Bruggen slaan
Regeerakkoord VVD – PvdA
29 oktober 2012
29/10/2012 1
Bruggen slaan
VVD en PvdA delen een onverwoestbaar geloof in de toekomst, een rotsvast vertrouwen
in wat Nederlanders samen voor elkaar kunnen krijgen en de diepe overtuiging dat ons
land de komende jaren een stabiel en daadkrachtig kabinet nodig heeft om hiervoor
kracht en energie vrij te maken.
Als volkspartijen met steun in brede lagen van de bevolking zien wij het als onze
opdracht om bruggen te slaan. Tussen Den Haag en de samenleving. Tussen stad en
landelijk gebied. Tussen rijk en arm. Tussen jong en oud. Tussen hoog- en
laagopgeleiden. Tussen mensen die in elke verandering een uitdaging zien en mensen die
vooral bezorgd naar veranderingen kijken. Deze coalitie wil de onderlinge
verbondenheid, het optimisme en de kracht van Nederland versterken.
Dit regeerakkoord weerspiegelt onze zoektocht naar het beste van twee werelden. Wij
hebben ons niet laten verlammen door verschillen of het tegenhouden van plannen van de
ander; wij zoeken inspiratie in wat ons bindt. Het land heeft samenwerking nodig en daar
vroeg de kiezer op 12 september om.
Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar. Dat maakt grote
hervormingen en noodzakelijke doorbraken mogelijk: in de zorg, op de woningmarkt, op
de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid en op energiegebied. Hervormingen en
doorbraken waardoor Nederland sterker uit de crisis kan komen.
De ene partij is beducht voor een overheid die in de weg loopt. De andere partij vreest
een overheid die mensen in de steek laat. Samen kiezen we voor een overheid die mensen
niet in de eerste plaats als consument ziet, maar als burgers die de ene keer zelfstandig, de
andere keer samen de toekomst van Nederland vormgeven. Een betrouwbare overheid die
kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal belemmert.
Wij zijn ervan overtuigd dat het goed is voor onze samenleving en onze burgers om
ruimte te maken voor initiatief en ondernemerschap. En wij weten dat het verstandig en
sociaal is om er te zijn voor mensen, die niet mee kunnen komen. Ieder mens is allereerst
zelf verantwoordelijk voor succes in het leven en de mogelijkheden daartoe willen wij zo
groot mogelijk maken. Maar nooit zullen wij de ogen sluiten voor de mensen die het
zonder extra zetje in de rug niet kunnen redden.
Wij willen Nederland sterker uit deze crisis laten komen. Met een solide beleid: dus
brengen wij de overheidsfinanciën op orde en stimuleren wij innovatie en duurzame
technologie. En op een sociale manier: dus verdelen wij de lasten eerlijk en richten wij
onze collectieve voorzieningen zo in dat ze ook voor latere generaties toegankelijk
blijven. We investeren extra in onderwijs en stellen hogere kwaliteitseisen aan leraren en
schoolleiders. Ook dat is solide en sociaal.
29/10/2012 2
Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van dienstverlening door de
overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven. Mensen
in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn
op hun werk en zich gesteund weten door hun leidinggevenden. Vertrouwen, ruimte en
voldoende tijd zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Niet toegeven aan de reflex om
op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving. Bewezen vakmanschap belonen met
minder verantwoording en controle. Het loongebouw moet zo in elkaar zitten dat echte
vakmensen voor promotie niet hoeven te vluchten in managementfuncties.
Werk blijft de snelste route naar een goed inkomen en economische zelfstandigheid. Dat
moet lonen. En werk moet fatsoenlijk zijn. Dus verkleinen wij de verschillen tussen
flexibel en vast werk. Na ontslag staat alles in het teken van het vinden van nieuw werk.
We accepteren niet dat mensen onnodig thuis zitten en spreken daar zowel hen als de
werkgevers op aan.
Ook voor de integratie van nieuwkomers in Nederland is werk van het grootste belang.
Daarom stellen wij hoge eisen aan mensen die uit vrije wil naar Nederland komen: een
opleiding, beheersing van de taal, een gedegen voorbereiding en het vermogen om hier
economisch zelfstandig te kunnen leven. Maar wie dat doet en zijn of haar bijdrage levert
aan de toekomst van ons allemaal, is en blijft welkom.
Een sociale samenleving is een veilige samenleving. Een samenleving waarin bewoners
en ondernemers zich gesteund weten door het gezag. Met politie die zichtbaar is op straat
om duidelijke regels effectief te handhaven.
Europa heeft ons vrede, veiligheid en welvaart gebracht. Als het Europa goed gaat, gaat
het ons goed. Veel van onze werkgelegenheid en welvaart wortelt in een Europese markt
waar Nederlandse ondernemers hun producten en diensten slijten. Van de euro hebben we
veel profijt gehad en het einde van de euro zou grote onzekerheden voor onze economie
en welvaart met zich mee brengen. We zijn bereid elkaar te helpen om de Europese Unie
en de euro te versterken, maar niet tot elke prijs. Steun dient hand in hand te gaan met
bewezen inspanningen van landen om hun financiële problemen op te lossen en hun
economieën te versterken.
Wij gaan aan de slag. Met passie voor ons mooie land en met hart voor de mensen. Met
een open oog voor de wereld om ons heen. Met gevoel voor urgentie, maar ook met
energie voor jaren en ideeën die aan één kabinetsperiode niet genoeg hebben. We gaan
aan de slag door kansen te pakken, problemen op te lossen en bruggen te slaan.
Mark Rutte Diederik Samsom
29/10/2012 3
Inhoudsopgave
I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal………………………. 4
II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid…………………………. 5
III. Duurzaam groeien en vernieuwen……………………………… 8
IV. Nederland in Europa……………………………………………13
V. Nederland in de wereld…………………………………………14
VI. Van goed naar excellent onderwijs……………………………..16
VII. Zorg dichtbij…………………………………………………….20
VIII. Veiligheid en justitie……………………………………………26
IX. Immigratie, integratie en asiel…………………………………..29
X. Woningmarkt……………………………………………………32
XI. Arbeidsmarkt……………………………………………………33
XII. Ruimte en mobiliteit…………………………………………….37
XIII. Bestuur…………………………………………………………..40
BIJLAGE A – Financieel kader………………………………………….43
BIJLAGE B – Begrotingsregels…………………………………………79
29/10/2012 4
I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal
Het financieel en sociaal-economisch beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met
elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan
duurzame groei. Samen dragen ze onze welvaart en ons welzijn. De offers die de
komende jaren worden gevraagd zijn groot en komen bovenop eerder beleid dat ook al tot
forse offers van burgers en bedrijven leidt. Op maatschappelijk draagvlak voor de door
ons voorgestane bezuinigingen mogen we alleen rekenen als we rechtvaardige keuzes
maken en perspectief bieden op houdbare overheidsfinanciën en een duurzame, gezonde
economie.
Nederland heeft er in Europa steeds op aangedrongen dat landen hun zaken op orde
hebben en zich aan afspraken houden. Een gedegen begrotingsbeleid is ook in ons eigen
belang, versterkt onze positie in Europa en maakt het makkelijker bij een onverhoopte
volgende crisis klappen op te vangen. Het wekt vertrouwen bij degenen van wie we geld
lenen, waardoor we minder rente hoeven te betalen. Dat stelt ons op termijn in staat de
lasten te verlagen of meer te investeren in essentiële maatschappelijke voorzieningen als
onderwijs, onderzoek, innovatie en duurzaamheid. Ook voorkomen we op deze manier
dat lasten onnodig doorschuiven naar volgende generaties.
• Met de maatregelen vermeld in bijlage A besparen we netto 16 miljard, conform de
aanbeveling van de Studiegroep Begrotingsruimte.
• Op grond van de effecten van het regeerakkoord (inclusief basispad) stijgt de mediane
koopkracht van mensen met een inkomen tot modaal met gemiddeld 0,2 procent per
jaar. De mediane koopkracht van mensen met meer dan drie keer modaal daalt met
gemiddeld 0,6 procent per jaar.
• Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen leidend.
Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk,
intensiveringen worden aangehouden op de aanvullende post. De uitgaven- en
inkomstenkaders worden aan het begin van de kabinetsperiode gebaseerd op het
uitgaven- en lastenbeeld uit bijlage A.
• We houden vast aan het trendmatig begrotingsbeleid met een strikte scheiding tussen
inkomsten en uitgaven. De begrotingsregels zijn opgenomen in bijlage B.
29/10/2012 5
II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid
Wie kan werken, hoort niet van een uitkering afhankelijk te zijn. Wie buiten eigen schuld
toch niet aan het werk komt, heeft de zekerheid van een uitkering op tenminste het
bestaansminimum. Dat willen wij zo houden. Daarom bestrijden we actief misbruik en
fraude en worden alle regelingen zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu
de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt.
Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis te betalen.
Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd
naarmate het inkomen hoger is. Daarnaast bestrijden wij de armoedeval. Werken moet
lonen en daarom wordt het verschil tussen uitkering en inkomen uit werk vergroot door
lagere belastingen voor werkenden. De financiering van de zorg verandert: premies en
eigen risico worden inkomensafhankelijk. We gaan meer geld uittrekken voor
armoedebestrijding.
• De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en
vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
• Voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en
zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging wordt een
overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een
inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en
vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per
1 januari 2013 op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende
kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen bespreken we de mogelijkheid ter
overbrugging pensioen naar voren te halen.
• Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag
inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële
gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in
2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld
anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De
doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het
wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een
inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.
• De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor samenwonende
AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.
• De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige
AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid.
• De partnertoeslag voor AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt. AOWgerechtigden
die samen met hun partner (die nog niet AOW gerechtigd is) een
totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief AOW) ontvangen niet langer
de partnertoeslag.
• De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit
voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen,
waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk
is. Tegelijkertijd zorgen we ervoor dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit
loon niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden.
29/10/2012 6
• Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en reintegratieplicht
en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen.
Er zijn geen categoriale ontheffingen meer. Een individuele ontheffing heeft een
tijdelijke karakter en betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van
de arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die volledig
en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.
• We bekijken of door toepassing van het urencriterium in inkomensregelingen méér
werken beter kan gaan lonen.
• In de WWB leggen we vast dat gemeenten een bijstandsuitkering drie maanden
moeten stoppen als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd. Hervatting vindt slechts
plaats na een verzoek van betrokkene.
• Om de naleving van WWB-verplichtingen te verbeteren wordt de handhaving strikter.
De arbeidsverplichtingen en de duur en hoogte van de bijbehorende sancties worden
geüniformeerd. Ernstige misdragingen tegen ambtenaren die de regelingen uitvoeren,
leiden tot onmiddellijke stopzetting van de uitkering. Dit gaat gelden voor de hele
sociale zekerheid.
• De individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten wordt
verruimd. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag
inkomen en ouderen met een klein pensioen. De mogelijkheden voor bijzondere
bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele,
maatschappelijke en sportvoorzieningen worden ruimer. Het is belangrijk dat
kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen sporten. Daarom wordt de
subsidie aan Jeugdsportfonds Nederland verlengd en de Sportimpuls verhoogd.
Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op
verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale bijzondere bijstand
voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Voor dit hele pakket wordt structureel 100
miljoen vrijgemaakt.
• Voor nieuwe gevallen wordt de maximale duur van een nabestaandenuitkering
beperkt tot een jaar. In dat jaar kunnen zij met behulp van bestaande instrumenten een
baan zoeken. Er is geen re-integratieplicht.
• We hervormen en versoberen de kindregelingen. Oogmerk is het stelsel te
vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te
bieden waar die het hardste nodig is. De negen kindregelingen worden teruggebracht
tot maximaal vier. Twee zijn in samenhang gericht op inkomensondersteuning
(Algemene Kinderbijslagwet en Wet Kindgebonden Budget) en twee op
participatiebevordering (inkomensafhankelijke combinatiekorting en
kinderopvangtoeslag).
• De arbeidskorting neemt toe met een bedrag dat oploopt tot 500 euro per werkende
per jaar in 2017.
Er zijn weinig of geen landen waar de oudedagsvoorziening zo solide en sociaal geregeld
is als in ons land. Wij richten ons beleid met betrekking tot de AOW en de aanvullende
pensioenen er op deze voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat
houdt in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om –nu het aantal ouderen snel
groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen- de betaalbaarheid oftewel de
houdbaarheid van de AOW en de aanvullende pensioenen te kunnen garanderen.
29/10/2012 7
• Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen
redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70 procent van het
gemiddeld verdiende loon. Het Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij
fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze
norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4%.
• Met het inkomen boven 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig
pensioen worden opgebouwd.
29/10/2012 8
III. Duurzaam groeien en vernieuwen
De positie van Nederland in de top 5 van de meest concurrerende economieën moet de
komende jaren verankerd en versterkt worden. Ons land heeft daarvoor een uitstekende
uitgangspositie met zijn innovatieve bedrijven en excellente kennisinstellingen. Een
compacte, krachtige overheid die haar zaken financieel op orde heeft, kan in belangrijke
mate bijdragen aan de versterking van die positie.
Nederland komt sterker uit de crisis door de goede keuzes te maken. Keuzes voor
hervormingen, ombuigingen en ambitie. De innovatiekracht van het bedrijfsleven, de
kennisinstellingen en de overheid zal optimaal worden gericht op de transitie naar een
duurzame economie en groene groei, mede met het oog op versterking van het
concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Wij zorgen er voor dat de overheid
daarbij een betrouwbare partner is die weet wat ze wil bereiken, besluitvaardig is en in
staat vast te houden aan de ingeslagen koers.
De succesvolle samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschappelijke instellingen,
regio’s en overheid, in het kader van het topsectorenbeleid, wordt voortgezet en in het
nieuwe financiële kader ingepast.
• Via NWO blijft 275 miljoen beschikbaar voor programmatisch onderzoek voor de
topsectoren, waarbij de publiek-private samenwerking voor excellent fundamenteel
onderzoek wordt voortgezet.
• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel
onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering. Een substantieel deel zetten we
in om te kunnen meedingen voor extra middelen uit het Europese
onderzoeksprogramma Horizon 2020.
• Door verschuiving maken we 110 miljoen vrij om samenwerking tussen bedrijven en
kennisinstellingen verder te stimuleren. Hier staat tegenover dat generieke (fiscale)
subsidies worden verlaagd.
• De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de
afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken wordt een winstbox
ingevoerd in 2015.
We willen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen een Techniekpact 2020 afsluiten.
Daarin wordt uitgegaan van het wederzijdse belang van bedrijven en
onderwijsinstellingen en de ambities die de sector voor zichzelf formuleert. In het
Techniekpact komen tenminste afspraken over de volgende onderwerpen:
• Transparantie door onderwijsinstellingen en bedrijven voor leerlingen en studenten
over de loopbaanperspectieven.
• Het beschikbaar stellen van voldoende stageplekken.
• Verbeteren van de doorstroom door praktisch ingestelde leerlingen een verkorte route
door het beroepsonderwijs te bieden.
• Verkennen van mogelijkheden voor aanpassing van de bekostiging van instellingen
voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en/of van meer cofinanciering door
bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor moderne apparatuur en middelen
voor techniekopleidingen.
29/10/2012 9
• We verminderen de schooluitval in het technisch onderwijs door betere structurering
van dat onderwijs en intensievere begeleiding.
• Het aantal kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt sterk gereduceerd en
taken worden ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.
We kiezen voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie, waarin ruimte en
zekerheid verankerd worden. Ons land heeft alles in huis om een betekenisvolle bijdrage
te leveren aan de snelle ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als zon, wind, biomassa
en geothermie: hoogwaardige chemie, een innovatieve agrarische sector, grote havens en
een sterke energiesector. Die ontwikkeling is noodzakelijk vanuit het perspectief van
klimaatverandering en eindige grondstoffen en is tevens een uitdaging voor innovatieve
ondernemingen. Een groot aantal veelbelovende ‘biobased’ initiatieven is de laatste jaren
al tot stand gekomen. Deze ‘biobased economy’ kan een van de pijlers vormen voor
groene groei. We willen – met een breed draagvlak in parlement en samenleving – een
stabiel en ambitieus beleid voor de lange termijn neerzetten. In internationaal verband
zal getracht worden daar zoveel mogelijk landen bij te betrekken, ook om zo de kansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten.
• Nederland zet in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. Nieuwe internationale
doelstellingen voor de jaren 2020, 2030 en verder moeten technologische vooruitgang
aanjagen en ecologisch evenwicht voor de toekomst veilig stellen. Wij streven
internationaal naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.
• We kiezen voor een aandeel duurzame energie in 2020 van 16 procent. Om innovatie
te stimuleren, wordt een optimale mix ingezet van subsidies (SDE+) en mogelijk ook
de leveranciersverplichting en bijmengverplichtingen. De concurrentiepositie van de
energie-intensieve sectoren en de werkgelegenheidseffecten worden daarbij in het oog
gehouden. Voor de aan het eind van deze kabinetsperiode optredende
lastenverzwaring komt een compensatie. In 2016 wordt de voortgang beoordeeld en
over het vervolg besloten.
• Energiebesparing krijgt prioriteit. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid
met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en woningbouwcorporaties
voor een versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen. Ook voor
kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven
op deze wijze bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk
belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.
• Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen
rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd door invoering van een
verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit die
afkomstig is van coöperaties van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers
geleverd wordt en in hun nabijheid is opgewekt. Deze wordt lastenneutraal
gefinancierd door een generieke verhoging van het reguliere tarief in de eerste schijf
van de energiebelasting.
• Om de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen zal het kabinet
samen met energiebedrijven en de Nederlandse offshore industrie initiatieven nemen
om de innovatie in deze veelbelovende sector te stimuleren. Met netbeheerders wordt
verkend hoe de benodigde transportinfrastructuur voor elektriciteitswinning op zee tot
stand kan komen.
29/10/2012 10
• Elektrisch vervoer biedt veel kansen voor Nederland. Met netbeheerders,
energiebedrijven en lokale overheden worden afspraken gemaakt over de
laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te stimuleren.
• Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet (‘cascadering’) en de
duurzame productie en herkomst van biomassa gegarandeerd.
• Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese) markt voor
duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren.
• De agrarische sector is een belangrijke economische motor. Nederland is de tweede
exporteur van agrarische producten ter wereld. Boeren en tuinders verdienen dus de
ruimte om te ondernemen en een fatsoenlijke beloning voor hun bijdragen aan het
cultuurlandschap en de natuur.
Een effectieve borging van publieke belangen moet samengaan met ruimte voor
vernieuwing. Daarom gaan we met kracht door met het verminderen van regeldruk en
kiezen we voor een samenhangende aanpak in de verschillende sectoren op het terrein
van ordening, sturing en toezicht.
• We koersen aan op een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard (ten opzichte
van 2012) van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Daartoe wordt
een verband gelegd tussen het invoeren van nieuwe regels en het laten vervallen van
bestaande regels.
• We gaan ook de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk verminderen door
met belanghebbenden in tenminste vijftien regeldichte sectoren en domeinen de
ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te vinden. Sectoren als
chemie, logistiek, agri & food, life sciences, de bouw, (jeugd)zorg, onderwijs en
politie zullen hier deel van uitmaken.
• De wettelijke winkelsluiting op zondag wordt opgeheven. Het is aan gemeenten om
desgewenst nadere regels te treffen.
• We gaan de vormgeving van toezicht waar nodig herbezien – ook in samenwerking
met de medeoverheden – om met behoud van effectiviteit de toezichtlasten te
verminderen.
• De dienstverlening door overheden moet beter. Bedrijven en burgers kunnen uiterlijk
in 2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals het aanvragen van een vergunning
– digitaal afhandelen. Er komt een eenmalige gegevensuitvraag voor ondernemers die
gebruik maken van het Ondernemingsdossier om bedrijfsgegevens uit te wisselen met
de overheid.
• Er komen tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het
vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in
de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg.
• Door de ordening en de governance te verbeteren kunnen de belangrijke bijdragen die
woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen, scholen en spoorbedrijven aan
de welvaart en het welzijn in ons land leveren, vergroot worden. Het kabinet zal
hiertoe voorstellen doen.
Ondernemers hebben ruimte nodig om te groeien. Die kan verkregen worden door
vernieuwing via ICT en vermindering van regeldruk en nalevingskosten, maar vooral ook
door betere toegang tot krediet en kapitaal.
29/10/2012 11
• De Garantie Ondernemingsfinanciering wordt structureel gemaakt, met een
garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat
bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen.
• Om kleine, startende ondernemers beter te kunnen helpen zal het kredietplafond van
de microfinancieringsorganisatie Qredits worden verhoogd van 50.000 tot 150.000
euro. Er zal met Qredits en de banken een afspraak worden gemaakt om dit te
bewerkstelligen.
• We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer
risicodragend vermogen aan jonge innovatieve bedrijven te kunnen verstrekken.
• Nieuwe alternatieve financieringsvormen zoals kredietunies, crowdfunding en MKBobligaties
zullen worden ondersteund via promotie, wegnemen van belemmeringen in
de regelgeving en door de inzet van kennis en bestaande instrumenten.
Een gezonde financiële sector is onmisbaar voor het functioneren van onze economie.
Maar als bankiers te grote risico’s nemen, kan dat onze economie ook grote schade
toebrengen. Die ervaring hebben we en dat willen we niet nog eens meemaken. Daarom
zetten we de fundamentele hervorming van de bankensector door, zodat banken weer een
positieve bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de reële economie.
• Er komt een verplichte bankierseed met strenge sancties bij overtreding.
• Niet alleen topbankiers worden door de Autoriteit Financiële Markten en de
Nederlandsche Bank gescreend, ook bankmedewerkers verantwoordelijk voor
transacties met hoge risico’s.
• Producten die niet in het belang zijn van de klant mogen niet worden verkocht. De
zorgplicht van banken wordt wettelijk verankerd.
• Op basis van het advies van de onlangs ingestelde commissie structuur Nederlandse
banken komen er voorstellen om spaartegoeden van burgers beter te beschermen
tegen risicovol bankieren.
• Tussen 2013 en 2018 worden de kapitaaleisen voor banken (Basel III) geleidelijk
verhoogd om de kans op financiële crises fors te verkleinen. We halen het groeipad
voor de additionele buffers voor systeemrelevante banken (SIFI) naar voren om
risico’s verder in te perken. Dat doen we verantwoord op basis van een risicoinschatting
en een internationale vergelijking, mede met het oog op de
concurrentiepositie.
• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er
dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en
opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun
uit het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.
• Voor organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd, is het verboden te
speculeren met complexe financiële producten zoals derivaten. Verzekeren tegen
renterisico’s is wel toegestaan. Toezicht hierop vindt plaats bij de jaarlijkse
accountantscontrole.
• In Europa is een versterkte samenwerking op gang gekomen met het oog op een
mogelijke heffing op de financiële sector. Nederland zal zich hierbij aansluiten op
voorwaarde dat onze pensioenfondsen hiervan gevrijwaard blijven, er geen
disproportionele samenloop is met de huidige bankenbelasting en de inkomsten
terugvloeien naar de lidstaten.
29/10/2012 12
• ABN AMRO kan pas terug naar de markt als de financiële sector stabiel is. Er moet
voldoende interesse zijn in de markt, de onderneming moet er klaar voor zijn en
zoveel mogelijk van de totale investering van de Staat moet terugverdiend kunnen
worden. Tegen deze achtergrond onderzoeken we ook andere opties dan een volledige
beursgang.
