AOW

De huidige voorschotregeling voor de AOW leeftijdsverhoging wordt afgeschaft. Deze is

niet langer nodig, wanneer de nieuwe overbruggingsregeling in werking treedt.

72. Snellere verhoging AOW-leeftijd

De AOW leeftijd wordt na 2015 versneld verhoogd volgens onderstaand schema.

Hierdoor wordt in 2018 de AOW leeftijd 66 jaar en in 2021 67 jaar.

Tabel: nieuw tijdpad verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden)

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Huidige wet 1 2 3 5 7 9 12 15 18

Na deelakkoord 1 2 3 6 9 12 16 20 24

73. Schrappen toeslag jonge partner AOW > 50.000

De partnertoeslag voor AOW-gerechtigden wordt per 1-7-2014 ingeperkt. AOWgerechtigden

die samen met hun partner een totaalinkomen van meer dan 50.000 euro

(exclusief AOW) hebben, ontvangen niet langer partnertoeslag. Dit geldt voor nieuwe

instroom en, na afloop van een overgangsperiode, voor het zittend bestand. Structureel

kent de maatregel geen opbrengst omdat in de wet verhoging AOW en

pensioenrichtleeftijd besloten is dat de AOW partnertoeslag voor nieuwe gevallen

helemaal wordt afgeschaft.

74. Terugdraaien geen MKOB bij onvolledige opbouw

De maatregel “geen aow-tegemoetkoming bij onvolledige opbouw” uit het vorige

regeerakkoord wordt per 1-7-2014 teruggedraaid. Dit betekent dat de MKOB niet langer

meegenomen wordt in de middelentoets van de bijstand voor 65-plussers (AIO).

 

29/10/2012 69

75. Niet invoeren vitaliteitssparen

Het vitaliteitssparen wordt niet ingevoerd. Kasbedragen zijn leidend.

76. Huishouduitkeringstoets

Een huishouduitkeringstoets wordt ingevoerd per 2015. Het normbedrag van de WWB

wordt verlaagd naarmate in een huishouden meer inwonende volwassenen aanwezig zijn.

De inkomsten van gezinsleden binnen het huishouden worden niet verrekend met de

uitkering van de bijstandsontvanger, zodat werken lonend is en niet direct consequenties

heeft voor de overige gezinsleden. Wel wordt de bijstandsuitkering lager naarmate er

meer boven bedoelde gezinsleden zijn. Elk van de gezinsleden blijft een zelfstandig recht

op bijstand houden.

77. Modernisering ZW: 1 jaar uitstel werknemerprikkel

De invoering van de prikkel voor werknemers uit de modernisering van de Ziektewet

(duur van de loongerelateerde uitkering afhankelijk van arbeidsverleden) wordt met een

jaar uitgesteld. Binnen een jaar wordt een alternatief gevonden om de hoge instroom van

werknemers zonder vast contract (flexwerkers) in de Ziektewet het hoofd te bieden.

78. Anw naar maximaal 1 jaar

Vanaf 1-7-2014 geldt voor nieuwe instroom in de Anw een maximum duur van één jaar

(exclusief de wezenuitkering). De gerapporteerde besparing is inclusief weglek. In de

besparing is verondersteld dat de integratie van de halfwezenuitkering in de

nabestaandenuitkering uit het wetsvoorstel deregulering SVB zijn beslag heeft gekregen.

79. Intensivering armoedebeleid

De mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand (van daadwerkelijke kosten)

worden verruimd en de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand (aannemelijke

kosten) worden beperkt. Daarbij is er bijzondere aandacht voor werkenden met een laag

inkomen en ouderen met klein pensioen. Daarnaast kan categoriale bijzondere bijstand

voor gezinnen met kinderen in de vorm van aanvullende zorgverzekering en stadspas

voor culturele/maatschappelijke/sportieve voorzieningen worden uitgebreid. De

overheidssteun aan het Jeugdsportfonds Nederland wordt verlengd (2015 en 2016) en de

Sportimpuls wordt structureel verhoogd. Tot slot wordt de langdurigheidstoeslag in de

WWB vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag

inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering. Voor dit pakket wordt

structureel 100 miljoen vrijgemaakt.