• De hoogte van de maximale variabele beloning binnen de financiële sector wordt
wettelijk vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning.
• Om misbruik, fraude, constructies en witwassen effectiever aan te kunnen pakken,
krijgen belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst / Economische
controledienst meer capaciteit.
29/10/2012 13
IV. Nederland in Europa
Europa is van groot belang voor onze vrede, veiligheid en welvaart. We verdienen er ons
geld; onze banen zijn er voor een groot deel van afhankelijk. De interne markt is de kern
van de Europese samenwerking. Daarnaast versterken we door samen te werken onze
geopolitieke positie ten opzichte van opkomende en gevestigde machten elders in de
wereld. Ook voelen vele Europeanen zich verbonden door de idealen van democratie,
rechtstaat en gelijke behandeling. Langs deze assen geeft Nederland invulling aan zijn rol
in Europa.
Als het goed gaat met Europa gaat het goed met Nederland. Een crisis in Europa voelt
Nederland heftiger dan veel andere landen. Daarom hebben we belang bij een sterk
Europa dat zo snel mogelijk de crisis overwint.
• Landen gaan zelf over hun eigen beleid maar voor het voortbestaan van de euro is het
van cruciaal belang dat alle landen financieel-economisch sterker worden en daarbij
naar elkaar toegroeien. Om economische onbalans te voorkomen, houden landen
elkaar effectief aan afspraken en worden controlemechanismen waar nodig versterkt.
• Landen hebben de verantwoordelijkheid hun begroting op orde te brengen en hun
economie te versterken. Als er sprake is van steun moet die hand in hand gaan met
hun inzet voor een gestaag herstel. Structurele steun van landen die hun
verantwoordelijkheid wel nemen richting landen die deze verantwoordelijkheid niet
nemen, kan niet aan de orde zijn.
• De interne markt wordt verder versterkt. Effectieve maatregelen om de noodzakelijke
groei in Europa te versterken, worden bevorderd en ondersteund. Protectionisme is in
strijd met de Europese gedachte. De inrichting van de (semi-)publieke sector en
sociale zekerheid is primair een verantwoordelijkheid van lidstaten.
• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er
dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en
opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun
uit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.
• Nederland vraagt de Europese Commissie te inventariseren, op basis van het beginsel
van subsidiariteit, welke beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan nationale
overheden en zal zelf ook voorstellen doen.
• Toetreding van lidstaten wordt getoetst aan de hand van de Kopenhagen criteria.
• De positie van de Eurocommissaris voor economische en monetaire zaken zal verder
versterkt moeten worden.
• Het in onderling overleg uit het gemeenschappelijk arrangement treden (Schengen,
Eurozone, Europese Unie) moet mogelijk zijn.
• De ontwikkeling van de Europese begroting dient in lijn te zijn met de ontwikkeling
van nationale begrotingen. Nederland steunt geen voorstellen voor een substantiële
verruiming, terwijl nationale lidstaten bezuinigen.
• Door verlaging van landbouw- en cohesiebudgetten wordt de Europese begroting
gemoderniseerd ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid.
• De lasten tussen Europese lidstaten moeten eerlijk worden verdeeld. Voor Nederland
betekent dit ten minste voortzetting van de eerder afgesproken correctie van 1 miljard.
29/10/2012 14
• Een betere verantwoording over de besteding van Europees geld blijft voor ons
prioriteit houden.
29/10/2012 15
V. Nederland in de wereld
Nederland kent van oudsher een sterke internationale oriëntatie, zowel omdat het in ons
belang is als uit overtuiging. Nederlanders en Nederlandse bedrijven hebben grote
belangen in het buitenland. Het buitenlands beleid is gericht op het behartigen en
beschermen daarvan en bevordert de internationale rechtsorde en de mensenrechten. De
allerarmsten staan centraal bij ontwikkelingssamenwerking. Onze krijgsmacht moet in
staat blijven in internationaal verband de veiligheid van ons land te garanderen en bij te
dragen aan vrede en veiligheid in de wereld. Zij moet hiertoe beschikken over eenheden
en materieel van hoge kwaliteit. Zo dienen we internationale stabiliteit, veiligheid en
welvaart.
• In bilaterale- en multilaterale samenwerking en contacten bevorderen we
mensenrechten, duurzaamheid en goede arbeidsomstandigheden en krijgt energie- en
grondstoffenzekerheid bijzondere aandacht.
• Nederland zet zich in voor een effectieve werking van internationale organisaties.
• Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en
benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse autoriteit.
• We besparen op het postennetwerk, vooral door samenwerking in EU-verband en met
andere (Europese) landen.
• De Dienst Buitenlandse Zaken gaat per 1 januari 2013 vallen onder de Algemene
Bestuursdienst.
• De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van het
buitenlandse beleid, inclusief de Europese agenda van het kabinet. De voorbereiding
van de Europese Raad vindt plaats onder regie van de minister-president.
Er komt een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiermee wordt het belang van samenhang tussen
beide beleidsterreinen bevestigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vergroten van de
mogelijkheden van het midden- en klein bedrijf om te investeren in zich ontwikkelende
landen, en ook voor het creëren van nieuwe coalities tussen bedrijven, NGO’s en
particulieren zoals die om HIV/AIDS in Afrika te bestrijden. Het belang van de 3Dbenadering
(defense, diplomacy, development) bij internationale crisisbeheersingsoperaties
en vredesmissies komt tot uiting in een nieuw budget voor internationale
veiligheid.
• Om kansen te creëren voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen werken we
actief aan de versterking van internationale economische relaties en blijft
economische diplomatie een zware component in het werk van ambassades en
consulaten.
• De versterkte samenhang tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
krijgt onder meer vorm door het in samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkelen
van een revolverend fonds van 750 miljoen dat in de jaren 2014-2016 vanuit de
begroting van Ontwikkelingssamenwerking wordt gevoed. Hieruit kunnen
investeringen in ontwikkelingslanden worden ondersteund, in het bijzonder die van
het midden- en kleinbedrijf.
• Het belang van vredes- en crisisbeheersingsoperaties voor ontwikkelingslanden wordt
onderstreept door vanaf 2014 een nieuw structureel budget voor Internationale
29/10/2012 16
Veiligheid in te stellen van 250 miljoen, dat ter beschikking komt voor de dekking
van uitgaven verbonden aan internationale veiligheid, die nu nog drukken op de
begroting van Defensie. De minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de aanwending, in
overeenstemming met de minister van Defensie.
• Met het oog op het financieren van bovenstaand fonds en budget en als bijdrage aan
het oplossen van de algemene financiële problematiek wordt gekort op de begrotingen
van Ontwikkelingssamenwerking en Defensie, oplopend tot respectievelijk 1 miljard
en 250 miljoen in 2017.
• Nederland zet zich binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) in voor modernisering van de criteria voor officieel erkende
ontwikkelingshulp.
• De prioriteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking blijven
watermanagement, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten. Hetzelfde geldt voor de doorsnijdende thema’s:
gender, milieu (inclusief de internationale klimaatdoelstellingen uit Kopenhagen) en
goed bestuur.
• Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een
volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een humanitaire
noodsituatie. Verzoeken daartoe worden overwogen in het perspectief van onze
internationale verantwoordelijkheid en nationale belangen.
• Bij internationale missies naar landen in conflict moeten veiligheid, ontwikkeling en
diplomatie hand in hand gaan.
• De oorspronkelijke voornemens met betrekking tot de vervanging van de F16 zijn
niet uitvoerbaar zonder aanpassing hiervan of herprioritering binnen het totale
Defensiebudget. De minister van Financiën verzoekt de Algemene Rekenkamer een
onderzoek in te stellen naar de ontwikkeling van de financiële perspectieven ten
aanzien van de aanschaf en exploitatie van de vervanger van de F16 en de
informatievoorziening daarover in de afgelopen periode. De minister van Defensie
ontwikkelt, in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en uitgaande van het
beschikbare budget, een visie op de krijgsmacht van de toekomst. Ook in de toekomst
zal de krijgsmacht de verplichtingen in NAVO- verband gestand moeten kunnen doen
en in staat zijn in internationaal verband een bijdrage te leveren aan
crisisbeheersingsoperaties. Mede op basis van beide rapportages zal het kabinet eind
2013 een beslissing nemen over de vervanging van de F16. Gelet op het rapport van
de Algemene Rekenkamer ter zake zetten we de ontwikkel- en testprogramma’s
conform de MOU’s voort.
• De missie in Afghanistan (Kunduz) wordt afgemaakt en conform planning afgerond
in 2014.
29/10/2012 17
VI. Van goed naar excellent onderwijs
Onderwijs en wetenschap in Nederland zijn van hoog niveau, maar onze ambitie reikt
verder: wij willen tot de top vijf van de wereld gaan horen. De kwaliteit van de man of
vrouw voor de klas of in de collegezaal is daarbij van doorslaggevende betekenis. En die
kwaliteit staat of valt met opleiding en selectie van leraren en van directeuren en
bestuurders die hun medewerkers stimuleren, belonen en zo nodig sanctioneren. Dit zijn
de mannen en vrouwen van wie we het moeten hebben: in hen willen we investeren.
Zo kan onderwijs het beste uit kinderen en studenten halen. Talent meer uitdagen en
achterstanden verkleinen, ook als je geboren bent in een migrantenfamilie, een gezin met
een laag inkomen of deelneemt aan het speciaal onderwijs. Het belang dat wij hechten
aan goed onderwijs, wordt onderstreept door het feit dat wij onderwijs buiten de
bezuinigingen hebben weten te houden en er in deze crisistijd zelfs in investeren.
• Met het onderwijsveld willen wij tot afspraken komen over verbetering van de
kwaliteit van leraren en schoolleiders. Over betere begeleiding van startende docenten
en bijscholing van bestaande docenten en schoolleiders. Over professionalisering van
het personeelsbeleid met behulp van de Onderwijsinspectie. Over terugdringing van
het aantal onbevoegde docenten. Het oordeel van de Onderwijsinspectie over scholen
zal zich ook gaan uitstrekken tot de categorieën “goed” en “excellent”. Onderdeel van
het akkoord is dat scholen die hun kwaliteit op orde hebben, minder hoeven te
verantwoorden dan scholen die slecht scoren. Scholen gaan publieke verantwoording
afleggen over behaalde resultaten en gebruikte middelen.
Andere elementen die we betrekken bij te sluiten akkoorden:
– Het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd.
– Modernisering van de huidige wettelijke onderwijstijdnorm.
– De ouderenregeling (BAPO) afbouwen om ruimte te creëren voor moderne
arbeidsvoorwaarden.
– Het versneld voldoen aan gewenste beloningscodes.
– Vanaf 2017 is voor dit pakket ruim 340 miljoen beschikbaar, op voorwaarde dat
het lukt de arbeidsvoorwaarden te moderniseren.
• De eisen rond lerarenopleidingen worden aangescherpt en een groter deel van dit
onderwijs moet in de praktijk plaatsvinden.
• De eisen van bekwaamheid uit het Lerarenregister en de bijscholingsplicht van
docenten worden met ingang van 2017 wettelijk verankerd.
• De mogelijkheden om slecht functionerende docenten aan te pakken, nemen toe nu de
rechtspositie van ambtenaren in overeenstemming zal worden gebracht met die van
andere werknemers.
• Het participatie- en vervangingsfonds wordt gemoderniseerd, zodat goed werkgeverschap
beter kan worden beloond.
• In het onderwijs zal een stofkamoperatie plaatsvinden, zodat het aantal administratieve
verplichtingen en voorschriften voor verantwoording kan verminderen.
• Er komen normen die borg moeten staan voor de menselijke maat in het onderwijs en
voor minder overhead. De bekostiging wordt daarop geënt en deze normen zijn ook
leidend bij fusies.
29/10/2012 18
• In krimpgebieden moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn. Denominatie
noch fusietoets mag daarbij in de weg staan.
• Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO)
worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van
samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.
• Consultatiebureaus gaan doelgroepkinderen voor wat betreft risico op taalachterstand
toetsen en doorverwijzen. Het beschikbare extra geld voor Vroeg en voorschoolse
educatie zal in het licht van bovenstaande worden aangewend.
• In het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gaan we door met actieplan ‘Focus op
vakmanschap’, maar op een verantwoord tijdpad. Daarbij betrekken we inkorting en
intensivering van de opleidingen en een sterk vereenvoudigde kwalificatiestructuur.
• Er komen minder opleidingen en uitstroomprofielen zodat de kwaliteit in het MBO
kan toenemen. Kleine opleidingen worden in principe beëindigd.
• Er is 250 miljoen beschikbaar om te intensiveren in het MBO, gekoppeld aan
prestatieafspraken met instellingen. Volle roosters, uitdagende opleidingen, voldoende
aandacht voor de basisvaardigheden taal/rekenen en een sterke praktijkoriëntatie
dragen bij aan meer kwaliteit.
• De langstudeerdersboete voor studenten wordt afgeschaft.
• Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair onderwijs voor de
basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit geldt voor nieuwe studenten met
ingang van september 2014. De aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel,
om de toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen.
• De openbaarvervoerkaart voor studenten wordt een kortingkaart in 2015, die ook
beschikbaar komt voor scholieren in het MBO. Vervoerskosten vallen (tot een zeker
maximum) onder het sociaal leenstelsel.
• De opbrengsten van de maatregelen in de studiefinanciering worden geïnvesteerd in
het onderwijs en onderzoek.
• Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het collegegeld
voor een tweede studie is 20 miljoen beschikbaar.
• De verstrekking van gratis schoolboeken wordt teruggedraaid. Het huidig systeem van
inkoop van boeken door scholen kan in stand blijven. Een deel van de besparing
wordt teruggeven in inkomensondersteuning. De maatregel levert per saldo 185
miljoen op.
• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel
onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering.
• In lijn met de motie Van Haersma Buma wordt 256 miljoen uit het gemeentefonds
overgeheveld naar de scholen ten behoeve van hun huisvesting.
• Het beleid gericht op bekostiging op basis van kwaliteit wordt voortgezet.
• Toelating tot het hoger onderwijs vindt plaats op basis van een daarvoor kwalificerend
diploma. Selectie aan de poort blijft toegestaan voor University colleges, studies waar
het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt en voor opleidingen
met bijzondere toelatingseisen, zoals in de kunsten.
• Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs worden in overleg
met de sector versneld op orde gebracht.
29/10/2012 19
Emancipatie en gelijke behandeling
Iedereen moet iets van zijn of haar leven kunnen maken, ongeacht geslacht,
seksuele geaardheid, afkomst, religie, levensovertuiging of handicap. Dat vraagt
van iedereen een bijdrage: van individuen zelf, sociale partners, overheden,
levensbeschouwelijke groepen en etnische gemeenschappen. De overheid kan
anderen alleen met overtuiging aanspreken als zij zelf het goede voorbeeld geeft.
• Nieuwe ‘weigerambtenaren’ worden niet aangesteld. De algemene wet gelijke
behandeling wordt aangepast naar Europees model. De ‘enkele feitconstructie’
verdwijnt uit de wet. Scholen mogen homoseksuele leraren niet ontslaan en
homoseksuele leerlingen niet weigeren of wegsturen vanwege hun seksuele
voorkeur. Op scholen zal ook voorlichting worden gegeven over ‘seksuele
diversiteit’. Het wetsvoorstel lesbisch ouderschap treedt zo spoedig mogelijk in
werking. Daardoor verbetert de juridische positie van lesbische ouders en hun
kinderen.
• Bestrijding van homofoob geweld blijft een prioriteit voor politie en Openbaar
Ministerie.
• De sterilisatie-eis met betrekking tot officiële geslachtsregistratie zal worden
geschrapt uit de wet.
• Het kabinet zet zich actief in om nog bestaande loonverschillen tussen mannen
en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen.
• Het kabinet bestrijdt alle vormen van onderdrukking van vrouwen. Geweld in
afhankelijkheidssituaties is onaanvaardbaar en wordt opgespoord en bestraft.
Dat geldt voor huiselijk geweld en kindermishandeling, genitale verminking,
eerwraak, prostitutie en mensenhandel. Op schijnhuwelijken wordt strenger
gecontroleerd. Gedwongen huwelijken worden strafbaar en herhaalde
huwelijksmigratie gaan we tegen.
• Nederland zal het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van
gehandicapten ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende
verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.
Kunst en Cultuur
Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Nederland heeft een naam
hoog te houden in kunst en cultuur. Nederlandse ontwerpers, modemakers, dj’s en
architecten veroveren de wereld. Beeldende kunst, dans, opera en musicals trekken een
groot publiek. Instellingen en kunstenaars ontpoppen zich als cultureel ondernemer en
boren nieuw publiek en nieuwe middelen aan. Het overheidsbeleid richt zich vooral op
een sterke basisinfrastructuur, talentontwikkeling en internationale bekendheid van onze
topkunst.
• Cultuur moet toegankelijk blijven. De BTW-verhoging voor podium- en beeldende
kunsten gaat definitief niet door.
• We ondersteunen en stimuleren cultureel ondernemerschap en nieuwe
financieringsvormen.
29/10/2012 20
• De cultuurkaart CJP voor jongeren blijft behouden. Culturele instellingen richten hun
educatie op deze groep.
• Talentontwikkeling wordt gestimuleerd via het Fonds voor de podiumkunsten en
cultuureducatie.
• Gesubsidieerde culturele instellingen hanteren de Code culturele diversiteit.
• Het onderwijs en de cultuursector bundelen krachten ten behoeve van cultuureducatie
in het basis- en voortgezet onderwijs.
Media
Centraal in het mediabeleid staat het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en
hoogwaardig aanbod, toegankelijk voor alle lagen van de bevolking. Het bestaande beleid
wijzigen we op een aantal punten.
• De regionale omroepen worden niet langer gefinancierd door de provincies, maar
door het Rijk. Het budget wordt overgeheveld van het provinciefonds naar de
mediabegroting. Door samenwerking en integratie van taken met de landelijke
publieke omroep is een besparing mogelijk.
• We heroverwegen het eerder aangekondigde mediafonds. Het Stimuleringsfonds voor
de Pers blijft bestaan.
• De zogenaamde ‘artikel 2.42 omroepen’ worden – zoals eerder besloten –
ondergebracht bij omroeporganisaties. Dat maakt het schrappen van de hiermee
samenhangende uitgaven mogelijk.
• De landelijke publieke omroep krijgt daarnaast een extra taakstelling. Deze kan onder
meer worden gerealiseerd door de eigen inkomsten te vergroten, onnodige uitgaven
aan ledenwerving te voorkomen en door de voorgenomen koppeling tussen
ledenaantallen en budgetten van omroepverenigingen los te laten en te vervangen
door systeem met A- en B-licentie. Toetreding van nieuwe omroepen blijft mogelijk.
29/10/2012 21
VII. Zorg dichtbij
Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een zaak van de
overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat begint bij preventie en een
gezonde levensstijl. Natuurlijk zijn mensen hiervoor in de eerste plaats zelf
verantwoordelijk, maar wij willen dit ondersteunen. Daarnaast kiezen wij de komende
kabinetsperiode voor een drietal andere prioriteiten. Allereerst willen wij de kwaliteit
van de geleverde zorg verder verbeteren. We doen dit door het inzicht in de geleverde
kwaliteit te verbeteren, praktijkvariatie te verminderen en zinloos medisch handelen tegen
te gaan. Kwaliteitsverhoging gaat in de zorg gelukkig vaak samen met kostenverlaging;
daar ligt een tweede prioriteit. Wij drukken de stijging van de kosten door de hoeveelheid
geleverde zorg beter te beheersen, overbehandeling tegen te gaan, stringent pakketbeheer
in te voeren, overcapaciteit te verminderen en verspilling te bestrijden. Een derde
prioriteit betreft het bevorderen van (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders.
Dure, complexe en acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren
we dichter bij de mensen. Beide is goed voor kwaliteit én kosten.
Binnen het stelsel van curatieve zorg gaan we nieuwe accenten leggen op meer
samenwerken in plaats van enkel concurreren, op het wegnemen van perverse
volumeprikkels en de introductie van inkomensafhankelijke financiering. De sleutelrol
van verzekeraars blijft in stand. In 2015 zijn zij volgens plan volledig risicodragend.
• Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De zorgtoeslag
verdwijnt. Voor 2017 gaan we uit van een nominale premie van 400, daarna blijft de
verhouding tussen de nominale en inkomensafhankelijke premie constant. Het
bestaande eigen risico wordt budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk
eigen risico. De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers.
• Met behulp van convenanten houden we het zorgstelsel binnen maatschappelijk en
politiek wenselijke bandbreedtes. Met verzekeraars sluiten we een convenant over
preventie en het bevorderen van een gezonde levensstijl. Na 2014 zetten we het
hoofdlijnenakkoord voort met instellingen voor medisch specialistische zorg,
vrijgevestigde medisch specialisten, huisartsen en instellingen voor geestelijke
gezondheidszorg. Daarbij wordt de kostenstijging verder gedrukt van 2,5 naar 2
procent (huisartsen naar 2,5 procent). We willen de kans op inzet van het macro
beheersingsinstrument zo klein mogelijk maken en bekijken daarom of het mogelijk is
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vooraf te laten toetsen of het door de
verzekeraars gecontracteerde volume past binnen het begrotingskader zorg.
• Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit tegen lagere
kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit doel bereikt wordt, door
selectiever te contracteren op basis van heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de
basisverzekering beperkt tot naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de
aanvullende verzekering.
29/10/2012 22
• Het naast elkaar bestaan van verschillend gefinancierde spoedeisende hulpposten
(SEH’s) en huisartsenposten (HAP’s) zorgt voor volumeprikkels die bijdragen aan
overbehandeling en verspilling. Om dit tegen te gaan wordt de ingezette beweging
richting concentratie en specialisatie van SEH’s voortgezet en zullen deze worden
geïntegreerd met de HAP’s. Huisartsenzorg moet altijd bereikbaar zijn. Mensen die
zich zonder verwijzing van een huisarts melden bij de SEH, betalen een eigen
bijdrage van 50 euro. Uiteindelijk zullen deze voorzieningen onder regie van de
verzekeraars in één bekostigingssysteem met de huisartsen worden ondergebracht. Dit
systeem gaat uit van populatiegebonden bekostiging en biedt ruimte voor aanvullende
beloningsafspraken met verzekeraars. Die afspraken zijn gericht op het vervangen van
tweedelijnszorg door de eerste lijn, het ontmoedigen van onnodige doorverwijzingen
en het bevorderen van chronische zorg in de eerste lijn. Voor nieuwe aanbieders blijft
ruimte. Dit pakket van maatregelen legt het fundament voor een structuur van sterke
eerste- en anderhalvelijnszorg, dicht bij de mensen en met de huisarts in een
sleutelrol. Ook wordt op deze manier onnodig gebruik van dure ziekenhuiszorg
ontmoedigd.
• Met verzekeraars sluiten we een convenant af gericht op concentratie van acute zorg,
omdat dit leidt tot hogere kwaliteit van zorg. Ook de top-referente zorg die op dit
moment door academische ziekenhuizen wordt verleend, wordt geconcentreerd.
• Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de Geestelijke
GezondheidsZorg (GGZ). Dit vergt vervanging van de kostenverevening achteraf
door een goede vereveningssystematiek vooraf, een deugdelijke productstructuur en
goede kwaliteitsmeting. Langdurige geestelijke gezondheidszorg kan dan ook
overgeheveld worden naar de zorgverzekeringswet. Om afwenteling te voorkomen
wordt de bestaande eigen bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een
procentuele eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn gezamenlijk.
Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerste lijns GGZ.
• Vanaf 2015 gaan we investeren in extra wijkverpleegkundigen met een bedrag dat
oploopt tot minimaal 250 miljoen in 2017. Dit financieren we met middelen die we
vrijspelen bij medische zorg in de tweede lijn (substitutie). Zo bevorderen we dat
meer zorg dicht bij de mensen thuis wordt geleverd.
• De mogelijkheid om winst uit te keren in de zorg zal zo ingeperkt worden dat het
alleen interessant is voor investeerders met een langetermijnperspectief.
Winstuitkering is alleen mogelijk bij surpluswinst boven 20 procent solvabiliteit en
alleen bij winst uit reguliere exploitatie. Zorgverzekeraars krijgen de mogelijkheid
een minderheidsbelang bij zorgaanbieders te verwerven.
• Het rapport van de commissie-Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid gericht op
medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten
vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium integraal onderdeel is van het
ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten verdwijnt. De vorming
van mega- of regiomaatschappen wordt ontmoedigd.
29/10/2012 23
• Publiek toegankelijke informatie over kwaliteit is van groot belang voor verzekeraars,
patiënten, patiëntenverenigingen, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de
Nederlandse Zorgautoriteit. Lopende initiatieven worden met kracht doorgezet,
eventueel ondersteund door convenanten. Het Kwaliteitsinstituut krijgt
doorzettingsmacht als de voortgang stokt. We verplichten aanbieders van zorg om bij
de declaratie ook informatie te geven die nodig is om vast te kunnen stellen dat
kwaliteit geleverd is. Het gros van deze informatie, bijvoorbeeld voortkomend uit
klinische registraties, bestaat reeds maar moet nog ontsloten worden. Vanzelfsprekend
wordt hierbij recht gedaan aan de bestaande privacy regelingen.
In de langdurige en welzijnszorg willen we de komende periode een omslag maken naar
meer maatwerk, meer zorg in de buurt, meer samenwerking tussen de verschillende
aanbieders maar ook naar houdbaar gefinancierde voorzieningen, zodat ook latere
generaties er nog gebruik van kunnen maken. Dit betekent dat maximaal aansluiting
gezocht zal worden bij wat mensen nodig hebben en wat gemeenten in staat zijn te doen.
Ook richten wij de voorzieningen scherper op beschikbaarheid voor mensen, die zich uit
eigen middelen geen alternatief kunnen veroorloven. Daarbij geven wij prioriteit aan zorg
met een medisch karakter boven zorg met een niet-medisch karakter, omdat mensen bij
die laatste vorm van zorg vaker (maar niet altijd) op alternatieven in eigen kring kunnen
terugvallen.
• De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een een
nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg
(vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de
contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg
in natura als pgb’s maken deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als
indicatiestelling komt hier terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop
met budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt
tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat door het terugdringen
van regionale variatie en spreiding in tariefstelling. Het gebruik van
persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg overigens geleid tot zorg op
maat en institutionele innovaties. Dat willen we verder bevorderen.
• Voor verbetering van verpleegkundige zorg buiten instellingen zijn al veel goede
ideeën ontwikkeld, onder meer door de Sociaal Economische Raad en in de Agenda
voor de Zorg. Wij sluiten daarbij aan. Extramurale verpleging wordt in 2017 van de
AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) en valt daar onder het
zelfde systeem van populatiegebonden bekostiging als de huisartsenzorg. De
indicatiestelling vervalt. Zo verdwijnen schotten, bevorderen we wijkverpleging,
ontmoedigen we overbehandeling en stimuleren we een sterke eerste lijn waar de
huisarts integraal deel van uitmaakt.
• Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van
ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt,
dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en
gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanspraken op
huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen
die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen.
29/10/2012 24
• De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het
organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en
decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek
specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.
Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang
van ruim 750 miljoen.
• De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de
concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen.
De afgelopen jaren hebben grote groepen medewerkers in de (semi-)collectieve sector
hun bijdrage aan het herstel van de overheidsfinanciën geleverd,doordat de groei in hun
arbeidsvoorwaarden afgeremd werd met de zogeheten “nullijn”. De medewerkers in de
zorg zijn hier tot nu toe uitgezonderd van geweest. Het is dus redelijk van hen een
bijdrage te vragen. Voorts nemen de stijgende collectieve zorguitgaven een steeds groter
aandeel in de collectieve uitgaven in; binnen de collectieve zorguitgaven nemen de
personele uitgaven een dominante positie in. Het beheersen van deze uitgaven is dan ook
van toenemend belang om adequaat te kunnen reageren op verslechteringen van het
EMU-saldo. Het vigerende convenant voor de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
in de zorg (OVA), waarin geregeld is hoe de overheid de jaarlijkse bijdrage
voor de arbeidskosten voor de zorg vaststelt, heeft momenteel geen mogelijkheid om af te
wijken. Dat is wel mogelijk in de overige delen van de collectieve sector. In het recente
verleden zijn werkgevers bereid geweest om af spraken te maken over de incidentele
loonontwikkeling. Het kabinet zal nu in gesprek gaan met de zorgsector, met als
uitgangspunt een meer gelijke behandeling tussen de verschillende onderdelen van de
collectieve sector. In dit overleg zal het kabinet er tevens op aandringen om, binnen de
beschikbare middelen, ruimte vrij te maken (100 miljoen) voor het verbeteren van de
arbeidsmarktpositie van specifieke groepen zorgmedewerkers. Eind 2013 beoordeelt het
kabinet de voortgang op beide punten. Om ervan verzekerd te zijn dat per 1 januari 2016
daadwerkelijk stappen gezet kunnen worden, zet het kabinet per onmiddellijk de
procedure in gang om het OVA-convenant met ingang van die datum op te schorten.
Voortschrijdende mogelijkheden, toenemend zelfbewustzijn bij burgers en definiëring
van nieuwe ziekten leiden tot nieuwe medisch-ethische vragen. Om deze vragen op
zorgvuldige wijze te beantwoorden is een brede maatschappelijke discussie nodig.
Leidend is het beginsel van zelfbeschikking, altijd in samenhang met menselijke
waardigheid, goede zorg en beschermwaardigheid van het leven.
• Er is geen aanleiding om de grens voor het uitvoeren van abortus aan te passen.
• De maatschappelijke discussie over het vrijwillige levenseinde zal worden
voortgezet en kan leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving.
• Embryoselectie is toegestaan op medische gronden.
• Het oordeel over een actief donorregistratiesysteem wordt aan de Kamer
overgelaten.
29/10/2012 25
Ouders zijn er voor verantwoordelijk hun kinderen veilig en gezond te laten opgroeien.
Wanneer de ontwikkeling van kinderen ernstig in gevaar komt, moet de overheid tijdig
ingrijpen. Dat is in het verleden ondanks toenemende budgetten niet altijd gebeurd. De
jeugdzorg zal daarom de komende jaren sterk worden verbeterd. Tegelijkertijd zullen de
fors gestegen uitgaven voor jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd
worden teruggebracht.
De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat
alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de
gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ
die onder de ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis
van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie.
Deze decentralisatie wordt gecoördineerd op het ministerie van VWS.
• “Eén gezin, één plan, één regisseur” is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het
sociale domein: bij de wet werken naar vermogen, de algemene wet bijzondere
ziektekosten, de wet maatschappelijke ondersteuning en de jeugdhulpverlening. Dit
vergt ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde. Er komt een einde
aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de
ondersteuning van één gezin.
• Consultatiebureaus worden verplicht kinderen voor wie taalachterstand dreigt, door te
verwijzen naar vroeg- en voorschoolse educatie. Sluitende samenwerking tussen
gemeenten en scholen moet waarborgen dat achterstanden spoedig mogelijk en in
ieder geval voor het eind van de basisschoolperiode zijn weggewerkt.
• Om de effecten van Jeugdzorg te kunnen beoordelen worden prestatiegegevens
aangeleverd en openbaar.
• De decentralisatie moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de
voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op
participatie in de samenleving.
• We versnellen de professionalisering van de jeugdzorg, inclusief opleidingseisen,
beroepscodes en tuchtrecht.
• De nieuwe Jeugdwet waarborgt de gemeentelijke beleidsvrijheid. Elementaire
kwaliteitswaarborgen voor cliënten blijven wettelijk verankerd.
• De voorgenomen eigen bijdrage in de jeugdzorg wordt niet ingevoerd.
Sport brengt mensen bij elkaar en is van groot maatschappelijk belang. Kinderen
verwerven belangrijke sociale vaardigheden. Voldoende en veilig sporten houdt jonge en
oude mensen fitter en gezonder. We willen dat meer mensen kunnen sporten en bewegen
in hun eigen omgeving. Er zijn nog veel mogelijkheden om de openbare ruimte beter te
benutten.
• We bevorderen samenwerking van gemeenten, bedrijven, scholen en
sportverenigingen.
• Met gemeenten willen we bevorderen dat er bij de aanleg van nieuwe wijken
voldoende ruimte voor sport en bewegen is.
• Het kabinet streeft naar meer gymlesuren per week in het primair onderwijs.
• Topsportevenementen kunnen waardevol zijn voor de Nederlandse economie en
hebben een positieve uitstraling naar de breedtesport. Het binnenhalen en organiseren
29/10/2012 26
van de Olympische Spelen brengt echter veel financiële risico’s met zich mee.
Hiervoor is weinig draagvlak in de samenleving in een tijd van crisis en
bezuinigingen. We onderschrijven de ambitie om de Nederlandse sport op Olympisch
niveau te brengen, zonder de Olympische Spelen naar Nederland te willen halen.
• Sporten en als toeschouwer aanwezig zijn bij wedstrijden moeten veilig zijn. Helaas
zijn er nog altijd te veel mensen die sport voor anderen verpesten. Voetbalhooligans
worden daarom hard aangepakt.
• Verbaal en fysiek geweld op of om het sportveld verdient een strenge straf. Ook
sportbonden en sportverenigingen hebben hier een taak.
• Mochten de loterijen de komende jaren meer omzet maken, dan zal de extra afdracht
ten goede komen aan de sport.
29/10/2012 27
VIII. Veiligheid en justitie
Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Burgers moeten zich veilig kunnen voelen op
straten en in wijken. Politie en justitie moeten daadkrachtig en gezaghebbend kunnen
optreden tegen overlast, intimidatie, agressie, overvallen, inbraken en geweld. Kwetsbare
groepen moeten op de overheid kunnen rekenen. Door een goede onderlinge
samenwerking kunnen ouders, onderwijs, jeugdzorg en politie tijdig risicogedrag
signaleren en zo criminele carrières voorkomen. De rechter krijgt de mogelijkheid als
aanvullende maatregel “ter beschikking aan het onderwijs” (TBO) op te leggen. Barrières
die effectief optreden van politie en justitie in de weg staan, worden waar dat kan
weggenomen. Met de komst van de nationale politie blijft er aandacht voor lokale
prioriteiten. Burgers worden meer betrokken bij het veiligheidsbeleid in wijken.
Aandachtswijken houden prioriteit. De mannen en vrouwen in de frontlinie verdienen
steun en moeten voor een hoger salaris niet de straat voor het bureau hoeven te verruilen.
Door meer blauw op straat nemen de veiligheid en de pakkans toe. Recidive dringen we
terug door passende straffen en tijdige resocialisatie, zodat ook weer een nieuw
perspectief ontstaat. We verbeteren de positie van slachtoffers voor, tijdens en na afloop
van het strafproces. De schade verhalen we op de daders. Bescherming van de
persoonlijke levenssfeer van burgers is van groot belang. De overheid dient daarvoor
borg te staan.
• De nationale politie krijgt structureel 105 miljoen per jaar extra. Dat maakt meer
blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk.
• Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 2012 wordt voortgezet om de lokale
inbedding van de politie te versterken, met name door burgemeesters meer te
betrekken bij de aanwijzing van de regioburgemeester en door geregeld overleg
tussen minister en burgemeesters te voeren over onderwerpen van lokaal belang zoals
de verdeling van de sterkte en benoeming van leden van de politieleiding.
• Gezagsdragers en hulpverleners verdienen respect. Het programma Veilige publieke
taak ondersteunt dit. Ook kan er anoniem aangifte worden gedaan.
• Bevoegdheden en uitrusting van lokale toezichthouders en handhavers (BOA’s)
worden beter geregeld.
• In de strafrechtketen krijgen de volgende punten bijzondere aandacht: innovatie,
pakkans, optimalisatie van de executieketen, doelmatiger strafrechtsketen, verkorting
van doorlooptijden van strafzaken, intensivering van opsporing en berechting van
jeugdcriminaliteit en aanpak van ingrijpende misdrijven zoals overvallen,
woninginbraken en geweldsdelicten.
• Straffen van meer dan twee jaar in eerste aanleg worden direct geëffectueerd, ook al
wordt er hoger beroep aangetekend. Bij een delict met slachtoffers geldt dit bij
straffen van meer dan een jaar.
• Er komt een adolescentenstrafrecht met een maximum voor jeugddetentie van twee
jaar.
• Er komt een eigenbijdrageregeling voor gedetineerden.
• Met goed gedrag kunnen gedetineerden meer bewegingsruimte en vervroegde
invrijheidstelling verdienen. De algemeen geldende detentiefasering verdwijnt.
29/10/2012 28
• Betere informatievoorziening – onder strikte voorwaarden – en zo nodig intensivering
van de observatie moet een einde maken aan de gunstige positie van verdachten die
weigeren mee te werken aan een onderzoek. Om dit mogelijk te maken wordt het
wetsvoorstel Forensische Zorg (WFZ) zo spoedig mogelijk ingevoerd.
• Het wordt mogelijk levenslang toezicht te houden op zeden- en geweldsdelinquenten.
• Publieke- en private toezichthouders gaan camerabeelden van delicten en incidenten
direct doorsturen naar de meldkamer van de politie.
• Er komt één loket voor slachtofferhulp. De reikwijdte van het schadefonds
geweldsmisdrijven wordt uitgebreid met onder meer dood door schuld bij ernstige
verkeersovertredingen. Slachtoffers krijgen meer spreekrecht in het strafproces.
• De kosten van het strafproces worden waar mogelijk verhaald op de daders.
• Verdachten kunnen eenvoudiger tot de (snel)rechtszitting in voorlopige hechtenis
worden gehouden.
• De rechter krijgt in geval van meerdaadse samenloop ruimere mogelijkheden om een
passende straf te bepalen.
• In de strafvorderingrichtlijnen van het openbaar ministerie worden minimale
strafeisen voor ernstige gevallen van recidive vastgelegd.
• Mensenhandel en de daaraan gerelateerde prostitutie worden harder bestreden.
• We intensiveren de aanpak van de georganiseerde misdaad over de hele linie. Zo gaan
we witwassen strenger straffen en criminele vermogens beter afromen. Het
boeteplafond bij de bestraffing van rechtspersonen wordt opgeheven.
• Er is sprake van toenemende bedreigingen en kwetsbaarheden op het terrein van
cybersecurity. Die willen we het hoofd bieden door krachten te bundelen met alle
belanghebbenden, de opsporingscapaciteit te versterken en het juridisch
instrumentarium aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.
• We onderzoeken of het verlengen van bewaartermijnen kan bijdragen aan het
oplossen van oude, onopgeloste zaken.
• De wietpas vervalt, maar de toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden aan
ingezetenen die een identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen met een uittreksel
uit het bevolkingsregister kunnen tonen. De handhaving van dit ingezetenencriterium
geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zonodig gefaseerd, waarbij wordt
aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van
lokaal maatwerk.
• De bestrijding van drugstoerisme en georganiseerde drugsmisdaad zetten we met
kracht door. Drugsrunners en illegale straathandel pakken we hard aan. Het gehalte
werkzame stoffen in softdrugs wordt aan een maximum gebonden.
• Het civiele proces wordt vergaand vereenvoudigd en gedigitaliseerd. Het onderscheid
tussen verzoekschrift en dagvaarding kan vervallen. Hoger beroep wordt
gestroomlijnd.
• Echtscheiding zonder tussenkomst van de rechter wordt mogelijk als er geen kinderen
betrokken zijn en partners overeenstemming over de scheiding hebben bereikt.
29/10/2012 29
• We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen, sportweddenschappen en
pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het illegale aanbod aan kansspelen
dringen we daarmee terug. Op de naleving van de aan de vergunning verbonden
voorwaarden wordt strikt toegezien. Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak
van de overheid, daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht.
• Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de
bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden voor
consumenten in het gedrang komen.
• We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken.
• De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel.
Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep
en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
• De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer
bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van
systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens
uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd privacy impact assessment (PIA) standaard
bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden
geëvalueerd.
• Het verdrag ter bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm geen steun.
• Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd.
• We ondersteunen de samenwerking in en tussen veiligheidsregio’s en gaan door met
de regionalisering van de brandweer.
• Er komt een aangescherpte Voetbalwet met hogere straffen, boetes voor clubs die het
hooliganverbod niet handhaven en stadion- en gebiedsverboden voor degenen die
voor het eerst de fout in gaan.
• Overmatig alcoholgebruik door met name jongeren is zeer zorgelijk en leidt tot grote
schade. De minimumleeftijd voor de verstrekking van alcohol gaat naar 18 jaar. Dit
gaat gepaard met intensieve voorlichting en adequate handhaving.
29/10/2012 30
IX. Immigratie, integratie en asiel
Ons immigratiebeleid is restrictief, rechtvaardig en gericht op integratie. Bij het
immigratiebeleid zal rekening gehouden worden met de draagkracht van de samenleving.
Voor betrokkenen en voor de samenleving is het van belang dat migranten op eigen
benen kunnen staan, door werk in hun levensonderhoud voorzien, snel integreren en
meehelpen de samenleving op te bouwen. Op die basis blijven ook EU-inwoners en
kennismigranten welkom.
Ook bij gezinshereniging en gezinsvorming waarborgen we integratie door eisen te
stellen. In een andere vorm doen we dat ook bij immigranten uit de drie andere landen
van het Koninkrijk. Vluchtelingen die aan de voorwaarden voldoen krijgen bescherming
en voorzieningen die hen in staat stellen zo snel mogelijk volwaardig deel uit te maken
van onze samenleving. We verwachten van hen dat zij zich optimaal inzetten om de
geboden kansen te benutten. Voor alle nieuwkomers biedt beheersing van het Nederlands,
kennis van de samenleving en betaald werk het beste perspectief op succesvolle
integratie.
Integratie- en inburgeringsbeleid zal worden ondergebracht bij het ministerie van SZW,
asiel en immigratie bij het ministerie van V&J.
• We blijven in EU-verband pleiten voor aanscherping van de richtlijn die eisen stelt
aan huwelijk- en gezinshereniging. Dit betreft een leeftijd van tenminste 24 jaar, het
in voldoende mate in eigen levensonderhoud kunnen voorzien door inkomen uit werk
en maatregelen om schijnhuwelijken en huwelijksdwang effectief tegen te gaan.
• De DNA-test wordt gebruikt als middel tegen identiteitsfraude.
• Huwelijken tussen neef en nicht worden in beginsel verboden.
• Een verblijfsvergunning wordt niet verstrekt als de aanvrager eerder illegaal in
Nederland verbleef of fraude pleegde.
• Vreemdelingen die veroordeeld zijn voor een delict worden eerder uitgezet. De
toetsingsperiode wordt verlengd tot vijf jaar en bij recidive wordt de norm voor
veelplegers toegepast.
• Gezinsmigratie betreft het kerngezin: een duurzame, exclusieve relatie tussen partners
en degenen die door biologische verwantschap tot het gezinshuishouden behoren.
• Alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden, mede in het belang van de
ontwikkeling van de kinderen zelf, zo snel mogelijk in het land van herkomst met hun
familie herenigd, of ondergebracht in een opvangvoorziening in het land van
herkomst.
• Het toelatingsbeleid richt zich op de bescherming van vreemdelingen die zelf, op
grond van de internationale en Europese beschermingsnormen, vervolging of ernstige
mensenrechtenschendingen te vrezen hebben; nationale beschermingsgronden,
waaronder het categoriaal beschermingsbeleid, worden uit de Vreemdelingenwet
geschrapt. Toelatingsprocedures worden gestroomlijnd en zoveel mogelijk bekort, in
het bijzonder als het gaat om vervolgaanvragen en om reguliere aanvragen die
worden ingediend door vreemdelingen die een machtiging tot voorlopig verblijf
moeten aanvragen. De prikkels en mogelijkheden om procedure op procedure te
stapelen, worden weggenomen. Deze maatregelen zijn erop gericht zorgvuldig te
toetsen of bescherming nodig is en bij afwijzing het perspectief eenduidig op
terugkeer te richten.
29/10/2012 31
• Het kind van een afgewezen asielzoeker dat tenminste vijf jaar voor het bereiken van
de leeftijd van 18 jaar in ons land is krijgt een verblijfsvergunning indien het deze
aanvraagt voor het bereiken van de leeftijd van 21 jaar en zich niet langdurig aan het
toezicht van de rijksoverheid heeft onttrokken. Hetzelfde geldt voor een alleenstaande
minderjarige vreemdeling die tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van
18 jaar in ons land is. Alleen de in Nederland verblijvende gezinsleden van het kind
van een afgewezen asielzoeker, krijgen bij deze vergunningsverlening een afgeleide
verblijfsvergunning. Het voorgaande wordt vervat in een overgangsregime als
onderdeel van een definitieve regeling in het kader van de stroomlijning en bekorting
van toelatingsprocedures. In de definitieve regeling, die naar zijn aard betrekking zal
hebben op een klein aantal personen, kunnen kinderen van afgewezen asielzoekers of
alleenstaande minderjarige vreemdelingen die vijf jaar of langer aaneengesloten in
ons land verblijven voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, alleen in aanmerking
komen voor een verblijfsvergunning indien zij deze aanvragen voordat zij de leeftijd
van 19 jaar hebben bereikt. Zij moeten dan, voordat zij de leeftijd van 18 jaar
bereikten, hebben voldaan aan de voorwaarden dat zij zich niet langdurig aan het
toezicht van de rijksoverheid hebben onttrokken, aan hun terugkeer hebben
meegewerkt en hun identiteit hebben aangetoond, onder meer door het overleggen
van documenten en/of consistent en naar waarheid verklaren en antwoorden. Een
beroep op deze regeling biedt geen recht op opvang. Geen vergunning op grond van
deze regeling wordt verleend aan een vreemdeling die een zwaar delict heeft begaan
of aan wie is tegengeworpen dat hij oorlogsmisdaden heeft begaan en evenmin aan
zijn gezinsleden. Indien voor, tijdens of na de aanvraag voor de overkomst van een of
beide ouders door een alleenstaande minderjarige vreemdeling die een
verblijfsvergunning heeft gekregen op grond van deze regeling onjuiste gegevens zijn
verstrekt met betrekking tot zijn ouders, leidt dit tot intrekking van zijn
verblijfsvergunning.
• Werkgevers en malafide verhuurders die personen zonder verblijfsvergunning te werk
stellen of onderdak bieden pakken we hard aan.
• Illegaal verblijf wordt strafbaar gesteld. Daarbij zijn particulieren en particuliere
organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar.
• We verhogen de Nederlandse bijdrage aan de opvang van vluchtelingen in de regio.
• Op basis van criteria zoals de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf hanteren
(onder meer toets op strafblad en inkomen) komen we met een voorstel tot regulering
van de vestiging van inwoners uit die landen in Nederland.
• Bij een restrictief en rechtvaardig immigratiebeleid hoort ook een actief en
consequent terugkeerbeleid. Wie hier niet mag blijven moet vertrekken of wordt
uitgezet. We oefenen druk uit op landen om hun onderdanen terug te nemen aan wie
de toegang tot Nederland is ontzegd. Dit betreft ook de handels- en
ontwikkelingscontacten met deze landen.
• We scherpen de eisen voor inburgering aan, zowel in het buitenland als in Nederland.
• Voorbereiding op het inburgeringexamen is een verantwoordelijkheid van
betrokkenen zelf. Mensen met een asielstatus doen we een aanbod, voor anderen is
een sociaal leenstelsel beschikbaar.
29/10/2012 32
• Inburgeringinspanningen worden consequent en vanaf het begin gevolgd. Wie zich
onvoldoende inzet verliest de verblijfsvergunning, met uitzondering van degenen met
een verblijfsvergunning asiel. Maar ook voor de laatste groep geldt dat zij zich in
moeten zetten om belemmeringen voor werk, zoals het niet beheersen van het
Nederlands, weg te nemen. Alleen dan kunnen zij in aanmerking komen voor een
bijstandsuitkering.
• Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar
vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve
van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende kleding af te leggen. Wie deze
kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.
• Voor stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen, naturalisatie en het niet verliezen van
het verblijfsrecht bij het aanvragen van een bijstandsuitkering geldt nu een periode
van vijf jaar. Die wordt verlengd tot zeven jaar.
• Het kabinet spant zich in EU-verband in om ook voor EU-onderdanen te laten gelden
dat zij pas na zeven jaar bijstand kunnen krijgen, mede in het kader van een te
ontwikkelen ingroeimodel voor de sociale zekerheid.
• Immigranten met een gewelddadige partner komen in aanmerking voor een
partneronafhankelijke verblijfsvergunning; de dader wordt vervolgd.
• Wie de Nederlandse taal niet beheerst krijgt geen bijstandsuitkering. Dit uitgangspunt
wordt consequent toegepast: voor vreemdelingen uit derde landen, EU-onderdanen en
Nederlanders.
• Het ingezet beleid gericht op het verblijf en de terugkeer van EU-arbeidsimmigranten
wordt voortgezet.
• Per 1 januari 2014 vervallen de beperkingen voor de toegang van Bulgaarse en
Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt. Dat vergroot het belang om het project
EU-arbeidsmigratie, het programma aanpak malafide uitzendbureaus en de Wet
aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving met kracht uit te voeren.
• Nederland zet zich er internationaal en in bilaterale contacten voor in dat mensen de
mogelijkheid krijgen vrijwillig afstand te doen van een nationaliteit zonder stateloos
te worden.
29/10/2012 33
X. Woningmarkt
De woningmarkt zit op slot. Dat is slecht voor onze economie en buitengewoon
belemmerend voor mensen die willen kopen, huren of verhuizen. Door annuïtair aflossen
als voorwaarde te stellen voor belastingaftrek bij nieuwe hypotheken en de
overdrachtsbelasting structureel te verlagen zijn de eerste belangrijke stappen gezet om
de woningmarkt weer in beweging te krijgen. Als sluitstuk scheppen wij een helder en
houdbaar kader voor de koop- en de huurmarkt. Zo maken we een einde aan de heersende
onzekerheid en brengen we een eerlijke en goedlopende woningmarkt binnen bereik.
Vanwege het grote belang en de grote complexiteit van de hervormingen wordt op het
departement van BZK een nieuwe minister voor Wonen en Rijksdienst belast met het
woondossier.
• De hypotheekrenteaftrek blijft bestaan om de aanschaf van een eigen woning te
stimuleren en wordt als volgt aangepast. Voor bestaande en nieuwe hypothecaire
leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief (vierde schijf), in stappen van
een half procent per jaar, teruggebracht naar het tarief van de derde schijf. De
opbrengst sluizen we jaarlijks budgettair neutraal terug naar de groep die door de
maatregel geraakt wordt. Voor de helft door verlaging van het hoogste tarief in de
inkomstenbelasting en voor de helft door verlenging van de derde belastingschijf in
de inkomstenbelasting. De problemen met restschulden worden gericht aangepakt. De
rente betaald op restschulden kan tijdelijk (maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden
blijven worden afgetrokken. De gunstige leningsfaciliteit voor starters van de
Stichting Volkshuisvesting Nederland zal worden uitgebreid.
• De huurtoeslag blijft intact om woningen voor lagere inkomens betaalbaar te houden.
Dat maakt een gedifferentieerde huurverhoging mogelijk. Voor huurders met een
huishoudinkomen tot 33.000 is dat 1,5 procent plus inflatie. Bij mensen met een
inkomen tussen de 33.000 en 43.000 gaat het om 2,5 procent bovenop de inflatie.
Boven de 43.000 is de huurverhoging 6,5 procent plus inflatie. Verhuurders mogen
hierbij werken met een huursombenadering. De systematiek met een
huurliberalisatiegrens blijft intact. Het systeem voor woningwaardering wordt sterk
vereenvoudigd met als grondslag 4,5 procent van de waarde op basis van de wet
waardering onroerende zaken. Daarmee komt een einde aan het ingewikkelde
puntensysteem. Voor huurders met een inkomen boven 43.000 wordt de maximale
huurprijs op basis van het woning waarderingssysteem tijdelijk buiten werking
gesteld. Na vertrek van de zittende bewoners geldt de maximale huurprijs weer. Zo
pakken we scheefwonen aan en blijft de sociale woningvoorraad in stand.
• Woningbouwcorporaties moeten weer dienstbaar worden aan het publiek belang in
hun werkgebied. Hun taak brengen we terug tot het bouwen, verhuren en beheren van
sociale huurwoningen en het daaraan ondergeschikte direct verbonden
maatschappelijke vastgoed. Corporaties komen onder directe aansturing van
gemeenten. Gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners krijgen extra
bevoegdheden. De schaal van een woningbouwcorporatie moet in overeenstemming
zijn met de schaal van de regionale woningmarkt en met de maatschappelijke
kerntaak. De extra huuropbrengsten van corporaties die het gevolg zijn van de
maatregelen in de huursector worden via een heffing afgeroomd. De beloning van
bestuurders van woningbouwcorporaties wordt versneld aangepast op basis van de
nieuwe wet normering topinkomens.
29/10/2012 34
XI. Arbeidsmarkt
De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten verbeteren.
Kansen van vooral oudere werknemers op nieuw werk zijn te laag en flexwerkers
verdienen betere bescherming. Een snelle doorstroming van baan naar baan, met een zo
kort mogelijke terugval op een uitkering, is voor iedereen wenselijk. Door het
ontslagrecht te hervormen en de Werkloosheidswet (WW) te moderniseren kan de route
van werk naar werk sterk worden verkort. We streven naar overeenstemming met de
sociale partners over een sociale agenda waarvan deze plannen deel uitmaken.
• We handhaven de preventieve ontslagtoets in de vorm van een verplichte
adviesaanvraag aan de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV).
Criteria voor rechtmatig ontslag worden nauwkeurig omschreven. De parallelle route
via de kantonrechter vervalt. Het UWV gaat het overgrote deel van de aanvragen
binnen vier weken afhandelen (nu zes weken).
• Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde
toetsingscriteria hanteren als tot nu toe. Werkgevers zullen een transitiebudget moeten
betalen, tenzij het ontslag ingegeven is door de slechte financiële situatie van de
werkgever en de werkgever failliet zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen.
• De preventieve UWV-toets vervalt als in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is
voorzien in een qua inhoud en snelheid vergelijkbare procedure.
• Een werkgever kan zich tot de rechter wenden als hij iemand wil ontslaan in strijd
met het opzegverbod, of een tijdelijk contract wil ontbinden terwijl de
arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.
• Een ontslagen werknemer kan zich tot de rechter wenden. Die zal het UWV-advies
zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de rechter worden identiek aan de
criteria die het UWV toepast voor een werkgever.
• Indien de rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te
wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de werkgever is afgeweken van een
negatief ontslagadvies van het UWV, kan de rechter het ontslag ook ongedaan maken.
De ontslagvergoeding bedraagt maximaal een half maandsalaris per dienstjaar, met
een grens van 75.000 euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.
• Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op de volgende
voorzieningen. Allereerst de bestaande wettelijke opzegtermijn van één tot vier
maanden, afhankelijk van de duur van het dienstverband. Daarnaast is de werkgever
bij onvrijwillig ontslag of het niet verlengen van een tijdelijk contract van minstens
een jaar een vergoeding voor scholing in de vorm van een transitiebudget
verschuldigd. De omvang van dit budget bedraagt een kwart maandsalaris per
dienstjaar met een maximum van vier maandsalarissen.
• De duur van de WW-uitkering wordt maximaal 24 maanden: 12 maanden gerelateerd
aan het laatstverdiende loon en 12 maanden gerelateerd aan het wettelijk
minimumloon. In de eerste tien jaar bouwen werknemers per gewerkt jaar één maand
WW-recht op, daarna een halve maand per gewerkt jaar. Bestaande rechten voor wat
betreft de opgebouwde jaren worden binnen het maximum van de nieuwe systematiek
gerespecteerd.
29/10/2012 35
• Voor 55-plussers die ontslagen worden gaat de inkomensvoorziening voor oudere
werklozen (IOW) gelden, zonder partner- of vermogenstoets en met sollicitatieplicht.
De IOAW vervalt.
• Het financiële voordeel dat werkgevers hebben door deze hervorming van het
ontslagrecht wordt verrekend door verhoging van de WW-premie.We bezien de
mogelijkheid om de WW-premie per werkgever te differentiëren op basis van criteria
van goed werkgeverschap.
• Bij cao mag worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, dat bepaalt dat
ontslagen evenwichtig moeten worden gespreid over de verschillende
leeftijdsgroepen.
• Flexibele arbeid is belangrijk voor een goed functionerende arbeidsmarkt en
economie. Het is nodig om bedrijven in staat te stellen pieken en dalen op te vangen.
Flexibele arbeid mag echter niet verworden tot een goedkoop alternatief voor werk
dat beter door vaste werknemers gedaan kan worden. We nemen initiatieven om
flexibele en vaste arbeid beter met elkaar in balans te brengen.
• Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant
van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in
dienst worden genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.
• Samen met sociale partners kijken wij naar verbetering van de wettelijke bescherming
voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij betrekken wij onder andere
ketenregelingen en concurrentiebedingen.
Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe
Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014. Het kabinet ontwerpt een quotumregeling
voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten door grotere werkgevers. We zorgen
ervoor dat niemand tussen wal en schip valt. Naarmate het aantal plaatsen in de sociale
werkvoorziening afneemt, neemt het aantal reguliere plaatsen voor arbeidsgehandicapten
toe. De quotumregeling wordt vanaf 1 januari 2015 (het jaar waarin de nieuwe wet ook
voor bestaande gevallen in de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) gaat gelden) in zes
jaar stapsgewijs ingevoerd. Zo voorkomen we dat verdringing optreedt en krijgen de
werkgevers tijd om aanpassingen door te voeren. Ten opzichte van het wetsvoorstel
Werken naar Vermogen bevat de Participatiewet de volgende wijzigingen.
• Wij schrappen de herbeoordeling voor jongeren die al een
arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de uitkering
voor deze groep.
• Wij bouwen in zes jaar een quotum van vijf procent op voor bedrijven voor het
aannemen van arbeidsgehandicapten. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum
voldoet volgt een boete van 5.000 per werkplaats voor een arbeidsgehandicapte. Er
komt een uitzondering op de quotumregeling voor bedrijven met minder dan 25
werknemers.
• Wij spreiden van de efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over zes jaar.
• De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met ingang van
1 januari 2014. Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf
beschut werk als een voorziening te organiseren. Er is geld om via deze voorziening
structureel uiteindelijk dertigduizend werkplekken te realiseren afgestemd op honderd
29/10/2012 36
procent van het wettelijk minimumloon. De verplichting voor gemeenten om één op
de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen vervalt.
• Voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon werken, is
dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en aanvullende uitkering toe naar het
wettelijk minimumloon. Op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met
loondispensatie wordt een beslissing genomen over de maatvoering en invulling
hiervan.
• Op de bij gemeenten en UWV beschikbare re-integratiemiddelen wordt een
doelmatigheidskorting doorgevoerd, mede in het licht van grote decentralisaties zoals
bij de Participatiewet.
In het licht van ons streven naar een gezamenlijke sociale agenda hecht het kabinet aan
constructieve samenwerking met de sociale partners. We willen met hen in gesprek over
de invulling en uitwerking van de maatregelen in dit regeerakkoord, in het bijzonder voor
de maatregelen inzake ontslag en WW, binnen de financiële kaders. Doel is het
verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt, waarbij iedereen – flexwerker of
vaste werknemer – in staat wordt gesteld zo snel mogelijk nieuw werk te vinden.
Bijna 800.000 kinderen maken gebruik van kinderopvang. Het gaat om kinderen in een
kwetsbare leeftijd. Daarom moeten de opvangvoorzieningen een gezonde en veilige
omgeving bieden, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang biedt
ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan het arbeidsproces. Al met al voldoende
redenen om betaalbaarheid en kwaliteit van kinderopvang te blijven borgen.
Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten
op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om
ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren
van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit
stelt ook eisen aan de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij
buitenschoolse opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend
dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de brede school of integrale
kindcentra. Ouders kiezen de voorziening die het beste bij hun kind past. Klachten
moeten makkelijk kunnen worden ingediend, verdienen serieuze en snelle behandeling en
worden betrokken bij het toezicht. Het risicogestuurde toezicht verbetert verder: streng
waar nodig, zelf verantwoordelijk waar dat kan.
• Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet
Kinderopvang gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden
betrokken. Belemmeringen voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in
de nu lopende pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor- en
vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken. Financieringsstromen
stemmen we op elkaar af.
• Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren we de
kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel.
• De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste prioriteit. Screening
van het personeel zal voortdurend plaatsvinden.
29/10/2012 37
• De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en
geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke voorziening een
beroep kunnen doen op een klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een
laagdrempelige geschillenregeling.
• Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van ouders. Met de
sector worden afspraken gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden van
contracten. Doel is een verbeterde aansluiting tussen gebruikte en betaalde uren.
Indien nodig wordt dit wettelijk vastgelegd.
29/10/2012 38
XII. Ruimte en mobiliteit
Infrastructuur en bereikbaarheid zijn van doorslaggevend belang voor onze economie.
Ook in de afgelopen jaren is de mobiliteit gegroeid, ondanks de economische crisis. Op
twee manieren werken we aan het verbeteren van bereikbaarheid en doorstroming. Door
te investeren, vooral in het aanpakken van fileknelpunten en de aanleg van ontbrekende
schakels in hoofdverbindingen. En door de bestaande infrastructuur – weg, spoor en water
– beter te benutten. Openbaar vervoer moet betrouwbaar, toegankelijk en efficient zijn.
Spoor en andere vormen van openbaar vervoer moeten beter op elkaar aansluiten. De
veiligheid op het spoor moet verder verbeteren. Het kabinet bevordert de ontwikkeling
van de mainports Schiphol en Rotterdam vanwege hun grote belang voor de Nederlandse
economie. Zij krijgen ruimte om te groeien, met blijvende aandacht voor een goed woonen
leefklimaat.
• De resterende investeringsruimte in Infrastructuurfonds en Deltafonds tot 2028 kan in
de komende kabinetsperiode voor 80 procent worden bestemd voor nieuwe projecten.
• Projecten met een gunstige maatschappelijke baten/kostenverhouding voeren we
volgens plan uit. Dit geldt onder meer voor de aanleg van de Blankenburgtunnel.
Knelpunten in het aansluitende wegennet worden gelijktijdig aangepakt. De
besluitvorming over de verbreding van de Ring Utrecht (2 x 7 rijstroken) wordt
afgerond.
• Er komt geen kilometerheffing. In plaats daarvan zetten we het programma Beter
Benutten door dat een bijdrage levert aan het verminderen van files.
• Om de beschikbare middelen optimaal te gebruiken en ondernemerschap en innovatie
te bevorderen zetten we in op publiek-private samenwerking bij de aanleg van
infrastructuur.
• Het Eurovignet wordt verder toegespitst op schonere vrachtwagens. Eventuele
geraamde meeropbrengsten komen ter beschikking voor investeringen in weginfrastructuur.
• De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers wordt vanuit milieuoverwegingen
afgeschaft.
• Vanaf 2016 wordt met gebruikmaking van bestaande budgetten het Europees
spoorbeveiligingssysteem (ERTMS) gefaseerd ingevoerd. Om het aantal
overwegincidenten te verminderen komt er een verbeterprogramma.
• In het kader van de op te stellen lange termijn agenda spoor analyseren we organisatie
en ordening op het spoor. Op basis van de uitkomsten volgen eventueel aanpassingen.
• De onderhandse gunning aan de NS van het vervoer op het hoofdrailnet voor de
periode 2015-2024 wordt afgerond.
• Belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer worden waar mogelijk
weggenomen.
• We verkennen de mogelijkheden voor verdere decentralisatie, maar houden het
hoofdrailnet in stand.
• Regionale luchthavens mogen zich verder ontwikkelen, ook om de groei van Schiphol
te ondersteunen.
• We inventariseren belemmeringen voor duurzame binnenvaart die kan bijdragen aan
de ontwikkeling van de kernfuncties van de haven Rotterdam en nemen die waar
mogelijk weg.
29/10/2012 39
• Belemmeringen voor het goederenvervoer worden weggenomen door het bevorderen
van snelle en goede douaneafhandeling.
Het kabinet kiest bij de ruimtelijke inrichting voor economische groei die geen afbreuk
doet aan ecologie en omgevingskwaliteit.
• Nederland wil internationaal concurrerend blijven en investeringen moeten maximaal
renderen. Daarom krijgen de economische gebieden rond de mainports, brainports en
greenports prioriteit.
• De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en sneller, daarom
stroomlijnen we de ruimtelijke wet- en regelgeving verder. In 2013 komen we met een
wetsvoorstel omgevingswet ter vervanging van onder meer de wet op de ruimtelijke
ordening en de waterwet.
• Er komt een databank voor ruimtelijke gegevens, waardoor informatie makkelijker
kan worden ontsloten.
• De krimpproblematiek krijgt aandacht vanuit verschillende ministeries. In het
onderwijs moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn wanneer krimp
daartoe noopt. Woningen zullen moeten worden aangepast met het oog op de
bevolkingssamenstelling en soms is sloop aan de orde. Voorzieningen zullen waar
mogelijk moeten worden gebundeld. Het voortouw ligt hiervoor bij de lokale
overheid. Regio’s die hiermee te maken hebben, moeten ruimte krijgen door middel
van maatwerk in regelgeving.
Bij het natuurbeleid is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de kaders en ambities. De
provincies zijn verantwoordelijk voor het invullen en uitvoeren van het beleid, zoals in
het Natuurakkoord is afgesproken.
• De ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de verbindingszones, maar
we nemen er meer tijd voor. Daarom maken we afspraken met provincies en
natuurbeheerorganisaties over prioriteiten, tijdpad en de inzet van middelen. Bij een
evaluatie in 2016 betrekken we de effecten van planologische claims.
• Het beheren en beschermen van bestaande natuurgebieden krijgt voorrang. Hiervoor
is de 200 miljoen die in het begrotingsakkoord 2013 voor natuur is bestemd
geoormerkt via het Provinciefonds beschikbaar.
• De Natuurbeschermingswet die in behandeling is wordt aangepast. Waar mogelijk
worden de verschillende beschermingsniveaus geharmoniseerd en waar relevant in
overeenstemming gebracht met de Vogel- en Habitatrichtlijn en andere relevantie
regelgeving. Zo zal de wet bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland.
• Om een grotere private betrokkenheid mogelijk te maken bezien we de positionering
van Staatsbosbeheer. Voor alle natuurbeheerorganisaties geldt dat zij zo veel mogelijk
eigen middelen moeten genereren.
• Binnen het natuurbeleid streven we naar synergie met andere maatschappelijke
belangen zoals waterveiligheid, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en
klimaat.
• Alle alternatieven voor natuurcompensatie rond de verdieping van de Westerschelde
zijn zorgvuldig gewogen op kosten en effecten. Op grond daarvan besluiten we de
volledige ontpoldering van de Hedwigepolder zo spoedig mogelijk ter hand te nemen.
29/10/2012 40
Nederland leeft met water. Zorg voor waterbeheer en waterkwaliteit zal daarom altijd een
essentiële overheidstaak blijven. Nederland heeft unieke kennis en kunde op het gebied
van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee. Deze kennis kunnen
we ook gebruiken voor verduurzaming van de waterketen, waardoor de leefomgeving
verbetert.
• Het Rijk beperkt zich tot de normstelling en het toezicht op de primaire
waterkeringen, de provincie tot de secundaire keringen en zijn rol als
gebiedsregisseur.
• Water- en natuuropgaven raken steeds meer met elkaar vervlochten. Rijkswaterstaat,
de dienst landelijk gebied en de waterschappen krijgen de opdracht om met
voorstellen te komen die de efficiency bij beheer en onderhoud verhogen.
• Het in stand houden van de bestaande infrastructuur voor waterveiligheid krijgt bij
het waterbeleid prioriteit. In een programma waterveiligheid zullen de verschillende
opgaven optimaal en innovatief worden gecombineerd.
• Uitgaven voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening worden gefinancierd uit
het Deltafonds. Dit fonds wordt met ingang van 2014 afgesplitst van het
Infrastructuurfonds.
• De uitvoering van de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken wordt
voortgezet.
• Het kabinet zet zich in voor de export van producten, kennis en kunde van de
watersector.
Dierenwelzijn is belangrijk en leeft breed onder de bevolking. De afgelopen jaren is veel
verbeterd en die lijn trekken we door.
• De komende jaren wordt dierenwelzijn verder verankerd in de intensieve veehouderij.
Uitgangspunt is het advies van de commissie Van Doorn.
• We ondersteunen samenwerking van organisaties binnen de voedselketen op het
terrein van dierenbescherming, consumentenbelangen, landbouw en
levensmiddelenhandel.
• We toetsen planologische regels voor de bouw van zeer grote stallen en regels voor
het gebruik van antibiotica voor dieren op volksgezondheidsaspecten en scherpen ze
zo nodig aan.
• De reguliere politie pakt verwaarlozing en mishandeling van dieren hard aan. Zware
straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit beleid.
• Er komt een verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen.
29/10/2012 41
XIII. Bestuur
Een krachtige en dienstverlenende overheid vraagt een duidelijke afbakening van taken
en verantwoordelijkheden tussen en binnen bestuurslagen. Het overbrengen van een groot
aantal taken van het Rijk naar gemeenten maakt meer maatwerk mogelijk en vergroot de
betrokkenheid van burgers. Gemeenten kunnen de uitvoering van de taken beter op elkaar
afstemmen en zo meer doen voor minder geld. Hiertoe biedt het Rijk hen ruime
beleidsvrijheid.