80. Temporiseren afbouw AHK in referentieminimumloon

De afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (ahk, in de

fiscaliteit voor werkenden al vanaf 2009 afgebouwd) wordt sinds januari 2012 ook

doorvertaald naar de uitkeringshoogte (excl. AOW). Deze afbouw wordt in de jaren 2014

t/m 2017 getemporiseerd, zodat per jaar 2,5 procentpunt wordt afgebouwd in plaats van 5

procentpunt per jaar.

 

29/10/2012 70

G Overdrachten bedrijven 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 0 -286 -437 -446 -484 -484

81 Subsidies bedrijven

wv uitgaven 260 244 244 244 244

wv lasten -502 -574 -583 -596 -596

82 Doorberekenen kosten toezicht

AFM/DNB

0 -38 -38 -38 -38

83 Afschaffen PBO’s

wv uitgaven -184 -191 -198 -206 -206

wv lasten 215 222 229 237 237

84 Boetes marktwerking (NMa) -75 -100 -100 -125 -125

81. Subsidies bedrijven

(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 Struc.

1. Beperken subsidies

bedrijfslevenbeleid en

topsectoren EZ

-46 -52 -52 -52 -52

2. Beperking subsidies

bedrijfslevenbeleid en

topsectoren overige

departementen

-8 -8 -8 -8 -8

3. Verlagen uitgaven

ondernemerspleinen

-5 -15 -15 -15 -15

4. Verhogen budget TKI-toeslag 110 110 110 110 110

5. Subsidieregeling 209 209 209 209 209

Totaal uitgaven 260 244 244 244 244

6. WVA Onderwijs -409 -414 -423 -436 -436

7. Beperking fiscale

innovatieregelingen

-93 -160 -160 -160 -160

Totaal lasten -502 -574 -583 -596 -596

Totaal -242 -330 -339 -352 -352

 

29/10/2012 71

1. Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren EZ

De uitgaven aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren worden taakstellend beperkt.

2. Beperking subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren overige departementen

Ook de andere betrokken departementen dragen bij aan een ombuiging op subsidies

aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren, te weten: VWS (3 mln.), IenM (2 mln.),

OCW (2 mln.) en Defensie (1 mln.)

3. Verlagen uitgaven ondernemerspleinen

Op de ondernemerspleinen kan worden bespaard door meer producten en diensten

tegen een kostendekkende vergoeding aan te bieden en door het beëindigen van taken.

4. Verhogen budget TKI-toeslag

Het budget van de TKI-toeslag wordt verhoogd. Hiermee wordt een stimulans

gegeven aan de publiek-private samenwerking. Die stimulans kan eveneens worden

bereikt door gebruik te maken van programma’s en projecten in het kader van

Horizon 2020. Mocht EZ hiervoor cofinanciering dienen te leveren, dan zal die ten

laste van de TKI-toeslagmiddelen worden gebracht.

5. Subsidie en 6. WVA Onderwijs

Het budgettair beslag van de WVA onderwijs is vanaf 2007 verdubbeld van 200 mln.

naar 400 mln. De Wet afdrachtvermindering Onderwijs wordt afgeschaft en

vervangen door een veel beter te richten subsidieregeling op de begroting van OCW.

Het voor de nieuwe regeling beschikbare budget wordt teruggebracht naar het niveau

van 2007.

7. Beperking fiscale innovatieregelingen

In 2014 wordt er in totaal 93 mln. bezuinigd op de RDA, de innovatiebox en de

WBSO. Dit bedrag loopt op naar 160 mln. in 2015 e.v.

82. Doorberekenen kosten toezicht AFM/DNB

Het toezicht door AFM en DNB wordt doorbelast aan de partijen die actief zijn op de

financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden blijft, vanwege de bijzondere

omstandigheden aldaar, de bestaande situatie gehandhaafd. Bij de vaststelling van de

nieuwe (hogere) tarieven zullen kleinere partijen zoveel mogelijk worden ontzien.

83. Afschaffen PBO’s

De PBO´s en de PBO heffing worden afgeschaft. De medebewindstaken en autonome

publieke taken van de PBO’s worden door EZ uitgevoerd vanaf 2014. Voor de uitvoering

van deze taken wordt 31 mln. aan de EZ begroting toegevoegd.