Een grote decentralisatie van taken en bevoegdheden vergt medeoverheden die op een
passende schaal zijn georganiseerd. Voor de lange termijn hebben wij het perspectief van
vijf landsdelen met een gesloten huishouding en gemeenten van tenminste
honderdduizend inwoners voor ogen. De inwonersnorm kan worden aangepast aan de
bevolkingsdichtheid in verschillende delen van het land. De waterschappen worden
samengevoegd met de landsdelen. Samen met de medeoverheden willen we dit lange
termijn perspectief realiseren. Ontwikkelingen in de gewenste richting worden
aangemoedigd.
De landelijke overheid zal zijn doen en laten in de contacten met medeoverheden richten
op het gewenste eindbeeld. Dit heeft gevolgen voor het overleg en de vormgeving van
decentralisaties en financieringsarrangementen. Decentralisaties zullen in principe gericht
worden op 100.000+ gemeenten. Gemeenten benutten mogelijkheden om bewoners van
wijken, buurten en dorpen te betrekken bij zaken die hen raken.
• De provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland worden samengevoegd, waarbij
over de positie van de Noordoostpolder later een beslissing valt.
• Met de overige provincies bespreken we initiatieven gericht op vergroting van de
provinciale schaal.
• Wij kiezen voor een materieel gesloten provinciale huishouding, beperkt tot taken op
het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, natuur en regionaal
economisch beleid.
• Waterschapsverkiezingen gaan plaatsvinden op de dag van de verkiezingen voor
provinciale staten. We bevorderen opschaling tot tien à twaalf waterschappen.
Waterschappen verdwijnen uit de Grondwet.
• Een wetsvoorstel tot afschaffing van de WGR+ samenwerkingsverbanden zal worden
ingediend.
• We nodigen provincies uit om met gemeenten initiatieven gericht op vergroting van
de gemeentelijke schaal te bespreken.
• Het wetsvoorstel tot vermindering van politieke ambtsdragers met 25 procent zal
worden aangepast. Het aantal gemeenteraadsleden daalt tot het aantal dat bestond
voor de dualisering van het gemeentebestuur. We verwelkomen het initiatief op dit
punt vanuit de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor het initiatief tot
deconstitutionalisering van de aanstelling van de burgemeester en de commissaris van
de Koningin. De voorgestelde daling van het aantal provinciale politieke
ambtsdragers zal wel 25 procent blijven.
• Het BTW-compensatiefonds zal worden afgeschaft. Uit de evaluatie van het fonds is
gebleken dat het niet tot het achterliggende doel -doelmatigheidswinst door
uitbesteding- heeft geleid.
29/10/2012 42
• Decentrale overheden gaan in 2013 verplicht schatkistbankieren. Niet alleen daalt
hierdoor de schuld van Nederland, maar met schatkistbankieren worden de risico’s
van beleggen voor decentrale overheden tot nul gereduceerd.
• Stemmen vanuit het buitenland wordt makkelijker gemaakt.
• Ook lokale partijen gaan onder de wet financiering politieke partijen vallen.
• Het toezicht op de landen van het Koninkrijk op grond van de rijkswet financieel
toezicht blijft gehandhaafd. Fundamentele menselijke rechten en vrijheden,
rechtszekerheid en deugdelijkheid bestuur en beheer blijven het uitgangspunt voor de
Koninkrijksrelaties. De specifieke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als
onderdeel van het land Nederland wordt gerespecteerd.
De rijksoverheid gaat goedkoper, flexibeler en efficiënter werken, met minder
bestuurlijke en ambtelijke drukte en regeldruk. Dat moet bijdragen aan verbetering van de
dienstverlening aan burgers en bedrijven. Beleid en uitvoering worden vereenvoudigd,
toezichtstaken en adviesfuncties samengevoegd, taken beëindigd of gedecentraliseerd
naar andere overheden en de deregulering met kracht voortgezet. Dit leidt tot lagere
nalevingskosten. Vanwege het grote belang en de complexiteit van deze opgave wordt de
verantwoordelijkheid hiervoor ondergebracht bij een nieuwe minister voor Wonen en
Rijksdienst met doorzettingsmacht, op het ministerie van BZK.
• Aanvullend op de eerdere besparingen wordt binnen de rijksdienst in 2017 nog eens
900 miljoen (1,1 miljard structureel) omgebogen. De bezuiniging richt zich op
vastgoed en huisvesting, basisregistratie en keteninformatie en de bedrijfsvoering bij
zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en daarmee vergelijkbare organisaties. Het
project compacte rijksdienst wordt afgerond. Alle ministeries en ZBO’s nemen deel
aan rijksbrede shared services onder meer op het gebied van bedrijfsvoering.
• Het strategisch personeelsbeleid richt zich op voortdurende kwaliteitsverbetering, het
flexibiliseren van de organisatie en het verminderen van het aantal coördinatielagen.
• Het kabinet streeft naar meer vrouwen in hogere (management)functies bij de
rijksoverheid, zowel bij nieuwe instroom in de algemene bestuursdienst als in overige
functies. In 2017 bestaat tenminste 30 procent van de algemene bestuursdienst (ABD)
uit vrouwen.
• Wij willen onderzoeken of het werkt om bij de arbeidsvoorwaarden uit te gaan van de
loonsombenadering. Op die manier wordt het mogelijk ruimte voor secundaire
arbeidsvoorwaarden – het pensioen uitgezonderd – te gebruiken voor meer loon.
• Het ontslagrecht van ambtenaren wordt in overeenstemming gebracht met het
ontslagrecht van werknemers buiten de overheid. Ook secundaire arbeidsvoorwaarden
van ambtenaren worden – na raadpleging van de sociale partners – gelijkgetrokken
met die in de private sector.
• Met de organisaties van werknemers bespreken we het openstellen van de laagste
ambtelijke loonschalen, zodat medewerkers in facilitaire functies eventueel in dienst
genomen kunnen worden.
• In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris van
bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee passen we het wetsvoorstel
normering topinkomens aan, dat betrekking heeft op de salarissen in de (semi-)
publieke sector. De norm wordt 100 in plaats van 130 procent van een ministersalaris.
29/10/2012 43
Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers. Het is
mogelijk een uitzondering te maken als dat noodzakelijk is.
• De procesketens binnen de Rijksdienst houden we tegen het licht om
doelmatigheidswinst en kostenbesparing te kunnen realiseren. Na de al gestarte
doorlichting van de vreemdelingenketen volgt de veiligheidsketen.
• Niet alleen de bedrijfsvoering van ZBO’s wordt tegen het licht gehouden, ook kijken
we of de ZBO-vorm de meest geëigende is. Daarbij gelden de volgende
uitgangspunten:
– uitbesteding of uitvoeren binnen het publieke domein?
– in het publieke domein “agentschap, tenzij”
– als het een ZBO moet zijn, dan kan zich dat beperken tot het bestuur.
• De product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Publieke taken die nu binnen de
publiekrechtelijke organisatie (PBO) worden uitgevoerd, zullen worden
ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken. Ondernemers kunnen er
voor kiezen de andere taken als voorlichting, promotie en belangenbehartiging voor
eigen rekening uit te voeren, bijvoorbeeld in een brancheorganisatie.
29/10/2012 44
BIJLAGE A
Financieel beeld
Samenvatting financieel beeld.
Totaaloverzicht (in € mln. -/- is
saldoverbeterend)
2013 2014 2015 2016 2017 struc
Uitgaven (incl. indicatief GF/PF-effect) 527 -12 -3.293 -5.874 -8.998 -10.522
wv ombuigingen -77 -1.708 -6.240 -9.285 -12.896 -17.674
wv intensiveringen 604 1.696 2.947 3.411 3.898 7.152
Lasten -284 -2.295 -5.106 -4.628 -4.431 -6.492
Subtotaal 243 -2.307 -8.399 -10.502 -13.429 -17.014
Inkomsten niet lastenrelevant -705 -1.157 -1.156 -2.096 -2.586 -694
Totaal -462 -3.464 -9.555 -12.598 -16.015 -17.708
Maatregelen (in € mln. -/- is
saldoverbeterend)
2013 2014 2015 2016 2017 struc
A Openbaar bestuur 58 -187 -827 -1.591 -2.571 -3.581
B Veiligheid 0 0 0 0 0 0
C Energie -155 212 212 212 212 212
D Onderwijs 313 181 326 196 196 196
E Zorg 145 -370 -3.441 -4.307 -5.384 -5.734
F Sociale Zekerheid -401 -1.054 -1.614 -2.429 -3.241 -4.877
G Overdrachten bedrijven 0 -286 -437 -446 -484 -484
H Internationale samenwerking 0 -520 -540 -540 -1.040 -1.040
I Overige uitgaven 0 -69 -226 -319 -402 -467
J Overige belastingen en premies -422 -1.371 -3.008 -3.374 -3.301 -1.933
totaal -462 -3.464 -9.555 -12.598 -16.015 -17.708
Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de tabellen uit de
financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit regeerakkoord zullen direct op de
departementale (meerjaren)begrotingen worden verwerkt. Intensiveringen uit dit akkoord
worden op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in afwachting
van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter uitwerking van de in dit akkoord
aangekondigde beleidsvoornemens. Deze worden vervolgens tranchegewijs uitgekeerd.
29/10/2012 45
Toelichting
A Openbaar bestuur 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 58 -187 -827 -1.591 -2.571 -3.581
1 Rijksoverheid (incl. ZBO’s) -400 -900 -1.100
2 Decentrale overheden (trap-op-trap-af) 58 13 -48 -237 -352 -307
3 Verlaging topinkomens publieke sector -10 -10 -10
4 Incidentele loonontwikkeling op nul
voor de (semi-) collectieve sector
-100 -400 -400
5 Terugdraaien vermindering politieke
ambtsdragers
110 110 110 110
6 Initiatiefwet Heijnen (PvdA) -18 -18 -18 -18
7 Motie Van Haersma Buma afromen
gemeentefonds onderwijshuisvesting
-256 -256 -256 -256
8 Lagere apparaatskosten gemeenten -60 -120 -180 -975
9 Minder provincies -5 -10 -15 -75
10 BTW-compensatiefonds -200 -550 -550 -550 -550
1. Rijksoverheid (incl. ZBO’s)
• Vanaf 2016 zal een nieuwe taakstelling op de Rijksdienst gelden, die oploopt tot 1,1
mld. Deze taakstelling wordt over de departementen (inclusief ZBO’s c.a.; exclusief
krijgsmacht en politie) versleuteld en in de begroting ingeboekt op basis van de
apparaatsuitgaven. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de realisatie van
hun taakstelling en moeten daartoe met specifieke maatregelen komen. Een deel van
de departementale taakstelling kan gerealiseerd worden met behulp van:
• Geïntensiveerde inzet op programma’s Compacte Rijksdienst;
• Efficiënter beheer, onderhoud en gebruik van Rijksvastgoed;
• Versnelde effectieve inzet van basisregistraties;
• Het wettelijk normeren van de bedrijfsvoeringsuitgaven van ZBO’s c.a.;
gebaseerd op het niveau van kerndepartementen en agentschappen;
• Het versterken van de governance en sourcing binnen de bedrijfsvoering.
• Voor de verdeling over de departementale begrotingen zijn de volgende percentages
gehanteerd:
2016 2017 2018 e.v.
HCvS, AZ, Fin, SZW, VWS 1,6% 3,6% 4,4%
VenJ, Defensie, EZ, IenM, 3,2% 7,3% 8,9%
BuiZa, BZK, OCW 4,8% 10,9% 13,3%
• De taakstelling van agentschappen is verdeeld over de begrotingen van de
opdrachtgevende departementen. De agentschappen vallen hierbij onder het
taakstellingspercentage van het moederdepartement.
• De AIVD en het postennetwerk zijn deel van de grondslag van de taakstelling.
Additioneel aan de algemene taakstelling worden hier aanvullende maatregelen
genomen.
29/10/2012 46
• De taakstelling leidt per begroting tot de volgende bezuiniging:
Departement (in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2016 2017 2018 e.v.
HCvS -3 -6 -7
AZ 0 0 -1
BuiZa -22 -49 -60
BZK (incl. KR) -64 -143 -175
DEF (excl. krijgsmacht) -17 -39 -48
EZ -35 -79 -96
FIN -50 -112 -136
I&M -43 -98 -119
OCW -24 -54 -67
SZW -23 -52 -64
VWS -9 -21 -26
V&J (excl. politie) -109 -245 -300
Totaal apparaattaakstelling -400 -900 -1.100
Bij eventuele departementale herschikkingen worden naast de programmamiddelen, ook
de bijbehorende apparaatsuitgaven overgeheveld. Hierbij wordt voor
uitvoeringsorganisaties (ZBO’s en agentschappen) uitgegaan van de apparaatskosten. Bij
kerndepartementen wordt uitgegaan van het aantal beleidsmedewerkers maal de totale
apparaatsuitgaven per beleids-fte van het oude departement, tenzij de betrokken
departementen onderling tot andere afspraken komen. Daarmee wordt een evenredig
budget overgeheveld voor ondersteunende dienstverlening. Bij deze afspraken geldt dat
medewerkers het budget volgen.
Op alle overgehevelde apparaatsuitgaven is het taakstellingspercentage van het oude
departement van toepassing.
Het kabinet hanteert in plaats van een nullijn voor de contractloonstijging een budgettaire
nullijn voor de loonsom voor overheidspersoneel in 2012 en 2013. Op voorwaarde van
modernisering van CAO’s en het in lijn brengen van de secundaire arbeidsvoorwaarden
met kabinetsbeleid, kunnen financiële besparingen door het afschaffen van secundaire
arbeidsvoorwaarden in dezelfde CAO-periode worden ingezet voor stijging van het
primair loon. De budgettaire arbeidsvoorwaardenruimte als geheel neemt hierdoor niet
toe.
2. Decentrale overheden trap-op-trap-af
De doorwerking van de normeringsystematiek (samen trap-op-trap-af) leidt tot een daling
van het Gemeentefonds/Provinciefonds.
3. Verlaging topinkomens publieke sector
In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris van
bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee wordt het wetsvoorstel
normering topinkomens aangepast, dat betrekking heeft op de salarissen in de (semi-)
publieke sector. De norm wordt 100% in plaats van 130% van een ministerssalaris.
29/10/2012 47
Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers.
Uitzonderingen op de norm moeten een wettelijke basis hebben. De (budgettaire)
verantwoordelijkheid voor het realiseren van de (resterende) taakstelling ligt bij de
minister van BZK.
4. Incidentele loonontwikkeling op nul voor de (semi-)collectieve sector
De bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling (ILO) in de (semi)collectieve sector in
2016 en 2017 wordt beleidsmatig op nul gesteld.
5. Terugdraaien vermindering politieke ambtsdragers
Het verminderen van het aantal politieke ambtsdragers met 25% zoals opgenomen in het
regeerakkoord Rutte I vindt voor gemeenten geen doorgang. Voor de provincies blijft de
maatregel wel van kracht (10 mln. vanaf 2015).
6. Initiatiefwet Heijnen (PvdA)
Het kabinet kiest voor gemeenten voor het toepassen van een dualiseringscorrectie
conform het wetsvoorstel van lid Heijnen tot wijziging van de gemeentewet in verband
met het terugbrengen van het aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de
dualisering van het gemeentebestuur. Dit houdt in dat het aantal raadsleden wordt
teruggebracht met 1500 raadsleden. De besparing wordt gerealiseerd door een uitname uit
het Gemeentefonds van 18 mln.
7. Motie Van Haersma Buma afromen Gemeentefonds onderwijshuisvesting
Er vindt een uitname uit het Gemeentefonds plaats van de middelen die in de verdeling
toegerekend worden aan onderwijshuisvesting, maar daar niet aan uitgegeven worden,
zoals geconstateerd in de motie Van Haersma Buma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-
2012, 33 000, nr. 12).
8. Lagere apparaatskosten gemeenten
Het eindperspectief voor gemeenten leidt tot besparingen die ontstaan door
schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder
dubbeling van taken. De besparing gaat uit van een daling van het aantal
gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken.
Er is uitgegaan van het rekenkundige equivalent van een vermindering met 75 gemeenten
in de periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op een
resterend aantal van 100-150 gemeenten in 2025. Dit leidt tot een uitname uit het
Gemeentefonds.
9. Minder provincies
Ons lange termijn perspectief leidt tot aanzienlijke besparingen op de middellange
termijn. Een deel van deze besparing wordt in de periode tot 2017 gerealiseerd door een
eerste opschaling naar 10 provincies. Het eindbeeld betreft 5 landsdelen in 2025. De
besparing leidt tot een uitname uit het Provinciefonds. In deze kabinetsperiode worden
Noord-Holland, Utrecht en (delen van) Flevoland samengevoegd.
29/10/2012 48
10. BTW-compensatiefonds
Gemeenten en provincies zullen via de reguliere normeringssystematiek worden
gecompenseerd voor de btw-verhoging. De automatische compensatie die via het BCF
voor de btw-verhoging plaatsvindt, wordt door de sector gefinancierd via een structurele
uitname uit het Gemeentefonds en Provinciefonds van per saldo 200 mln. euro met
ingang van 2014. Ook kunnen met ingang van 2014 geen vorderingen meer ontstaan bij
het BTW compensatiefonds, aangezien het fonds wordt afgeschaft met ingang van 2015.
Bij de overheveling van de middelen uit het BTW-compensatiefonds naar het
Gemeentefonds en Provinciefonds zal een taakstellende structurele korting van 350 mln.
euro plaatsvinden, mede als gevolg van de hogere groei van het BCF de afgelopen jaren
ten opzichte van de accrespercentages.
29/10/2012 49
B Veiligheid 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 0 0 0 0 0 0
11 Doelmatiger strafrechtsketen -30 -60 -60 -60 -60
12 AIVD -10 -23 -35 -45 -45
13 Intensivering veiligheid 40 83 95 105 105
11. Doelmatiger strafrechtsketen
Door een betere aansluiting van de te onderscheiden schakels (politie, OM en ZM, maar
bijvoorbeeld ook jeugdzorg) worden in de strafrechtketen efficiëntiewinsten gerealiseerd,
onder meer door ICT-systemen beter op elkaar aan te laten sluiten.
12. AIVD
De taken van de AIVD worden heroverwogen. Voor de informatieverwerving in het
buitenland wordt overgestapt op samenwerking met buitenlandse diensten en wordt de
eigen buitenlandtaak geschrapt. Daarnaast wordt de taak in het kader van het stelsel
bewaken en beveiligen verplaatst naar de politie. Deze beide maatregelen leveren bij de
AIVD een besparing op, oplopend van 13 mln. in 2014 tot structureel 55 mln. vanaf
2017. De maatregel leidt tot extra kosten voor de politie die oplopen van 3 mln. in 2014
tot structureel 10 mln. in 2017 en worden toegevoegd aan het budget van de politie. Deze
besparingen zijn additioneel aan de generieke apparaattaakstelling.
13. Intensivering veiligheid
Er is een bedrag van 105 mln. structureel beschikbaar voor Veiligheid en Justitie, met
name gericht op het versterken van de recherchecapaciteit. De precieze invulling wordt
door de nieuwe minister vorm gegeven.
29/10/2012 50
C Energie 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal -155 212 212 212 212 212
14 Terugdraaien intensivering
duurzaamheid
–
155
-163 -163 -163 -163 -163
15 SDE+ regeling
wv uitgaven 20 80 395 2.420
wv lasten -20 -80 -395 -2.420
16 Inzet terugsluis vergroening
begrotingsakkoord
375 375 375 375 375
14. Terugdraaien intensivering duurzaamheid
In het begrotingsakkoord is een enveloppe voor duurzaamheid gevormd. Deze wordt
teruggedraaid.
15. SDE+ regeling
Het kabinet zet in op het realiseren van 16% duurzame energie in 2020. Om dit te
realiseren worden de uitgaven SDE+ verhoogd en komen er middelen beschikbaar voor
het stimuleren van bij- en meestook van biomassa in kolen- en gascentrales. Het in de
kolom structureel opgenomen bedrag heeft betrekking op de benodigde middelen voor
16% duurzame energie in 2020. Na 2020 zijn de benodigde middelen afhankelijk van de
reeds aangegane verplichtingen en de dan geldende doelstelling.
De verhoging van de uitgaven voor duurzame energie (zie post 114) wordt gedekt uit een
verhoging van de SDE+ heffing.
De uitgaven en ontvangsten ten behoeve van de COVA (stichting centraal orgaan
voorraadvorming aardolieproducten) worden als gevolg van gewijzigde Europese
regelgeving vanaf 2013 verhoogd met 18 mln.
16. Inzet terugsluis vergroening begrotingsakkoord
De bij het begrotingsakkoord gereserveerde middelen voor terugsluis vergroening worden
gedeeltelijk ingezet voor lastenverlichting bij bedrijven ter compensatie van de SDE+
heffing.
29/10/2012 51
D Onderwijs 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 313 181 326 196 196 196
17 Schrappen subsidies 0 -100 -200 -200 -200 -200
18 Beëindiging specifieke subsidies
onderwijsvernieuwing groen onderwijs
na 2015
-55 -55 -55
19 Leerwegondersteunend onderwijs -15 -50 -50 -50
20 Afschaffen wettelijk verplichte
maatschappelijke stages
-20 -70 -75 -75
21 Afschaffen gratis schoolboeken -55 -185 -185 -185
22 Minder opleidingen en
macrodoelmatigheid mbo
-60 -120
23 Samenvoegen kenniscentra mbo -40 -80 -80 -80
24 Minder opleidingen hoger onderwijs
(inclusief kunstopleidingen)
-70 -90 -130
25 Verminderen overhead in het hoger
onderwijs
-15 -33 -50 -65 -65
26 Sociaal leenstelsel basisbeurs
bachelor/masterfase hbo/wo met
cohortgarantie
-15 -55 -810
27 OV-Kaart -> kortingskaart (incl mbo
18-)
-5 -45 -425
28 Effect vereenvoudiging Wet studeren is
investeren
1 -9 -14 -19 -33
29 Budget motie Van Haersma Buma naar
scholen ipv gemeenten
256 256 256 256
30 Verdubbeling intensivering
leerkrachten vo (bèta, jong
academisch)
50 50
31 Schrappen maatregel langstudeerders
(plus teruggaaf 2012)
263 220 230 230 230 230
32 Intensivering onderwijs en onderzoek 25 212 504 689 1.938
17. Schrappen subsidies
Er wordt structureel 200 mln. op subsidies omgebogen.
18. Beëindiging specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen onderwijs na 2015
Alle specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen onderwijs worden per 2016
beëindigd.
29/10/2012 52
19. Leerwegondersteunend onderwijs
Het Leerwegondersteuning (LWOO) en Praktijkonderwijs (PRO) worden onder het
gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs
ondergebracht. Daarbij wordt een korting op het huidige zorgmiddelenbudget LWOO
PRO toegepast.
20. Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages
De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor scholen
schooljaar 2015/16) afgeschaft. Daarbij zal een uitname uit de algemene uitkering van het
Gemeentefonds plaatsvinden (20 mln. struc). De alternatieve invulling van de
onderwijstijd wordt gedekt uit het bestaande onderwijsbudget.
21. Afschaffen gratis schoolboeken
De wettelijke regeling voor gratis schoolboeken wordt afgeschaft. Het huidige systeem
van inkoop van schoolboeken kan in stand blijven. Voor ouders/verzorgers met een laag
inkomen komt er compensatie in de vorm van een intensivering in het op de vo-leeftijd
gerichte deel van het kindgebondenbudget (90 mln. structureel). De reeks is inclusief
deze compensatie.
22. Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo
Het aantal opleidingen in het mbo wordt verminderd en de macrodoelmatigheid van het
opleidingenaanbod in het mbo wordt vergroot. Deze maatregel resulteert in een
verminderde complexiteit van het mbo en minder kleine mbo opleidingen.
23. Samenvoegen kenniscentra mbo
De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven worden samengevoegd. Waar mogelijk
worden (zo nodig via een wetswijziging) de taken van de kenniscentra ondergebracht bij
de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven en mbo-onderwijsinstellingen; dergelijke
overdracht verloopt budgettair neutraal. De bezuiniging is taakstellend.
24. Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen)
De doelmatigheidswinst van het ingezette beleid om te komen tot een efficiënter
opleidingenaanbod komt ten goede aan de algemene middelen. Het aantal plaatsen aan de
kunstopleidingen wordt gereduceerd; via scherpere selectie voor en na de poort is er op
de kunstopleidingen alleen plaats voor de meest getalenteerden.
25. Verminderen overhead in het hoger onderwijs
De overhead in het hoger onderwijs, zowel in het onderwijs- als in het onderzoeksdeel,
wordt verminderd.
26. Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase HBO/WO met cohortgarantie
Met ingang van studiejaar 2014/2015 wordt de basisbeurs in de bachelor- en masterfase
vervangen door een sociaal leenstelsel. Er is sprake van cohortgarantie (binnen de
bachelorfase respectievelijk binnen de masterfase). Fiscale weglek wordt voorkomen.
29/10/2012 53
27. OV-kaart -> kortingskaart (incl. mbo 18-)
De OV-studentenkaart wordt per 2016 omgezet in een studentenkortingskaart voor het
openbaar vervoer. Deze kortingskaart wordt ook verstrekt aan mbo-studenten jonger dan
18 jaar. Fiscale weglek wordt voorkomen.
28. Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren
De vereenvoudigingsvoorstellen op het gebied van de studiefinanciering uit het Voorstel
tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 (Studeren is Investeren)
worden alsnog doorgevoerd.
29. Budget motie Van Haersma Buma naar scholen ipv gemeenten
De onder maatregel 7 uitgenomen middelen worden volledig toegevoegd aan de
lumpsumbekosting van het funderend onderwijs.
30. Verdubbeling intensivering leerkrachten vo (Bèta, jong academisch)
In het begrotingsakkoord is 105 mln. beschikbaar gesteld voor de kwaliteit van docenten
en schoolleiders. Voor begeleiding van startende bèta leraren en jonge academische
leraren in het voortgezet onderwijs wordt 100 mln. incidenteel extra uitgetrokken: 50
mln. in 2013 en 50 mln. in 2014. Deze middelen worden ingezet via een tijdelijke
regeling (niet lumpsum).
31. Schrappen maatregel langstudeerders (plus teruggaaf 2012)
De langstudeerdersmaatregel wordt voor studenten teruggedraaid. De in 2012 reeds
geïnde boetes worden zo snel mogelijk terugbetaald. De Dienst Uitvoering Onderwijs
heeft extra uitvoeringskosten (eenmalig 1 mln.).
32. Intensivering onderwijs en onderzoek
De beschikbare middelen van 689 mln. (808 mln. in 2018) worden als volgt ingezet:
• Er wordt 75 mln. geïntensiveerd in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dit
loopt op naar 150 mln. structureel. Hiervan komt 25 mln. beschikbaar door
herprioritering binnen OCW (nader in te vullen) en 25 mln. door een besparing op
fiscale subsidies voor bedrijven (onderdeel van regel 81). Hiermee zullen de ministers
van OCW en EZ de Rijkscofinancieringsbehoefte voor Horizon 2020 dekken.
• Er wordt 344 mln. geïntensiveerd in het primair en voortgezet onderwijs. De
middelen worden vooral ingezet voor kwaliteitverbetering van leraren en
schoolleiders. Daarnaast worden middelen aangewend, onder andere ter financiering
van de wens om tenminste 3 uur per week gymnastiek in het primair onderwijs te
geven binnen de bestaande onderwijsuren.
• Er wordt 250 mln. geïntensiveerd in het MBO. Hierbij staat kwaliteitverbetering van
leraren en schoolleiders voorop. Verder ligt er een accent op techniekonderwijs en
vakscholen.
• Er komt 20 mln. beschikbaar om onbedoelde effecten op te vangen van de maatregel
collegegeld tweede studie.
De middelen voor het onderwijs komen beschikbaar na de vaststelling van een
onderwijsakkoord tussen Rijk en onderwijssectorraden, op voorwaarde dat de
29/10/2012 54
arbeidsvoorwaarden in het onderwijs worden gemoderniseerd, teneinde deze meer
participatiebevorderend en meer kwaliteitsbevorderend te maken. In afwachting van een
onderwijsakkoord met concrete en doelmatige bestedingsplannen en vervolgens een
akkoord tussen sociale partners waarin de arbeidsvoorwaarden gemoderniseerd worden,
worden de intensiveringsmiddelen op de Aanvullende Post geplaatst.
De resterende oploop in de middelen na 2017 is beschikbaar voor verdere versterking van
de kwaliteit van het onderwijs.
29/10/2012 55
E Zorg 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 145 -370 -3.441 -4.307 -5.384 -5.734
Cure
33 Hoofdlijnenakkoord medisch
specialistische zorg/GGZ naar 2,0%;
huisartsen naar 2,5%.
-355 -760 -1.175 -1.175
34 Honoraria medisch specialisten -100 -100 -100 -100
35 Harmoniseren duur vervolgopleiding
medisch specialisten
20 10 10 -180
36 Concentratie topreferente zorg (IBO
rapport)
-70 -70 -70 -70
37 Stringenter pakketbeheer 3 3 -50 -200 -200
38 Schrappen eigen bijdrage GGZ en
liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen
bijdrage GGZ
145 145 145 145 145 145
39 Intensivering wijkverpleegkundige 50 100 250 250
40 Dekking intensivering
wijkverpleegkundige uit Zvw budget
tweedelijn
-50 -100 -250 -250
41 Afschaffen zorgtoeslag
wv lasten -4.512 -4.512 -4.512 -4.512 -4.512
42 Invoering inkomensafhankelijke
zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag
wv lasten 4.512 4.512 4.512 4.512 4.512
43 Besparing uitvoeringskosten
zorgtoeslag
-15 -15 -15 -15 -15
44 Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH
(€50)
-24 -24 -24 -24 -24
45 Invoering inkomensafhankelijk eigen
risico
30 0 0 0 0
Care
46 Geen aanspraak op begeleiding,
budget 75% naar gemeenten,
overheveling persoonlijke verzorging
-290 -1.540 -1.565 -1.580 -1.700
47 Landelijke invoering intramurale
AWBZ
25 -20 -475 -475
48 Overheveling extramurale verpleging
naar Zvw (5%)
-30 -30
49 Overheveling langdurige GGZ naar de
Zvw
0 0
50 Extramuraliseren ZZP 4 -35 -70 -110
51 Verhogen intramurale eigen bijdrage
AWBZ
-30 -40 -50 -50 -50
52 Ontschotten jeugdzorg -40 -100 -150 -150
53 Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg 70 70 70 70
29/10/2012 56
54 Intensivering arbeidsmarkt zorg 100 100
55 Huishoudelijke hulp
inkomensafhankelijk beperken
-89 -975 -1.140 -1.140 -1.140
56 Verplicht hergebruik
scootmobiel/rolstoel etc. in Wmo
-15 -25 -50 -50
Inkomensregelingen
57 Maatwerkvoorziening inkomenssteun
chronisch zieken en gehandicapten
100 709 759 761 761
58 Wtcg afschaffen -553 -645 -649 -649
59 Regeling specifieke zorgkosten
wv uitgaven -36 -42 -42 -42
wv lasten -450 -450 -450 -450
60 CER afschaffen -200 -200 -200 -200 -200
Cure
33. Hoofdlijnenakkoorden medisch specialistische zorg/GGZ naar 2%, huisartsen naar
2,5%
Met de sectoren van medisch specialisten/medisch specialistische instellingen, de GGZ
en de huisartsen worden voor de periode 2015-2017 nieuwe hoofdlijnenakkoorden
gesloten met daarin afspraken over het beperken van de jaarlijkse groei tot 2% (ruim
boven de demografische groei van 1,1%). Huisartsen krijgen 0,5 procentpunt extra ten
opzichte van de medisch specialistische zorg en de GGZ om substitutie te faciliteren.
In deze akkoorden worden onder meer afspraken gemaakt over een meer integrale
benadering in de aanpak van de zorgvraag, substitutie van 2e naar 1e lijn, verdere
kwaliteitsverbetering, meer inzicht in zorgzwaarte, verbetering van de
informatievoorziening, aanpassing van de bekostigingsstructuur (meer afrekenen op
gezondheidswinst i.p.v. productie), doelmatig gebruik (specialité) geneesmiddelen en de
inzet van het macrobeheersingsinstrument (MBI) als stok achter de deur.
De overheid werkt verder aan het versterken van de rol van verzekeraars door onder
andere het nemen van de volgende maatregelen: het afschaffen van art. 13 Zvw zodat
selectieve inkoop wordt ondersteund, het uitsluitend verplicht verzekeren van zorg uit het
basispakket via de naturapolis, het toezien op verbetering van de informatievoorziening
en ondersteunen/ingrijpen waar noodzakelijk. Tevens zet de overheid zich in voor het
maken van prijs/volume afspraken met fabrikanten over specialité geneesmiddelen.
Verder wordt vastgehouden aan afspraken rond het volledig afschaffen van de ex-post
risicoverevening per 2015. Onder de met de akkoorden te realiseren opbrengsten vallen
ook maatregelen als een doelmatiger verdeling van SEH’s en doelmatiger inkoop van
medische technologie en hulpmiddelen.
29/10/2012 57
34. Honoraria medisch specialisten
De onder het huidige hoofdlijnenakkoord afgesproken route van de invoering van
integrale tarieven blijft van kracht, in lijn met de zienswijze van de commissie Meurs. De
commissie concludeert dat er onder het huidige beheersmodel ruimte voor
inkomensmatiging resteert. Derhalve wordt aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden een
besparing van 100 mln. doorgevoerd op het budgettair kader van medisch specialisten
door deze na afloop van het lopende hoofdlijnenakkoord taakstellend te verlagen in
combinatie met de honorariumtarieven.
35. Harmoniseren duur vervolgopleiding medisch specialisten
Het aantal jaren van publieke bekostiging voor medisch specialistische vervolgopleiding
wordt geharmoniseerd tot de opleidingsduur zoals geformuleerd in de EU-richtlijn voor
erkenning van beroepskwalificaties (2005/36/EU). De herziening van het curriculum gaat
met invoeringskosten gepaard. Structureel levert deze maatregel vanaf 2020 een
besparing op van 180 mln. euro.
36. Concentratie topreferente zorg (IBO rapport)
Doelmatigheidsverbeteringen op het vlak van topreferente zorg en onderzoek worden
bereikt door verdere concentratie en via mogelijke toetreding van andere instellingen dan
UMC’s. Door het bereiken van hogere vaardigheid van ziekenhuizen kan met een hogere
kwaliteit eenzelfde productie worden bereikt in een topreferent (deel)specialisme.
Hiermee wordt een doelmatigheidswinst op de academische component gehaald. Deze
wordt taakstellend verlaagd.
37. Stringenter pakketbeheer
Deze maatregel betreft het stringenter beheren van het verzekerd basispakket, zodat
alleen nog noodzakelijke en (kosten)effectieve zorg wordt vergoed. Hiertoe worden de
volgende wijzigingen doorgevoerd:
1. Noodzakelijkheid (medisch-inhoudelijk en budgettair) wordt een apart voorliggend (en
daardoor op zichzelf doorslaggevend) criterium. Een uitzondering hierop betreft zorg die
een ketenfunctie heeft, bijvoorbeeld de huisartsenzorg. Daarnaast wordt het criterium
(relatieve) kosteneffectiviteit wettelijk verankerd.
2. Het instrument van voorwaardelijke toelating/financiering tot het pakket in combinatie
met risicogericht pakketbeheer wordt breed en met een sunset-clausule ingezet. Tijdens
de periode van voorwaardelijke toelating/financiering (maximaal 4 jaar) wordt
(kosten)effectiviteit in beeld gebracht. Bij het besluit van de Ministerie van VWS tot het
wel/niet toelaten tot het pakket, speelt ook de beschikbare ruimte binnen het budgettaire
kader een rol.
3. Het CVZ licht elk jaar een deel van het pakket door met een taakstellend percentage
uitgavenbesparing. Ook vinden meer ex ante toetsingen op instroom en risicogericht expost
toetsingen ter bevordering van uitstroom plaats. Selectief doch systematisch wordt
de kosteneffectiviteit in beeld gebracht. De maatregel vereist investeringen in de
capaciteit bij het CVZ; hiermee is in de opbrengst rekening gehouden.
29/10/2012 58
38. Schrappen eigen bijdrage GGZ en liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen bijdrage eerste
en tweedelijns GGZ
De invoering van de eigen bijdrage tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage van 7,50 euro
per verpleegdag in instellingen voor medisch-specialistische zorg worden teruggedraaid.
Om afwenteling binnen de GGZ te voorkomen wordt de bestaande eigen bijdrage in de
eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in
eerste en tweede lijn gezamenlijk. Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de
eerstelijns GGZ.
39. Intensivering wijkverpleegkundige
Met deze intensivering wordt het mogelijk op grotere schaal wijkverpleegkundigen in te
zetten. Met dit budget wordt de zorg en ondersteuning die wijkverpleegkundigen leveren
bekostigd. De wijze van bekostigen wordt nog nader bezien. Bij deze maatregel wordt er
vanuit gegaan dat eventuele in- en uitvoeringskosten uit de intensivering worden gedekt.
Er is totaal 250 mln. beschikbaar die wordt ingezet voor opleidingen, infrastructuur (daar
waar nodig) en ondersteuning om meer wijkverpleegkundigen in te kunnen zetten.
40. Dekking wijkverpleegkundige
Aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden wordt, in het kader van de substitutie van zorg,
taakstellend budget vrijgemaakt ten gunste van een budget voor verpleegkundigen.
41. Afschaffen zorgtoeslag
Door invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie, wordt de zorgtoeslag
overbodig.
42. Invoering inkomensafhankelijk zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag
De zorgpremie wordt inkomensafhankelijk gemaakt. De nominale premie komt
gemiddeld uit op €400 in 2017. De inkomensafhankelijke premie wordt geheven vanaf
het wettelijk minimumloon (incl. vakantiegeld) tot een grens van 2x modaal en het tarief
wordt geharmoniseerd. De inkomensgrens van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB)
wordt eveneens verhoogd naar 2x modaal. De IAP en de IAB worden beide uitgevoerd
door de belastingdienst.
De zorgtoeslag wordt met de invoering van de inkomensafhankelijke premie afgeschaft.
Het budget van de zorgtoeslag in 2014 wordt teruggesluisd via een verlaging van de
belastingtarieven tweede en derde schijf met 4,05%.
43. Besparing uitvoeringskosten zorgtoeslag
Door het afschaffen van de zorgtoeslag wordt 15 mln. bespaard aan uitvoeringskosten.
44. Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH (€50)
Voor zelfverwijzers op de spoedeisende hulp (SEH) wordt een eigen bijdrage
geïntroduceerd van 50 euro per bezoek.
29/10/2012 59
45. Invoering inkomensafhankelijk eigen risico
Het eigen risico wordt in 2015 budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk
eigen risico. De additionele uitvoeringskosten worden gedekt binnen het eigen risico. De
drie tredes gelden voor drie even grote inkomensgroepen (en zullen bij invoering grofweg
180-350-595 bedragen).
Care
De huidige langdurige zorg (AWBZ) kent brede aanspraken die naast zorg ook meer
algemeen ondersteunend kunnen zijn. Voor houdbare langdurige zorg is een
koerswijziging noodzakelijk waarbij is gekeken naar te behalen synergievoordelen en de
mogelijkheid tot volledig risicodragende uitvoering om te bezien welke zorg vanuit welk
domein wordt geleverd.
De AWBZ zorg die nu thuis of in de omgeving wordt geleverd en die met name
ondersteunend van aard is, wordt vanaf 2015 door gemeenten uitgevoerd (onder de
Wmo). Gemeenten kunnen meer maatwerk bieden en inspelen op lokale omstandigheden
en zorgbehoefte van cliënten.
Zorg die meer medisch gericht is, zoals de AWBZ verpleging aan huis en de GGZ, wordt
risicodragend ondergebracht bij zorgverzekeraars. Zij hebben de kennis in huis om
hiervoor de juiste zorg in te kopen voor patiënten en er een integraal aanbod van te
maken.
De AWBZ in nieuwe opzet blijft behouden voor echt onverzekerbare risico’s, de
zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten. Deze doelgroep kenmerkt zich door een
brede zorgvraag (levenslang) die vanuit zorginstellingen wordt geleverd. Om de kennis
over gespecialiseerde zorg te optimaliseren wordt de uitvoering gecentraliseerd
(landelijk).
46. Geen aanspraak op begeleiding, budget 75% naar gemeenten, overheveling
persoonlijke verzorging
Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van
ondersteuning, begeleiding en verzorging. De dienstverlening wordt meer gericht op waar
ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning
(WMO). In 2014 wordt de aanspraak voor de functie begeleiding in de AWBZ beperkt
door de aanspraak op dagbesteding te laten vervallen. Voor de functie persoonlijke
verzorging vervalt in 2014 het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 mnd. en wordt
de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week verhoogd. Vanaf 2015
wordt de extramurale zorg overgeheveld naar het gemeentelijk domein. De opbrengst
vanaf 2014 is een netto reeks.
29/10/2012 60
47. Landelijke invoering intramurale AWBZ
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een nieuwe
landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf ZZP
5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de contracteerruimte. De
voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als pgb’s maken
deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als indicatiestelling komt hier terecht. De
bestaande regionale structuur van zorginkoop met budgetplafond wordt vooralsnog
gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt tot degenen die het echt nodig hebben. De
besparing ontstaat door het terugdringen van regionale variatie en spreiding in
tariefstelling. Het gebruik van persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg
overigens geleid tot zorg op maat en institutionele innovaties.
48. Overheveling extramurale verpleging naar Zvw (5%)
De AWBZ functie extramurale verpleging wordt per 2015 overgeheveld naar de Zvw. In
2017 zijn zorgverzekeraars hiervoor volledig risicodragend, waardoor een besparing van
30 mln. (5% van grondslag van 600 mln.) wordt bereikt. Voor de jaren 2015 en 2016
wordt een hoofdlijnenakkoord gesloten met verzekeraars waarin het budgetplafond voor
de uitvoering van de functie verpleging en het tempo van opbouw risicodragendheid
zorgverzekeraars wordt vastgelegd.
49. Overheveling langdurige GGZ naar de Zvw
De huidige intramurale GGZ in de AWBZ wordt per 2015 overgeheveld naar de Zvw,
waarbij over het onderdeel maatschappelijke opvang (Zvw of gemeenten) nog een nader
besluit wordt genomen. Voor de jaren 2015 tot 2017 wordt een hoofdlijnenakkoord
gesloten met verzekeraars, zorgkantoren en aanbieders. Daarin wordt voor de over te
hevelen zorg een budgetplafond en het tempo van opbouw risicodragendheid voor de
uitvoering van de huidige intramurale GGZ vastgelegd. In 2017 worden zorgverzekeraars
hiervoor volledig risicodragend.
50. Extramuraliseren ZZP 4
Met deze maatregel wordt beoogd dat cliënten met een lichtere zorgvraag die voorheen in
een intramurale setting zorg zouden ontvangen, voortaan de zorg in de eigen omgeving
krijgen (scheiden wonen en zorg). Concreet wordt met deze maatregel de aanspraak voor
ouderen (V&V) en verstandelijk gehandicapten op zorgzwaartepakket (ZZP) 4 geschrapt
en ZZP’s met een vergelijkbare zorgzwaarte in de gehandicaptenzorg. De maatregel
wordt ingevoerd voor nieuwe cliënten/herindicaties vanaf 2016.
51. Verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ
Met deze maatregel wordt de intramurale eigen bijdrage verhoogd tot de zak- en
kleedgeldnorm. Bovendien wordt de huidige korting die cliënten ontvangen op de eigen
bijdrage vanuit de Wtcg beperkt. Besparing is structureel 50 mln.
29/10/2012 61
52. Ontschotten jeugdzorg
Het jeugdzorgbudget, dat per 2015 met een decentralisatie-uitkering naar gemeenten
wordt overgeheveld, wordt additioneel verlaagd met 150 mln. met een ingroei in 2015 en
2016. Gemeenten kunnen deze taak veel doelmatiger uitvoeren door ontschotting,
preventie/vroegtijdig signaleren, verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg en
eenvoudigere (indicatie-)procedures. Het ‘recht op zorg’, de PGB ‘kan’ bepaling en de
gemeentelijke taak worden in de nieuwe wet zodanig beschreven dat dit voldoende
beleidsvrijheid en ruimte voor maatwerk biedt. Daarnaast is scherpere tarifering van
zorgaanbieders mogelijk en kunnen gemeenten efficiency behalen bij de gesloten
jeugdzorg door de overcapaciteit in het aanbod niet langer te bekostigen en de
gemiddelde verblijfsduur te verlagen.
53. Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg
De introductie van een eigen bijdrage in de jeugdzorg, die per 2015 was voorzien en door
gemeenten zou worden uitgevoerd, wordt ongedaan gemaakt.
54. Intensivering arbeidsmarkt zorg
Er wordt 100 mln. ingezet om het voor gemeenten financieel mogelijk te maken
huishoudelijke dienstverlening aan te bieden waarbij voor de dienstverlener in beginsel
dezelfde sociale rechten gaan gelden als voor een gewone werknemer. Dit in tegenstelling
tot de sociale rechten onder de regeling dienstverlening aan huis.
55. Huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk beperken
Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de WMO wordt voor nieuwe cliënten
in 2014 beëindigd. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in.
Gemeenten behouden 25% van het budget voor een maatwerkvoorziening.
56. Verplicht hergebruik scootmobiel/rolstoel etc in de Wmo
Hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobiel worden verstrekt door gemeenten binnen
de Wmo. Hiervoor geldt voortaan een plicht tot hergebruik. Er wordt taakstellend
uitgegaan van een structurele opbrengst van 50 mln.
Inkomensregelingen
57. Maatwerkvoorziening inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten
De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het
organiseren van zorg dicht bij mensen maakt vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk
van regelingen als de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg),
de fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten en de Compensatie Eigen Risico
(CER). Door decentralisatie van de financiële ondersteuning voor chronisch zieken en
gehandicapten met meerkosten ontstaat uit een complex van ongerichte regelingen één
eenduidig vangnet, waarmee de doelgroep op transparante wijze en met scherpe focus
bereikt wordt.
29/10/2012 62
Voor het leveren van maatwerk door gemeenten aan chronisch zieken en gehandicapten
die in de knel kunnen komen door meerkosten komt structureel ruim 760 mln.
beschikbaar. Dit budget wordt vrijgemaakt uit het afschaffen van de Wtcg, de fiscale
regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten, de daarmee samenhangende
Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) en de CER.
Het wettelijk kader voor het uitvoeren van deze taak door gemeenten kan de Wmo of de
Wet bijzondere bijstand zijn, maar ook een nieuw op te stellen wettelijk kader behoort tot
de mogelijkheden.
58. Wtcg afschaffen
De Wtcg wordt vóór 1-1-2014 in zijn geheel afgeschaft. Dit betekent dat in 2014 (met
een kleine doorloop naar 2015) de laatste uitbetalingen van Wtcg-forfaits plaatsvinden
voor rechten die in jaren t/m 2013 zijn opgebouwd. Ook de Wtcg-korting op de eigen
bijdrage AWBZ/Wmo voor extramurale gevallen vervalt (voor intramurale gevallen, zie
de maatregel verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ). Per 2015 wordt de taak naar
gemeenten overgeheveld. Het afschaffen van de Wtcg levert structureel 649 mln. op.
Hierin is ook de structurele doorwerking van de doelgroepverkleining door de maatregel
rond fysiotherapie opgenomen. Bijna tweederde van dit besparingsbedrag wordt aan het
budget voor maatwerk gemeenten toegevoegd.
59. Regeling specifieke zorgkosten afschaffen
De fiscale regeling voor de aftrek van specifieke zorgkosten wordt in zijn geheel – net als
de Wtcg – per 2014 afgeschaft. Daarmee verliest ook de Tegemoetkoming Specifieke
Zorgkosten (TSZ) zijn functie en vervalt derhalve tegelijkertijd. De helft van de
besparing van 492 mln. komt ten gunste van het budget voor gemeentelijk maatwerk.
60. CER Afschaffen
De Compensatie Eigen Risico (CER) wordt afgeschaft. Voor de CER geldt, net als voor
de Wtcg, dat de regeling ongericht en ondoelmatig is. Van de besparing van 200 mln.
wordt de helft aan gemeenten beschikbaar gesteld voor het gerichter ondersteunen van
chronisch zieken en gehandicapten die door meerkosten in de problemen komen.
29/10/2012 63
F Sociale Zekerheid 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal -401 -1.054 -1.614 -2.429 -3.241 -4.877
61 WW/Ontslag (ten opzichte van
basispad)
wv uitgaven 784 947 592 284 -140
wv lasten -1.300 -1.300 -1.300 -1.300 -1.300
62 Participatiewet (Voorheen Werken
naar Vermogen, taakstelling oplopend
in 6 jaar)
-60 -180 -290 -400 -1.830
63 Quotumregeling bedrijven
arbeidsgehandicapten (ingroei in 6
jaar)
10 -5 -60 -130 -340
64 Hervorming kindregelingen
wv uitgaven -2 19 309 73 -90 -59
wv lasten -830 -840 -840 -840
65 Ombuiging reïntegratie -55 -83 -110 -138 -138
66 Aanscherpen definitie passende arbeid
WW
3 3 -21 -32 -46 -57
67 Algehele arbeids-en reintegratieplicht
en naleving WWB
-13 -45 -90 -95 -95
68 AOW voor samenwonenden naar 50%
WML
-10 -30 -50 -200
69 Overbruggingsregeling AOWverhoging
75 45 45 20 0
70 Doorwerkbonus/mobiliteitsbonus
wv lasten 150 150 300 300 300 300
71 Schrappen voorschotregeling AOW -10 -30 -30 50 20 0
72 Snellere verhoging AOW leeftijd -70 -160 0
73 Schrappen toeslag jonge partner AOW
> 50.000
-15 -40 -40 -40 0
74 Terugdraaien geen MKOB bij
onvolledige opbouw
8 16 16 16 16
75 Niet invoeren vitaliteitssparen
wv lasten -580 -764 -759 -734 -700 -140
76 Huishouduitkeringstoets -80 -80 -80 -80
77 Modernisering ZW: 1 jaar uitstel
werknemerprikkel
38 24 0 0 0 0
78 ANW naar maximaal 1 jaar -8 -23 -35 -74
79 Intensivering armoedebeleid 80 100 100 100 100
80 Temporiseren afbouw ahk in
referentieminimumloon
30 60 94 123 0
29/10/2012 64
61. WW/ontslag (ten opzichte van basispad)
De maximale WW-duur wordt per 1-7-2014 voor nieuwe instroom in de WW beperkt tot
24 maanden, waarvan 12 loongerelateerde uitkering gevolgd door maximaal 12 maanden
vervolguitkering van 70% WML. De opbouw van het arbeidsverleden wordt aangepast.
De opbouw in de eerste 10 jaar is 1 maand WW per gewerkt jaar en daarna is de opbouw
een halve maand WW per gewerkt jaar. Daarbij wordt het reeds opgebouwde
arbeidsverleden van voor 2014 gerespecteerd, zodat de jaren die liggen voor het
kalenderjaar 2014 blijven tellen voor 1 jaar en de jaren 2014 en later tellen voor ó jaar
vanaf het 11e jaar arbeidsverleden. De IOAW wordt in 2014 afgeschaft. De IOW (zonder
vermogenstoets en partner- of inkomenstoets) wordt daarentegen toegankelijk gemaakt
voor mensen die werkloos worden op het moment dat zij 55 jaar of ouder zijn.
De raming van de opbrengst van deze maatregelen, zie eerste rij in de tabel, betreft de
duurverkorting, de aanpassing van de opbouw, het afschaffen van de IOAW, de
uitbreiding van de IOW, de doorwerking op de WGA en de uitvoeringskosten.
Het verhalen van de eerste zes maanden WW/uitkering op werkgevers vindt geen
doorgang. De WW-premies gaan structureel vanaf 1-1-2014 met 1,3 mld. omhoog. Deze
lastenverzwaring voor werkgevers komt in de plaats van het WW-verhaal en wordt
gecompenseerd door lagere ontslagvergoedingen, die door een wettelijke norm in
omvang beperkt worden, en omgezet in een transitiebudget ten bate van (om)scholing en
van werk-naar-werk trajecten. De omvang van het budget wordt een kwart maand per
gewerkt jaar vanaf het eerste jaar met een maximum van 4 maanden. Verder ontstaat door
de hervorming het ontslagstelsel, ingaand per 1-7-2014, één route voor ontslag via het
UWV, in de vorm van een preventieve toets. De kantonrechtersroute wordt opgeheven,
waardoor uitvoeringskosten (5 mln.) worden overgeheveld van de rechtspraak naar het
UWV.
(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 struc
WW 34 -53 -408 -716 -1140
Schrappen WW-verhaal 750 1.000 1.000 1.000 1.000
Totaal uitgaven 784 947 592 284 -140
Totaal lasten: WW premieverhoging -1.300 -1.300 -1.300 -1.300 -1.300
Totaal -516 -353 -708 -1.016 -1.440
29/10/2012 65
62. Participatiewet (voorheen Wet Werken naar vermogen, taakstelling oplopend in 6
jaar)
(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 struc
Wajong: beperken toegang tot volledig en
duurzaam
0 -40 -80 -120 -1.180
Wsw: geen nieuwe instroom + nieuwe
voorziening beschutte werkplek
-20 -50 -70 -90 -650
Efficiencykorting Participatiebudget
geleidelijk
-40 -90 -140 -190 0
Totaal -60 -180 -290 -400 -1.830
Er komt één participatiewet die de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong samenvoegt.
Voor de hele doelgroep wordt een systeem van loondispensatie geïntroduceerd zoals dat
nu in de Wajong bestaat. Hierdoor kunnen de gemeenten meer mensen laten participeren,
budgetten gerichter en effectiever inzetten en kosten besparen. Met ingang van 1-1-2014
wordt de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten;
voor de groep ‘niet volledige en duurzame arbeidsongeschikten’ is de nieuwe
participatiewet beschikbaar. Huidige Wsw’ers en Wajong’ers worden niet herkeurd.
Instroom in de Wsw in zijn huidige vorm en voorwaarden wordt gestopt met ingang van
1-1-2014. Gemeenten krijgen binnen de kaders van de participatiewet de ruimte om
beschut werk zelf te organiseren als voorziening. Voor deze nieuwe voorziening beschut
werk komen geleidelijk middelen beschikbaar voor structureel 30.000 plekken, afgestemd
op 100% WML. Re-integratie en begeleidingsbudgetten worden samengevoegd in een
gebundeld re-integratiebudget. Deze middelen zullen gerichter en efficiënter worden
ingezet, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een
arbeidshandicap. Vanaf 1-1-2014 nemen deze middelen over een periode van zes jaar
geleidelijk af. Tot slot geldt dat de doelgroep arbeidsgehandicapten voor de
mobiliteitsbonus toeneemt. De extra kosten die hieruit voortvloeien worden gedekt
binnen de beschikbare middelen voor mobiliteitsbonussen.
63. Quotumregeling bedrijven arbeidsgehandicapten (ingroei in 6 jaar)
Er komt per 1-1-2015 een verplicht quotum voor middelgrote en grote werkgevers in de
markt-, premiegesubsidieerde en collectieve sectoren voor het in dienst hebben van
arbeidsgehandicapten op straffe van een boete. Dit quotum wordt stapsgewijs in zes jaar
ingevoerd. De opbrengst bestaat uit boeteopbrengsten en lagere uitkeringslasten, na aftrek
van uitvoeringskosten, weglekeffecten en de dubbeltelling met de Wajong maatregel uit
de Participatiewet.
29/10/2012 66
64. Hervorming kindregelingen
Het aantal kindregelingen wordt per 1-1-2015 beperkt tot vier: Kinderbijslag (AKW),
Kindgebonden budget (WKB), Kinderopvangtoeslag (KoT) en de Inkomensafhankelijke
Combinatiekorting (IACK). De besparing bij deze hervorming betreft een saldo van
maatregelen aan zowel de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting, zie tabel.
(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2013 2014 2015 2016 2017 struc
1. Afschaffen aanvulling alleenstaande ouders 0 0 -350 -350 -350 -350
3. Introduceren kop op kindgebonden budget (WKB) 0 76 915 915 915 915
4. Verlagen WKB afbouwgrens 0 -19 -226 -233 -240 -200
5. Versoberen kinderbijslag -2 -59 -283 -501 -647 -656
6. Hervormen WTOS en TOG 0 0 0 0 0 0
8. WKB: Verhogen bedrag 1e kind met 25 euro 0 1 15 15 14 14
9. WKB: Verhogen bedrag 2e kind met 517 euro 0 20 238 227 218 218
10. WKB: Compensatie afschaffen schoolboeken * (30) (90) (90) (90)
Totaal uitgaven -2 19 309 73 -90 -59
2. Afschaffen (aanvullende) alleenstaande ouderkortingen 0 0 -530 -540 -540 -540
7. Afschaffen ouderschapsverlofkorting en aftrek LOK 0 0 -300 -300 -300 -300
Totaal lasten 0 0 -830 -840 -840 -840
Totaal -2 19 -521 -767 -930 -899
* Is niet meegenomen in de totaaltelling, komt terug bij maatregel 35.
(1) De aanvulling in de bijstand en de Anw voor alleenstaande ouders wordt afgeschaft.
(2) De fiscale alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting
worden afgeschaft.
(3 ) Daarvoor in de plaats komt in het kindgebonden budget een alleenstaande ouderkop
van 2800 euro per jaar.
(4) In het kindgebonden budget wordt de inkomensgrens waar onder het volledige bedrag
wordt ontvangen, verlaagd naar de inkomensgrens die ook in de zorgtoeslag wordt
gebruikt.
(5) In de kinderbijslag worden de bedragen verlaagd naar de bedragen van de jongste
leeftijdscategorie, er gelden leeftijdsonafhankelijke bedragen. Deze maatregel wordt al in
2014 ingevoerd. Daarnaast wordt de kinderbijslag in de tweede helft van 2013 en 2014
niet geïndexeerd. Dit geldt ook voor het hele jaar 2015.
(6) De WTOS 17- wordt afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd met het kopje op
het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16-17 jaar. De TOG wordt
afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd met de AKW.
29/10/2012 67
(7) De ouderschapsverlofkorting en de aftrek voor levensonderhoud kinderen (Lok)
worden afgeschaft.
(8) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het eerste kind met ingang van
2015 met 25 euro verhoogd.
(9) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het tweede kind met ingang van
2015 met 517 euro verhoogd.
(10) Ter compensatie van het afschaffen van de gratis schoolboeken worden de bedragen
in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 12-17 jaar in 2 stappen
verhoogd (zie ook maatregel 35.).
65. Ombuiging re-integratie
Het re-integratiebudget van UWV en het participatiebudget van gemeenten worden
gekort. De korting wordt voor 30% verhaald op het re-integratiebudget van het UWV en
voor 70% op het participatiebudget van gemeenten. Dit levert een besparing op,
oplopend tot netto 138 mln. in 2017, rekening houdend met uitverdieneffecten van 25%
in het eerste jaar en 50% in latere jaren.
66. Aanscherpen definitie passende arbeid WW
De definitie van passende arbeid wordt in 2014 aangescherpt. De maatregel houdt in dat
reeds na 6, in plaats van 12 maanden, alle arbeid als passend wordt aangemerkt. Eveneens
vanaf 6 maanden komt de WW-gerechtigde in aanmerking voor inkomstenverrekening in
plaats van urenverrekening.
67. Algehele arbeids- en re-integratieplicht en naleving WWB
De algemene arbeids- en re-integratieplicht in de Bijstand wordt aangescherpt door het
gebruik van ontheffingen te beperken. Tevens wordt in 2014 de naleving en handhaving
geïntensiveerd, onder meer door verplichtingen in de regelgeving te uniformeren en
sancties wettelijk voor te schrijven. Wettelijk voorgeschreven wordt dat gemeenten de
bijstandsuitkering 3 maanden stoppen in geval van het niet nakomen van de arbeids- en
re-integratieplicht. De besparing wordt taakstellend in de begroting van SZW verwerkt.
68. AOW voor samenwonenden naar 50% WML
De uitkering van iedere AOW’er die samenwoont met één of meer volwassenen (ook als
het gaat om eerste graad bloedverwanten) wordt per 2015 vastgesteld op 50% van het
netto minimumloon. Dit geldt voor nieuwe instroom in de AOW, voor AOW-ers waarvan
de huishoudsituatie wijzigt en na afloop van het overgangsrecht voor het zittend bestand.
69. Overbruggingsregeling AOW-verhoging
Voor mensen die per 1-1-2013 nu reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling,
en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging, wordt vanaf
2013 een overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een
inkomen tot 150% WML en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning
en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten,
dan wordt aan de regeling terugwerkende kracht vanaf 1-1-2013 toegekend.
29/10/2012 68
70. Doorwerkbonus/mobiliteitbonus
Er wordt een doorwerkbonus ingevoerd voor werknemers (voltijd en deeltijd) vanaf 61
tot 65 jaar. Werknemers die doorwerken tot 65,5 jaar, kunnen zo gemiddeld 1,5 jaar
eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. Deze doorwerkbonus geldt
voor werknemers met een inkomen vanaf 90% WML, wordt maximaal van 100% tot
120% WML en loopt daarna af tot 175% WML. Het structurele budgettaire beslag van
deze regeling is ruim 200 mln. Daarnaast komen middelen beschikbaar voor de reeds
bestaande mobiliteitsbonus, om de arbeidsparticipatie te stimuleren in het kader van de
Participatiewet. Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten, dan wordt
de bonus in 2014 met terugwerkende kracht alsnog ter beschikking gesteld.
71. Schrappen voorschotregeling AOW
De huidige voorschotregeling voor de AOW leeftijdsverhoging wordt afgeschaft. Deze is
niet langer nodig, wanneer de nieuwe overbruggingsregeling in werking treedt.
72. Snellere verhoging AOW-leeftijd
De AOW leeftijd wordt na 2015 versneld verhoogd volgens onderstaand schema.
Hierdoor wordt in 2018 de AOW leeftijd 66 jaar en in 2021 67 jaar.
Tabel: nieuw tijdpad verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden)
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Huidige wet 1 2 3 5 7 9 12 15 18
Na deelakkoord 1 2 3 6 9 12 16 20 24
73. Schrappen toeslag jonge partner AOW > 50.000
De partnertoeslag voor AOW-gerechtigden wordt per 1-7-2014 ingeperkt. AOWgerechtigden
die samen met hun partner een totaalinkomen van meer dan 50.000 euro
(exclusief AOW) hebben, ontvangen niet langer partnertoeslag. Dit geldt voor nieuwe
instroom en, na afloop van een overgangsperiode, voor het zittend bestand. Structureel
kent de maatregel geen opbrengst omdat in de wet verhoging AOW en
pensioenrichtleeftijd besloten is dat de AOW partnertoeslag voor nieuwe gevallen
helemaal wordt afgeschaft.
74. Terugdraaien geen MKOB bij onvolledige opbouw
De maatregel “geen aow-tegemoetkoming bij onvolledige opbouw” uit het vorige
regeerakkoord wordt per 1-7-2014 teruggedraaid. Dit betekent dat de MKOB niet langer
meegenomen wordt in de middelentoets van de bijstand voor 65-plussers (AIO).
29/10/2012 69
75. Niet invoeren vitaliteitssparen
Het vitaliteitssparen wordt niet ingevoerd. Kasbedragen zijn leidend.
76. Huishouduitkeringstoets
Een huishouduitkeringstoets wordt ingevoerd per 2015. Het normbedrag van de WWB
wordt verlaagd naarmate in een huishouden meer inwonende volwassenen aanwezig zijn.
De inkomsten van gezinsleden binnen het huishouden worden niet verrekend met de
uitkering van de bijstandsontvanger, zodat werken lonend is en niet direct consequenties
heeft voor de overige gezinsleden. Wel wordt de bijstandsuitkering lager naarmate er
meer boven bedoelde gezinsleden zijn. Elk van de gezinsleden blijft een zelfstandig recht
op bijstand houden.
77. Modernisering ZW: 1 jaar uitstel werknemerprikkel
De invoering van de prikkel voor werknemers uit de modernisering van de Ziektewet
(duur van de loongerelateerde uitkering afhankelijk van arbeidsverleden) wordt met een
jaar uitgesteld. Binnen een jaar wordt een alternatief gevonden om de hoge instroom van
werknemers zonder vast contract (flexwerkers) in de Ziektewet het hoofd te bieden.
78. Anw naar maximaal 1 jaar
Vanaf 1-7-2014 geldt voor nieuwe instroom in de Anw een maximum duur van één jaar
(exclusief de wezenuitkering). De gerapporteerde besparing is inclusief weglek. In de
besparing is verondersteld dat de integratie van de halfwezenuitkering in de
nabestaandenuitkering uit het wetsvoorstel deregulering SVB zijn beslag heeft gekregen.
79. Intensivering armoedebeleid
De mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand (van daadwerkelijke kosten)
worden verruimd en de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand (aannemelijke
kosten) worden beperkt. Daarbij is er bijzondere aandacht voor werkenden met een laag
inkomen en ouderen met klein pensioen. Daarnaast kan categoriale bijzondere bijstand
voor gezinnen met kinderen in de vorm van aanvullende zorgverzekering en stadspas
voor culturele/maatschappelijke/sportieve voorzieningen worden uitgebreid. De
overheidssteun aan het Jeugdsportfonds Nederland wordt verlengd (2015 en 2016) en de
Sportimpuls wordt structureel verhoogd. Tot slot wordt de langdurigheidstoeslag in de
WWB vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag
inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering. Voor dit pakket wordt
structureel 100 miljoen vrijgemaakt.
80. Temporiseren afbouw AHK in referentieminimumloon
De afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (ahk, in de
fiscaliteit voor werkenden al vanaf 2009 afgebouwd) wordt sinds januari 2012 ook
doorvertaald naar de uitkeringshoogte (excl. AOW). Deze afbouw wordt in de jaren 2014
t/m 2017 getemporiseerd, zodat per jaar 2,5 procentpunt wordt afgebouwd in plaats van 5
procentpunt per jaar.
29/10/2012 70
G Overdrachten bedrijven 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 0 -286 -437 -446 -484 -484
81 Subsidies bedrijven
wv uitgaven 260 244 244 244 244
wv lasten -502 -574 -583 -596 -596
82 Doorberekenen kosten toezicht
AFM/DNB
0 -38 -38 -38 -38
83 Afschaffen PBO’s
wv uitgaven -184 -191 -198 -206 -206
wv lasten 215 222 229 237 237
84 Boetes marktwerking (NMa) -75 -100 -100 -125 -125
81. Subsidies bedrijven
(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017 Struc.
1. Beperken subsidies
bedrijfslevenbeleid en
topsectoren EZ
-46 -52 -52 -52 -52
2. Beperking subsidies
bedrijfslevenbeleid en
topsectoren overige
departementen
-8 -8 -8 -8 -8
3. Verlagen uitgaven
ondernemerspleinen
-5 -15 -15 -15 -15
4. Verhogen budget TKI-toeslag 110 110 110 110 110
5. Subsidieregeling 209 209 209 209 209
Totaal uitgaven 260 244 244 244 244
6. WVA Onderwijs -409 -414 -423 -436 -436
7. Beperking fiscale
innovatieregelingen
-93 -160 -160 -160 -160
Totaal lasten -502 -574 -583 -596 -596
Totaal -242 -330 -339 -352 -352
29/10/2012 71
1. Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren EZ
De uitgaven aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren worden taakstellend beperkt.
2. Beperking subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren overige departementen
Ook de andere betrokken departementen dragen bij aan een ombuiging op subsidies
aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren, te weten: VWS (3 mln.), IenM (2 mln.),
OCW (2 mln.) en Defensie (1 mln.)
3. Verlagen uitgaven ondernemerspleinen
Op de ondernemerspleinen kan worden bespaard door meer producten en diensten
tegen een kostendekkende vergoeding aan te bieden en door het beëindigen van taken.
4. Verhogen budget TKI-toeslag
Het budget van de TKI-toeslag wordt verhoogd. Hiermee wordt een stimulans
gegeven aan de publiek-private samenwerking. Die stimulans kan eveneens worden
bereikt door gebruik te maken van programma’s en projecten in het kader van
Horizon 2020. Mocht EZ hiervoor cofinanciering dienen te leveren, dan zal die ten
laste van de TKI-toeslagmiddelen worden gebracht.
5. Subsidie en 6. WVA Onderwijs
Het budgettair beslag van de WVA onderwijs is vanaf 2007 verdubbeld van 200 mln.
naar 400 mln. De Wet afdrachtvermindering Onderwijs wordt afgeschaft en
vervangen door een veel beter te richten subsidieregeling op de begroting van OCW.
Het voor de nieuwe regeling beschikbare budget wordt teruggebracht naar het niveau
van 2007.
7. Beperking fiscale innovatieregelingen
In 2014 wordt er in totaal 93 mln. bezuinigd op de RDA, de innovatiebox en de
WBSO. Dit bedrag loopt op naar 160 mln. in 2015 e.v.
82. Doorberekenen kosten toezicht AFM/DNB
Het toezicht door AFM en DNB wordt doorbelast aan de partijen die actief zijn op de
financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden blijft, vanwege de bijzondere
omstandigheden aldaar, de bestaande situatie gehandhaafd. Bij de vaststelling van de
nieuwe (hogere) tarieven zullen kleinere partijen zoveel mogelijk worden ontzien.