 

29/10/2012 72

84. Boetes marktwerking (NMa)

De boetes marktwerking (NMa) worden verhoogd omdat de NMa meer kartelboetes gaat

opleggen. De ontvangsten worden geraamd op 75 mln. in 2014 oplopend naar 125 mln.

structureel. Deze bezuiniging wordt taakstellend ingeboekt op de EZ begroting. Bij

eventuele besparingsverliezen kunnen extra opbrengsten uit maatregel 111 binnen het EZ

domein gebruikt worden.

29/10/2012 73

H Internationale samenwerking 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 0 -520 -540 -540 -1.040 -1.040

85 Ontwikkelingshulp -750 -750 -750 -1.000 -1.000

86 Defensie -250 -250 -250 -250 -250

87 Nieuw budget internationale Vrede en

Veiligheid

250 250 250 250 250

88 Revolving fund internationale

samenwerking

250 250 250 0 0

89 Reductie postennetwerk -20 -40 -40 -40 -40

85. Ontwikkelingshulp

De uitgaven voor OS worden verlaagd met de in de tabel opgenomen bedragen, de

ontwikkeling van de uitgaven blijft gerelateerd aan de ontwikkeling van het BNP. De

publieke uitgaven voor de lange termijn financiering van het internationale klimaatbeleid

–zoals toegezegd tijdens de Klimaattop in Kopenhagen in 2009- worden gefinancierd uit

het OS budget.

86. Defensie

Om de inzet van de Nederlandse krijgsmacht voor vrede en veiligheid in de wereld te

kunnen blijven verzekeren, wordt vanaf 2014 jaarlijks 0,25 mld. van het budget voor

Ontwikkelingssamenwerking omgezet in een budget voor Internationale Veiligheid. Dit

budget komt beschikbaar voor Defensie voor aan internationale veiligheid verbonden

kosten. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is

verantwoordelijk voor de aanwending, in overeenstemming met de minister van

Defensie. Corresponderend wordt de begroting van Defensie vanaf 2014 met 0,25 mld.

verlaagd, waaronder de volledige huidige HGIS-middelen voor vredesoperaties.

87. Nieuw budget internationale Vrede en Veiligheid

Zie maatregel 86.

88. Revolving fund internationale samenwerking

Er wordt, binnen het geldende begrotingsbeleid, een revolverend fonds opgericht

waarmee investeringen in ontwikkelingslanden gefaciliteerd kunnen worden. Daartoe

wordt in de jaren 2014 t/m 2016 jaarlijks 250 mln. van de 750 mln. besparing in deze

jaren ingezet ter voeding van het fonds.

89. Reductie postennetwerk

De uitgaven aan het interdepartementale postennetwerk onder hgis worden in 2014 met

20 mln. en vanaf 2015 met 40 mln. gekort. Deze taakstelling is additioneel aan de

generieke taakstelling.

 

29/10/2012 74

I Overige uitgaven 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal 0 -69 -226 -319 -402 -467

90 Taakstelling MRB (hogere boete bij

herhaaldelijk te laat betalen)

-50 -70 -70 -70 -70

91 Doorberekenen kosten strafzaken en

detentie aan veroorzaker

0 -60 -60 -60 -60

92 Publieke omroep -50 -100 -100

93 Belasting- en invorderingsrente -19 -96 -139 -172 -237

90. Taakstelling MRB (hogere boete bij herhaaldelijk te laat betalen)

Bij het te laat betalen van de Motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt een boete opgelegd

van 50 euro. Bij een tweede en derde (en verdere) verzuim binnen een periode van 2 jaar

bedraagt de boete respectievelijk 100 en 150 euro. Dat is een verzwaring van de huidige

systematiek waarbij een boete wordt opgelegd van 50 euro voor het tweede en verdere

verzuim binnen een periode van één jaar.

91. Doorberekenen kosten strafzaken en detentie aan veroorzaker

Er komt een eigen bijdrageregeling voor gedetineerden. Voor de verblijfkosten wordt

(indicatief) 12,50 euro per dag in rekening gebracht (maximum 6 maanden). Daarnaast

worden griffierechten geheven voor strafzaken in eerste aanleg, waarmee (een deel van)

de kosten van het strafrecht (in geval van een veroordeling) aan de veroordeelde worden

doorberekend. Ter indicatie: De gemiddelde gerechtskosten van een strafzaak in eerste

aanleg bedragen 950 euro.

92. Publieke omroep

De bezuiniging op de publieke omroep wordt langs 4 sporen ingevuld:

-Een efficiencytaakstelling van 25 mln. bij het centraliseren van het budget voor

regionale omroepen (uitname uit het Provinciefonds per 2014 van 142 mln.).

-Het eerder aangekondigde mediafonds wordt heroverwogen. Alleen het

Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan. Dit levert een besparing op van 16 mln.

-Artikel 2.42 omroepen gaan ‘inwonen’ bij één van de landelijke ledenomroepen. De

budgetten voor 2.42 omroepen vervallen. Dit levert een besparing op van 14 mln.

-Een nader in te vullen taakstelling van 45 mln.

93. Belasting- en invorderingsrente

Het rentepercentage van de belastingrente wordt voor de vennootschapsbelasting

gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens van 8%.

Het rentepercentage van de belastingrente voor de overige belastingmiddelen en het

rentepercentage van de invorderingsrente blijft gekoppeld aan de wettelijke rente voor

niet-handelstransacties met een ondergrens van 4%.

29/10/2012 75

J Overige belastingen en premies 2013 2014 2015 2016 2017 struc

Subtotaal -422 -1.371 -3.008 -3.374 -3.301 -1.933

94 AOW premies door 65 en 66 jarigen -25 -55 0

95 Terugdraaien reiskostenaftrek

wv uitgaven -17 -49 -91 -108 -121 -121

wv lasten 1.669 1.719 1.754 1.794 1.794 1.794

96 Assurantiebelasting naar 21% -1.222 -1.379 -1.403 -1.403 -1.403 -1.403

97 Witteveen aftoppen 100.000 -317 -529 -635 -297

98 Witteveen opbouwpercentage- 0,4%

wv uitgaven (toeslagen) -36 -60 -72 0

wv lasten -1.075 -1.792 -2.150 -1.116

99 Verlaging maximaal

aftrekpercentage hypotheekrente

-45 -89 -133 -175 -770

100 Gekoppelde verlaging toptarief/

verlenging 3e schijf

45 89 133 175 770

101 Restschulden 10 20 30 40 50 0

102 Maatregel huurmarkt -770

wv uitgaven (huurtoeslag) 45 135 225 315 420

wv lasten (verhuurdersheffing) -45 -485 -725 -965 -1.190

103 Afromen kansspelbelasting

wv uitgaven -10 -10 -10 -10

wv lasten -25 -28 -31 -31

104 Schrappen aftrekbaarheid provisies

tussenpersonen

-75 -84 -92 -100

-109

-150

105 Vervallen vrijstelling oldtimers -156 -155 -154 -153 -153

106 Invoering Winstbox

wv uitgaven (toeslagen) -27 -27 -27 -27

wv lasten -473 -473 -473 -473

107 Verhoging accijnzen (tabak en

alcohol)

-187 -200 -200 -200 -200

108 Verhoging accijnzen (diesel en LPG) -280 -280 -280 -280 -280

109 Lastenverlichting arbeidskort. €500 785 1.570 2.355 3.140 3.140

110 Versterking toezicht Belastingdienst,

UWV en SVB

wv uitgaven 108 169 157 157 157 157

wv inkomsten -265 -533 -533 -566 -623 -663

111 Werkkostenregeling -100 -100 -100 -100 -100

112 Tegemoetkoming ondernemers

afdracht BTW

19

113 Incidentele lastenruimte 2013 -649

114 Ongedaan maken technische

veronderstelling in basispad

(terugsluis vergroening)

-375 -375 -375 -375 -375

115 Zorgpremies en overige

lastenmaatregelen

-571 -827 -840 -855 -855

29/10/2012 76

94. AOW premies door 65 en 66 jarigen

Het versnellen van de verhoging van de AOW-leeftijd leidt tot hogere ontvangsten uit de

AOW-premies, omdat het aantal personen dat AOW-premie dient te betalen toeneemt.