83. Afschaffen PBO’s
De PBO´s en de PBO heffing worden afgeschaft. De medebewindstaken en autonome
publieke taken van de PBO’s worden door EZ uitgevoerd vanaf 2014. Voor de uitvoering
van deze taken wordt 31 mln. aan de EZ begroting toegevoegd.
29/10/2012 72
84. Boetes marktwerking (NMa)
De boetes marktwerking (NMa) worden verhoogd omdat de NMa meer kartelboetes gaat
opleggen. De ontvangsten worden geraamd op 75 mln. in 2014 oplopend naar 125 mln.
structureel. Deze bezuiniging wordt taakstellend ingeboekt op de EZ begroting. Bij
eventuele besparingsverliezen kunnen extra opbrengsten uit maatregel 111 binnen het EZ
domein gebruikt worden.
29/10/2012 73
H Internationale samenwerking 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 0 -520 -540 -540 -1.040 -1.040
85 Ontwikkelingshulp -750 -750 -750 -1.000 -1.000
86 Defensie -250 -250 -250 -250 -250
87 Nieuw budget internationale Vrede en
Veiligheid
250 250 250 250 250
88 Revolving fund internationale
samenwerking
250 250 250 0 0
89 Reductie postennetwerk -20 -40 -40 -40 -40
85. Ontwikkelingshulp
De uitgaven voor OS worden verlaagd met de in de tabel opgenomen bedragen, de
ontwikkeling van de uitgaven blijft gerelateerd aan de ontwikkeling van het BNP. De
publieke uitgaven voor de lange termijn financiering van het internationale klimaatbeleid
–zoals toegezegd tijdens de Klimaattop in Kopenhagen in 2009- worden gefinancierd uit
het OS budget.
86. Defensie
Om de inzet van de Nederlandse krijgsmacht voor vrede en veiligheid in de wereld te
kunnen blijven verzekeren, wordt vanaf 2014 jaarlijks 0,25 mld. van het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking omgezet in een budget voor Internationale Veiligheid. Dit
budget komt beschikbaar voor Defensie voor aan internationale veiligheid verbonden
kosten. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is
verantwoordelijk voor de aanwending, in overeenstemming met de minister van
Defensie. Corresponderend wordt de begroting van Defensie vanaf 2014 met 0,25 mld.
verlaagd, waaronder de volledige huidige HGIS-middelen voor vredesoperaties.
87. Nieuw budget internationale Vrede en Veiligheid
Zie maatregel 86.
88. Revolving fund internationale samenwerking
Er wordt, binnen het geldende begrotingsbeleid, een revolverend fonds opgericht
waarmee investeringen in ontwikkelingslanden gefaciliteerd kunnen worden. Daartoe
wordt in de jaren 2014 t/m 2016 jaarlijks 250 mln. van de 750 mln. besparing in deze
jaren ingezet ter voeding van het fonds.
89. Reductie postennetwerk
De uitgaven aan het interdepartementale postennetwerk onder hgis worden in 2014 met
20 mln. en vanaf 2015 met 40 mln. gekort. Deze taakstelling is additioneel aan de
generieke taakstelling.
29/10/2012 74
I Overige uitgaven 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal 0 -69 -226 -319 -402 -467
90 Taakstelling MRB (hogere boete bij
herhaaldelijk te laat betalen)
-50 -70 -70 -70 -70
91 Doorberekenen kosten strafzaken en
detentie aan veroorzaker
0 -60 -60 -60 -60
92 Publieke omroep -50 -100 -100
93 Belasting- en invorderingsrente -19 -96 -139 -172 -237
90. Taakstelling MRB (hogere boete bij herhaaldelijk te laat betalen)
Bij het te laat betalen van de Motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt een boete opgelegd
van 50 euro. Bij een tweede en derde (en verdere) verzuim binnen een periode van 2 jaar
bedraagt de boete respectievelijk 100 en 150 euro. Dat is een verzwaring van de huidige
systematiek waarbij een boete wordt opgelegd van 50 euro voor het tweede en verdere
verzuim binnen een periode van één jaar.
91. Doorberekenen kosten strafzaken en detentie aan veroorzaker
Er komt een eigen bijdrageregeling voor gedetineerden. Voor de verblijfkosten wordt
(indicatief) 12,50 euro per dag in rekening gebracht (maximum 6 maanden). Daarnaast
worden griffierechten geheven voor strafzaken in eerste aanleg, waarmee (een deel van)
de kosten van het strafrecht (in geval van een veroordeling) aan de veroordeelde worden
doorberekend. Ter indicatie: De gemiddelde gerechtskosten van een strafzaak in eerste
aanleg bedragen 950 euro.
92. Publieke omroep
De bezuiniging op de publieke omroep wordt langs 4 sporen ingevuld:
-Een efficiencytaakstelling van 25 mln. bij het centraliseren van het budget voor
regionale omroepen (uitname uit het Provinciefonds per 2014 van 142 mln.).
-Het eerder aangekondigde mediafonds wordt heroverwogen. Alleen het
Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan. Dit levert een besparing op van 16 mln.
-Artikel 2.42 omroepen gaan ‘inwonen’ bij één van de landelijke ledenomroepen. De
budgetten voor 2.42 omroepen vervallen. Dit levert een besparing op van 14 mln.
-Een nader in te vullen taakstelling van 45 mln.
93. Belasting- en invorderingsrente
Het rentepercentage van de belastingrente wordt voor de vennootschapsbelasting
gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens van 8%.
Het rentepercentage van de belastingrente voor de overige belastingmiddelen en het
rentepercentage van de invorderingsrente blijft gekoppeld aan de wettelijke rente voor
niet-handelstransacties met een ondergrens van 4%.
29/10/2012 75
J Overige belastingen en premies 2013 2014 2015 2016 2017 struc
Subtotaal -422 -1.371 -3.008 -3.374 -3.301 -1.933
94 AOW premies door 65 en 66 jarigen -25 -55 0
95 Terugdraaien reiskostenaftrek
wv uitgaven -17 -49 -91 -108 -121 -121
wv lasten 1.669 1.719 1.754 1.794 1.794 1.794
96 Assurantiebelasting naar 21% -1.222 -1.379 -1.403 -1.403 -1.403 -1.403
97 Witteveen aftoppen 100.000 -317 -529 -635 -297
98 Witteveen opbouwpercentage- 0,4%
wv uitgaven (toeslagen) -36 -60 -72 0
wv lasten -1.075 -1.792 -2.150 -1.116
99 Verlaging maximaal
aftrekpercentage hypotheekrente
-45 -89 -133 -175 -770
100 Gekoppelde verlaging toptarief/
verlenging 3e schijf
45 89 133 175 770
101 Restschulden 10 20 30 40 50 0
102 Maatregel huurmarkt -770
wv uitgaven (huurtoeslag) 45 135 225 315 420
wv lasten (verhuurdersheffing) -45 -485 -725 -965 -1.190
103 Afromen kansspelbelasting
wv uitgaven -10 -10 -10 -10
wv lasten -25 -28 -31 -31
104 Schrappen aftrekbaarheid provisies
tussenpersonen
-75 -84 -92 -100
-109
-150
105 Vervallen vrijstelling oldtimers -156 -155 -154 -153 -153
106 Invoering Winstbox
wv uitgaven (toeslagen) -27 -27 -27 -27
wv lasten -473 -473 -473 -473
107 Verhoging accijnzen (tabak en
alcohol)
-187 -200 -200 -200 -200
108 Verhoging accijnzen (diesel en LPG) -280 -280 -280 -280 -280
109 Lastenverlichting arbeidskort. €500 785 1.570 2.355 3.140 3.140
110 Versterking toezicht Belastingdienst,
UWV en SVB
wv uitgaven 108 169 157 157 157 157
wv inkomsten -265 -533 -533 -566 -623 -663
111 Werkkostenregeling -100 -100 -100 -100 -100
112 Tegemoetkoming ondernemers
afdracht BTW
19
113 Incidentele lastenruimte 2013 -649
114 Ongedaan maken technische
veronderstelling in basispad
(terugsluis vergroening)
-375 -375 -375 -375 -375
115 Zorgpremies en overige
lastenmaatregelen
-571 -827 -840 -855 -855
29/10/2012 76
94. AOW premies door 65 en 66 jarigen
Het versnellen van de verhoging van de AOW-leeftijd leidt tot hogere ontvangsten uit de
AOW-premies, omdat het aantal personen dat AOW-premie dient te betalen toeneemt.
95. Terugdraaien maatregel reiskostenaftrek
De maatregel uit het begrotingsakkoord rond de afschaffing van de fiscale
reiskostenaftrek wordt in zijn geheel teruggedraaid, inclusief de maatregel “auto van de
zaak”. Het feit dat de reiskostenaftrek blijft bestaan geeft belastingplichtigen mogelijk
een lager verzamelinkomen; dit heeft effect op toeslagen en werknemersverzekeringen.
96. Assurantiebelasting naar 21%
Het tarief van de assurantiebelasting wordt per 1-4-2013 verhoogd naar 21%. Het
overgangsrecht wordt zo vormgegeven dat het nieuwe tarief van 21% van toepassing is
op premies voor zover die betrekking hebben op een verzekerde periode van na 31-3-
2013 (ongeacht wanneer deze premies betaald zijn).
97. Witteveen aftoppen 100.000
Vanaf een inkomensniveau van 100.000 euro kan niet langer fiscaal gefaciliteerd voor
aanvullend pensioen worden gespaard. Dit geldt voor zowel voor pensioenopbouw in de
tweede als de derde pijler (individuele lijfrenteopbouw). Kasbedragen zijn leidend.
98. Witteveen opbouwpercentage -0,4%
Het maximale jaarlijkse opbouwpercentage voor nieuwe pensioenopbouw wordt verlaagd
met 0,4%. Voor het gebruikelijke middelloonpensioen betekent dit dat jaarlijks een
opbouw van maximaal 1,75% van het pensioengevend loon fiscaal wordt gefaciliteerd.
Na 40 jaar werken kunnen mensen een pensioen opbouwen van 70% van hun gemiddelde
loon. De derde pijler (individuele lijfrenteopbouw) wordt op overeenkomstige wijze
aangepast. Kasbedragen zijn leidend.
99. Verlaging maximaal aftrekpercentage hypotheekrente
Het maximale aftrekpercentage voor hypotheekrente wordt vanaf 2014 in jaarlijkse
stappen van een half procentpunt verlaagd van het tarief in de vierde naar de derde schijf.
100. Gekoppelde verlaging toptarief/schijflengte (50-50)
De opbrengst van de beperking van het aftrektarief voor hypotheekrente wordt voor 50%
teruggesluisd in verlaging van het toptarief en voor 50% via een verlenging van de 3e
belastingschijf.
101. Restschulden
De problemen met restschulden worden gericht aangepakt. De rente betaald op
restschulden kan tijdelijk (maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden in mindering worden
gebracht op het belastbaar inkomen in box 1.
29/10/2012 77
102. Maatregel huurmarkt
De huren worden richting marktconform niveau gebracht. Er wordt voor alle huurders
een additionele huurverhoging van 1,5% boven de reeds bepaalde huurverhogingen
toegestaan. In het woningwaarderingsstelsel (WWS) wordt de maximale huur niet langer
bepaald met het puntensysteem, maar vastgelegd op 4,5% van de WOZ van de woning.
Verhuurders mogen hierbij werken met een huursombenadering. De systematiek met een
huurliberalisatiegrens blijft intact. Daarbij wordt het wettelijk mogelijk gemaakt dat voor
huurders met een inkomen boven de 43.000 in een gereguleerde huurwoning de
maximale huur volgens het WWS tijdelijk buiten werking wordt gesteld en dus tijdelijk
boven de huurliberalisatiegrens kan uitkomen. Hierbij blijft de woning zelf wel tot de
sociale woningvoorraad behoren. Daarnaast wordt de heffing voor verhuurders verhoogd,
rekening houdend met extra middelen om toenemend gebruik van huurtoeslag als gevolg
van de huurverhogingen op te vangen. Als gevolg hiervan wordt de heffing reeds in 2013
met 45 mln. euro verhoogd. Op lange termijn wordt de heffing voor verhuurders
evenredig met het toenemend gebruik van de huurtoeslag als gevolg van de maatregelen
verhoogd.
103. Afromen kansspelbelasting
Deze maatregel bestaat uit twee delen.
a) Vergunningen loterijen (niet on-line)
Per 2015 worden de vergunningen voor loterijen niet meer ondershands gegund, maar
door middel van een transparante procedure, zoals bijvoorbeeld een veiling of beauty
contest. Dit geldt ook voor de staatsloterij. De nieuwe vergunninghouders betalen een
marktconforme licentie-fee. De opbrengst hiervan is 10 mln.
b) Online regulering
Binnen de termijn van de komende regeerperiode wordt de online markt gelegaliseerd
en gereguleerd. Door te reguleren levert de heffing van de kansspelbelasting van 29%
bij online aanbieders circa 31 mln. structureel op (geldt niet als lastenverzwaring).
Illegale aanbieders worden actief geweerd en vergunningen vervallen wanneer
belasting niet wordt voldaan.
104. Schrappen aftrekbaarheid provisies tussenpersonen
Door de maatregel vervalt in verband met het provisieverbod de aftrekbaarheid van
bepaalde fee’s van tussenpersonen in het kader van de lijfrenteaftrek en de aftrek van
premies voor arbeidsongeschiktheidsrenten.
29/10/2012 78
105. Vervallen vrijstelling oldtimers MRB
De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers komt te vervallen.
106. Invoering Winstbox
De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de afgelopen
jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken zullen de ondernemersfaciliteiten
waaraan het urencriterium is verbonden per 2015 met 0,5 mld. worden versoberd en/of
afgeschaft.
Daarnaast worden deze kabinetsperiode stappen gezet om een winstbox in te voeren.
Hierbij worden betrokken de zelfstandigenaftrek, fiscale oudedagsreserve,
meewerkaftrek, startersaftrekken en de S&O-aftrek. Het bewerkelijke urencriterium kan
dan komen te vervallen.
107. Verhoging accijnzen (tabak en alcohol)
De accijns op bier, wijn, sherry en port wordt met ingang van 1-1-2014 verhoogd met
ongeveer 14% en de accijns op gedistilleerde dranken met ongeveer 5%. Hiermee wordt
een opbrengst gerealiseerd van 120 mln. De accijns op een pakje sigaretten van 19 stuks
en de accijns op een pakje shag van 40 gram worden, met ingang van 1-3-2014, verhoogd
met ongeveer 9 cent. Hiermee wordt een opbrengst gerealiseerd van 80 mln.
108. Verhoging accijnzen (diesel en LPG)
De accijns voor diesel wordt verhoogd met 3 cent per liter en komt daarmee op ongeveer
46 cent per liter. De opbrengst van deze accijnsverhoging, die ingaat per 1-1-2014,
bedraagt 230 mln. De accijns op LPG wordt verhoogd met 7 cent per liter en komt
daarmee op ongeveer 18 cent per liter. De opbrengst van deze accijnsverhoging, die
ingaat per 1-1-2014, bedraagt 50 mln.
109. Lastenverlichting arbeidskorting €500
Het maximum van de arbeidskorting wordt in 2014 verhoogd met 125 euro. Dit bedrag
wordt in gelijke stappen verder verhoogd tot 500 euro in 2017 en daarna. Deze maatregel
geldt voor iedereen die recht heeft op arbeidskorting, ongeacht het inkomen.
110. Versterking toezicht Belastingdienst, UWV en SVB
De Belastingdienst heeft bekeken of door het versterken van toezicht door de
Belastingdienst meer belastingontvangsten binnen kunnen komen. De capaciteit van de
Belastingdienst kan met structureel 157 mln. worden geïntensiveerd. Bij particuliere
belastingplichtigen gaat het om het versterken van de controle van aangiften. Daarnaast
zal de Belastingdienst extra controles uitvoeren bij bedrijven die fiscaal ongewenst
gedrag vertonen. Ook de capaciteit voor de invordering wordt vergroot, waardoor de
Belastingdienst meer verschuldigde belasting zal innen. Het is geen lastenverzwaring
omdat de fiscale regelgeving niet wordt aangescherpt.
Ook UWV en SVB kunnen mogelijk, zonder verdere aanpassingen van wetgeving, het
toezicht zodanig versterken dat daardoor besparingen op uitkeringslasten worden
gerealiseerd. Indien daartoe overtuigende business cases worden ontwikkeld, zal de
capaciteit worden geïntensiveerd ten einde de besparingen te kunnen realiseren.
29/10/2012 79
111. Werkkostenregeling
In het Belastingplan 2013 is een verhoging opgenomen van de forfaitaire ruimte van de
werkkostenregeling van 0,1%. Deze verhoging wordt teruggenomen. Dit levert vanaf
2014 een besparing op van structureel 100 mln.
112. Tegemoetkoming ondernemersafdracht BTW
Voor ondernemers wordt een uitstelregeling ontworpen, die ruimer is dan het huidige
voorstel in het Belastingplan 2013. De grens voor de uitstelregeling wordt opgetrokken
van 12.000 euro naar 20.000 euro, dezelfde grens bestaat al voor particulieren. Dit kost
19 mln. eenmalig in 2013.
113. Incidentele lastenruimte 2013
De voor 2013 beschikbare incidentele lastenenveloppe van 649 mln. (verlaging AOF
premie) wordt ingezet in het deelakkoord. De bijbehorende incidentele lastenschuif
tussen burgers en bedrijven in 2014 van 195 mln. komt hiermee te vervallen.
114. Ongedaan maken technische veronderstelling in basispad (terugsluis vergroening)
Deze maatregel dient ter dekking van maatregel 16 (inzet terugsluis vergroening
begrotingsakkoord).
115. Zorgpremies en overige lastenmaatregelen
De maatregelen in de curatieve zorg leiden tot mutaties in de Zvw-premie. Deze worden
teruggesluisd naar burgers en bedrijven, afgezien van 145 mln. ter dekking van het
terugdraaien van de eigen bijdrage van de tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage van 7,50
euro per verpleegdag in instellingen voor medisch-specialistische zorg. De terugsluis naar
bedrijven gaat via de Aof-premie. Als onderdeel van de maatregelen die het beoogde
koopkrachtbeeld moeten bewerkstellingen worden, aanvullend op andere maatregelen het
belastingtarief eerste schijf met 0,5% verlaagd en de algemene heffingskorting met 160
euro verhoogd. Hiermee wordt de terugsluis van de BTW-verhoging in 2014 en 2015
alsmede de terugsluis van de vergroeningsmaatregel voor burgers anders vorm gegeven.
Ook wordt de oploop van de af te schaffen zorgtoeslag in 2015-2017 hiermee
teruggegeven aan de burgers.
(in € mln., -/- is saldoverbeterend) 2014 2015 2016 2017
Tarief 1e schijf 980 980 980 980
Algemene heffingskorting 62 1660 1790 1972
Effect zorgpremies -17 61 -466 -1.128
Oploop zorgtoeslag na 2014 -1280 -2560 -2560 -2560
Terugdraaien BTW terugsluis
begrotingsakkoord
-200 -200 -200 -200
Terugdraaien Vergroening (burgers)
begrotingsakkoord
-250 -250 -250 -250
Totaal -571 -827 -840 -855
29/10/2012 80
BIJLAGE B
Begrotingsregels
Het trendmatige begrotingsbeleid wordt voortgezet.
Onderstaande afspraken dienen ter explicitering of verbetering van bestaande
begrotingsregels. Voor het overige worden de vigerende begrotingsregels de komende
jaren bestendigd (inclusief de technische aanpassingen van de 14e Studiegroep
begrotingsruimte (bijlage 7)1.
1. Europese begrotingsafspraken zijn leidend
We houden ons aan Europese begrotingsafspraken van het SGP. Het bedrag van 16
miljard netto besparingen, conform de aanbeveling van de Studiegroep
Begrotingsruimte, stelt ons in staat deze afspraken na te komen en leidt –in
combinatie met onderliggende structurele hervormingen- tot een
houdbaarheidsoverschot, zodat toekomstige schokken kunnen worden opgevangen en
de Nederlandse economie weerbaar wordt voor financiële schokken.
2. Een strikte scheiding tussen de inkomsten en de uitgaven
Een meevaller bij de inkomsten wordt niet gebruikt voor extra uitgaven. Andersom
hoeft er niet direct bezuinigd te worden op de uitgaven wanneer er sprake is van een
tegenvaller aan de inkomstenkant.
3. Uitgavenkader en uitgavenplafonds
Voor de uitgaven geldt een onderscheid naar drie sectoren: Rijk, Sociale Zekerheid en
Zorg. Voor een goede beheersing van de overheidsuitgaven werkt het kabinet met een
vooraf afgesproken maximum aan uitgaven: het uitgavenkader. Het uitgavenkader
werkt als een plafond waarbinnen de uitgaven en dus het te voeren beleid moeten
blijven. Deze afspraken worden gemaakt in reële termen, dus uitgedrukt in euro’s van
een bepaald jaar.
4. Conjunctuurgevoelige uitgaven
Rente-uitgaven worden buiten het uitgavenkader gehouden. Andere
conjunctuurgevoelige uitgaven worden wèl gehandhaafd onder het uitgavenkader.
Ook bij rente-tegenvallers geldt dat de Europese afspraken leidend zijn. Eventuele
rentemeevallers worden direct ingezet ten gunste van het saldo.
5. Compensatie tegenvallers binnen eigen uitgavenkader
Elke sector moet overschrijdingen binnen het betreffende uitgavenkader compenseren
Dit betekent dat tegenvallers in een sector binnen dat betreffende uitgavenkader
moeten worden opgevangen. Zo staan voor overschrijdingen in de zorg de overheid
prijs- en volumemaatregelen ter beschikking, naast pakketmaatregelen en eigen
betalingen.
6. Terugsluis zorgpremies
Incidentele stijgingen van de premies ZVW worden niet langer gecompenseerd met
incidentele lastenverlichting. Dit komt de ordentelijke besluitvorming en efficiënte
aanwending van overheidsmiddelen ten goede. Structurele stijgingen zullen wel
worden teruggesluisd.
1 Met uitzondering van de voorgestelde wijziging in regel 28. Het nieuwe kabinet presenteert zo spoedig
mogelijk de nieuwe integrale set begrotingsregels.
29/10/2012 81
7. Inkomstenkader
Voor de inkomsten wordt een reëel inkomstenkader vastgesteld en wordt uitgegaan
van automatische stabilisatie. De begroting kan aan de inkomstenkant mee ademen
met de economische ontwikkelingen en er hoeft niet direct actie te worden
ondernomen bij een meevaller of tegenvaller. Meevallers en tegenvallers aan de
inkomstenkant komen ten gunste of ten laste van het EMU- saldo.
8. Meevallersregel bij meerjarig overschot
Indien het EMU-saldo een meerjarig overschot laat zien is 75 procent van het
overschot bestemd voor het aflossen van de staatsschuld en 25 procent voor
lastenverlichting.
9. Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid EMU-saldo
Gegeven het belang van houdbare overheidsfinanciën en het belangrijke aandeel dat
decentrale overheden hierin hebben, zullen in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën
(HOF) ook regels worden opgenomen ten aanzien van de bijdrage die decentrale
overheden moeten leveren aan het bereiken en vasthouden van houdbare
overheidsfinanciën.
10. Garanties en achterborgstellingen
Garanties en achterborgstellingen brengen risico’s met zich mee. Het blijft van
belang deze risico’