95. Terugdraaien maatregel reiskostenaftrek

De maatregel uit het begrotingsakkoord rond de afschaffing van de fiscale

reiskostenaftrek wordt in zijn geheel teruggedraaid, inclusief de maatregel “auto van de

zaak”. Het feit dat de reiskostenaftrek blijft bestaan geeft belastingplichtigen mogelijk

een lager verzamelinkomen; dit heeft effect op toeslagen en werknemersverzekeringen.

96. Assurantiebelasting naar 21%

Het tarief van de assurantiebelasting wordt per 1-4-2013 verhoogd naar 21%. Het

overgangsrecht wordt zo vormgegeven dat het nieuwe tarief van 21% van toepassing is

op premies voor zover die betrekking hebben op een verzekerde periode van na 31-3-

2013 (ongeacht wanneer deze premies betaald zijn).

97. Witteveen aftoppen 100.000

Vanaf een inkomensniveau van 100.000 euro kan niet langer fiscaal gefaciliteerd voor

aanvullend pensioen worden gespaard. Dit geldt voor zowel voor pensioenopbouw in de

tweede als de derde pijler (individuele lijfrenteopbouw). Kasbedragen zijn leidend.

98. Witteveen opbouwpercentage -0,4%

Het maximale jaarlijkse opbouwpercentage voor nieuwe pensioenopbouw wordt verlaagd

met 0,4%. Voor het gebruikelijke middelloonpensioen betekent dit dat jaarlijks een

opbouw van maximaal 1,75% van het pensioengevend loon fiscaal wordt gefaciliteerd.

Na 40 jaar werken kunnen mensen een pensioen opbouwen van 70% van hun gemiddelde

loon. De derde pijler (individuele lijfrenteopbouw) wordt op overeenkomstige wijze

aangepast. Kasbedragen zijn leidend.

99. Verlaging maximaal aftrekpercentage hypotheekrente

Het maximale aftrekpercentage voor hypotheekrente wordt vanaf 2014 in jaarlijkse

stappen van een half procentpunt verlaagd van het tarief in de vierde naar de derde schijf.

100. Gekoppelde verlaging toptarief/schijflengte (50-50)

De opbrengst van de beperking van het aftrektarief voor hypotheekrente wordt voor 50%

teruggesluisd in verlaging van het toptarief en voor 50% via een verlenging van de 3e

belastingschijf.

101. Restschulden

De problemen met restschulden worden gericht aangepakt. De rente betaald op

restschulden kan tijdelijk (maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden in mindering worden

gebracht op het belastbaar inkomen in box 1.

 

29/10/2012 77

102. Maatregel huurmarkt

De huren worden richting marktconform niveau gebracht. Er wordt voor alle huurders

een additionele huurverhoging van 1,5% boven de reeds bepaalde huurverhogingen

toegestaan. In het woningwaarderingsstelsel (WWS) wordt de maximale huur niet langer

bepaald met het puntensysteem, maar vastgelegd op 4,5% van de WOZ van de woning.

Verhuurders mogen hierbij werken met een huursombenadering. De systematiek met een

huurliberalisatiegrens blijft intact. Daarbij wordt het wettelijk mogelijk gemaakt dat voor

huurders met een inkomen boven de 43.000 in een gereguleerde huurwoning de

maximale huur volgens het WWS tijdelijk buiten werking wordt gesteld en dus tijdelijk

boven de huurliberalisatiegrens kan uitkomen. Hierbij blijft de woning zelf wel tot de

sociale woningvoorraad behoren. Daarnaast wordt de heffing voor verhuurders verhoogd,

rekening houdend met extra middelen om toenemend gebruik van huurtoeslag als gevolg

van de huurverhogingen op te vangen. Als gevolg hiervan wordt de heffing reeds in 2013

met 45 mln. euro verhoogd. Op lange termijn wordt de heffing voor verhuurders

evenredig met het toenemend gebruik van de huurtoeslag als gevolg van de maatregelen

verhoogd.

103. Afromen kansspelbelasting

Deze maatregel bestaat uit twee delen.

a) Vergunningen loterijen (niet on-line)

Per 2015 worden de vergunningen voor loterijen niet meer ondershands gegund, maar

door middel van een transparante procedure, zoals bijvoorbeeld een veiling of beauty

contest. Dit geldt ook voor de staatsloterij. De nieuwe vergunninghouders betalen een

marktconforme licentie-fee. De opbrengst hiervan is 10 mln.

b) Online regulering

Binnen de termijn van de komende regeerperiode wordt de online markt gelegaliseerd

en gereguleerd. Door te reguleren levert de heffing van de kansspelbelasting van 29%

bij online aanbieders circa 31 mln. structureel op (geldt niet als lastenverzwaring).

Illegale aanbieders worden actief geweerd en vergunningen vervallen wanneer

belasting niet wordt voldaan.

104. Schrappen aftrekbaarheid provisies tussenpersonen

Door de maatregel vervalt in verband met het provisieverbod de aftrekbaarheid van

bepaalde fee’s van tussenpersonen in het kader van de lijfrenteaftrek en de aftrek van

premies voor arbeidsongeschiktheidsrenten.

29/10/2012 78

105. Vervallen vrijstelling oldtimers MRB

De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers komt te vervallen.

106. Invoering Winstbox

De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de afgelopen

jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken zullen de ondernemersfaciliteiten

waaraan het urencriterium is verbonden per 2015 met 0,5 mld. worden versoberd en/of

afgeschaft.

Daarnaast worden deze kabinetsperiode stappen gezet om een winstbox in te voeren.

Hierbij worden betrokken de zelfstandigenaftrek, fiscale oudedagsreserve,

meewerkaftrek, startersaftrekken en de S&O-aftrek. Het bewerkelijke urencriterium kan

dan komen te vervallen.

107. Verhoging accijnzen (tabak en alcohol)

De accijns op bier, wijn, sherry en port wordt met ingang van 1-1-2014 verhoogd met

ongeveer 14% en de accijns op gedistilleerde dranken met ongeveer 5%. Hiermee wordt

een opbrengst gerealiseerd van 120 mln. De accijns op een pakje sigaretten van 19 stuks

en de accijns op een pakje shag van 40 gram worden, met ingang van 1-3-2014, verhoogd

met ongeveer 9 cent. Hiermee wordt een opbrengst gerealiseerd van 80 mln.

108. Verhoging accijnzen (diesel en LPG)

De accijns voor diesel wordt verhoogd met 3 cent per liter en komt daarmee op ongeveer

46 cent per liter. De opbrengst van deze accijnsverhoging, die ingaat per 1-1-2014,

bedraagt 230 mln. De accijns op LPG wordt verhoogd met 7 cent per liter en komt

daarmee op ongeveer 18 cent per liter. De opbrengst van deze accijnsverhoging, die

ingaat per 1-1-2014, bedraagt 50 mln.

109. Lastenverlichting arbeidskorting €500

Het maximum van de arbeidskorting wordt in 2014 verhoogd met 125 euro. Dit bedrag

wordt in gelijke stappen verder verhoogd tot 500 euro in 2017 en daarna. Deze maatregel

geldt voor iedereen die recht heeft op arbeidskorting, ongeacht het inkomen.

110. Versterking toezicht Belastingdienst, UWV en SVB

De Belastingdienst heeft bekeken of door het versterken van toezicht door de

Belastingdienst meer belastingontvangsten binnen kunnen komen. De capaciteit van de

Belastingdienst kan met structureel 157 mln. worden geïntensiveerd. Bij particuliere

belastingplichtigen gaat het om het versterken van de controle van aangiften. Daarnaast

zal de Belastingdienst extra controles uitvoeren bij bedrijven die fiscaal ongewenst

gedrag vertonen. Ook de capaciteit voor de invordering wordt vergroot, waardoor de

Belastingdienst meer verschuldigde belasting zal innen. Het is geen lastenverzwaring

omdat de fiscale regelgeving niet wordt aangescherpt.

Ook UWV en SVB kunnen mogelijk, zonder verdere aanpassingen van wetgeving, het

toezicht zodanig versterken dat daardoor besparingen op uitkeringslasten worden

gerealiseerd. Indien daartoe overtuigende business cases worden ontwikkeld, zal de

capaciteit worden geïntensiveerd ten einde de besparingen te kunnen realiseren.

29/10/2012 79

111. Werkkostenregeling

In het Belastingplan 2013 is een verhoging opgenomen van de forfaitaire ruimte van de

werkkostenregeling van 0,1%. Deze verhoging wordt teruggenomen. Dit levert vanaf

2014 een besparing op van structureel 100 mln.

112. Tegemoetkoming ondernemersafdracht BTW

Voor ondernemers wordt een uitstelregeling ontworpen, die ruimer is dan het huidige

voorstel in het Belastingplan 2013. De grens voor de uitstelregeling wordt opgetrokken

van 12.000 euro naar 20.000 euro, dezelfde grens bestaat al voor particulieren. Dit kost

19 mln. eenmalig in 2013.

113. Incidentele lastenruimte 2013

De voor 2013 beschikbare incidentele lastenenveloppe van 649 mln. (verlaging AOF

premie) wordt ingezet in het deelakkoord. De bijbehorende incidentele lastenschuif

tussen burgers en bedrijven in 2014 van 195 mln. komt hiermee te vervallen.

114. Ongedaan maken technische veronderstelling in basispad (terugsluis vergroening)

Deze maatregel dient ter dekking van maatregel 16 (inzet terugsluis vergroening

begrotingsakkoord).

115. Zorgpremies en overige lastenmaatregelen

De maatregelen in de curatieve zorg leiden tot mutaties in de Zvw-premie. Deze worden

teruggesluisd naar burgers en bedrijven, afgezien van 145 mln. ter dekking van het

terugdraaien van de eigen bijdrage van de tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage van 7,50

euro per verpleegdag in instellingen voor medisch-specialistische zorg. De terugsluis naar

bedrijven gaat via de Aof-premie. Als onderdeel van de maatregelen die het beoogde

koopkrachtbeeld moeten bewerkstellingen worden, aanvullend op andere maatregelen het

belastingtarief eerste schijf met 0,5% verlaagd en de algemene heffingskorting met 160

euro verhoogd. Hiermee wordt de terugsluis van de BTW-verhoging in 2014 en 2015

alsmede de terugsluis van de vergroeningsmaatregel voor burgers anders vorm gegeven.

Ook wordt de oploop van de af te schaffen zorgtoeslag in 2015-2017 hiermee

teruggegeven aan de burgers.

(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017

Tarief 1e schijf 980 980 980 980

Algemene heffingskorting 62 1660 1790 1972

Effect zorgpremies -17 61 -466 -1.128

Oploop zorgtoeslag na 2014 -1280 -2560 -2560 -2560

Terugdraaien BTW terugsluis

begrotingsakkoord

-200 -200 -200 -200

Terugdraaien Vergroening (burgers)

begrotingsakkoord

-250 -250 -250 -250

Totaal -571 -827 -840 -855

 

29/10/2012 80

BIJLAGE B

Begrotingsregels

Het trendmatige begrotingsbeleid wordt voortgezet.

Onderstaande afspraken dienen ter explicitering of verbetering van bestaande

begrotingsregels. Voor het overige worden de vigerende begrotingsregels de komende

jaren bestendigd (inclusief de technische aanpassingen van de 14e Studiegroep

begrotingsruimte (bijlage 7)1.

1. Europese begrotingsafspraken zijn leidend

We houden ons aan Europese begrotingsafspraken van het SGP. Het bedrag van 16

miljard netto besparingen, conform de aanbeveling van de Studiegroep

Begrotingsruimte, stelt ons in staat deze afspraken na te komen en leidt –in

combinatie met onderliggende structurele hervormingen- tot een

houdbaarheidsoverschot, zodat toekomstige schokken kunnen worden opgevangen en

de Nederlandse economie weerbaar wordt voor financiële schokken.

2. Een strikte scheiding tussen de inkomsten en de uitgaven

Een meevaller bij de inkomsten wordt niet gebruikt voor extra uitgaven. Andersom

hoeft er niet direct bezuinigd te worden op de uitgaven wanneer er sprake is van een

tegenvaller aan de inkomstenkant.

3. Uitgavenkader en uitgavenplafonds

Voor de uitgaven geldt een onderscheid naar drie sectoren: Rijk, Sociale Zekerheid en

Zorg. Voor een goede beheersing van de overheidsuitgaven werkt het kabinet met een

vooraf afgesproken maximum aan uitgaven: het uitgavenkader. Het uitgavenkader

werkt als een plafond waarbinnen de uitgaven en dus het te voeren beleid moeten

blijven. Deze afspraken worden gemaakt in reële termen, dus uitgedrukt in euro’s van

een bepaald jaar.

4. Conjunctuurgevoelige uitgaven

Rente-uitgaven worden buiten het uitgavenkader gehouden. Andere

conjunctuurgevoelige uitgaven worden wèl gehandhaafd onder het uitgavenkader.

Ook bij rente-tegenvallers geldt dat de Europese afspraken leidend zijn. Eventuele

rentemeevallers worden direct ingezet ten gunste van het saldo.

5. Compensatie tegenvallers binnen eigen uitgavenkader

Elke sector moet overschrijdingen binnen het betreffende uitgavenkader compenseren

Dit betekent dat tegenvallers in een sector binnen dat betreffende uitgavenkader

moeten worden opgevangen. Zo staan voor overschrijdingen in de zorg de overheid

prijs- en volumemaatregelen ter beschikking, naast pakketmaatregelen en eigen

betalingen.

6. Terugsluis zorgpremies

Incidentele stijgingen van de premies ZVW worden niet langer gecompenseerd met

incidentele lastenverlichting. Dit komt de ordentelijke besluitvorming en efficiënte

aanwending van overheidsmiddelen ten goede. Structurele stijgingen zullen wel

worden teruggesluisd.

1 Met uitzondering van de voorgestelde wijziging in regel 28. Het nieuwe kabinet presenteert zo spoedig

mogelijk de nieuwe integrale set begrotingsregels.

 

29/10/2012 81

7. Inkomstenkader

Voor de inkomsten wordt een reëel inkomstenkader vastgesteld en wordt uitgegaan

van automatische stabilisatie. De begroting kan aan de inkomstenkant mee ademen

met de economische ontwikkelingen en er hoeft niet direct actie te worden

ondernomen bij een meevaller of tegenvaller. Meevallers en tegenvallers aan de

inkomstenkant komen ten gunste of ten laste van het EMU- saldo.

8. Meevallersregel bij meerjarig overschot

Indien het EMU-saldo een meerjarig overschot laat zien is 75 procent van het

overschot bestemd voor het aflossen van de staatsschuld en 25 procent voor

lastenverlichting.

9. Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid EMU-saldo

Gegeven het belang van houdbare overheidsfinanciën en het belangrijke aandeel dat

decentrale overheden hierin hebben, zullen in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën

(HOF) ook regels worden opgenomen ten aanzien van de bijdrage die decentrale

overheden moeten leveren aan het bereiken en vasthouden van houdbare

overheidsfinanciën.

10. Garanties en achterborgstellingen

Garanties en achterborgstellingen brengen risico’s met zich mee. Het blijft van

belang deze risico’s te beheersen. Garanties zullen de financiële verantwoordelijkheid

zijn van het verantwoordelijke departement.

11. Ombuigingen en intensiveringen

Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de tabellen uit

de financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit Regeerakkoord zullen direct op de

departementale (meerjaren)begrotingen worden verwerkt. Intensiveringen uit dit

akkoord worden op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in

afwachting van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter uitwerking van de in

dit akkoord aangekondigde beleidsvoornemens. Deze worden vervolgens

tranchegewijs uitgekeerd.

De benodigde wetgeving voor de uitvoering van bijlage A van het Regeerakkoord zal

in het eerste jaar van de kabinetsperiode aan de Staten-Generaal worden voorgelegd.

Previous Article

Regeerakkoord: de belangrijkste punten voor ondernemers

Next Article

10 gouden regels voor succesvol onderhandelen

Gerelateerde nieuwsartikelen: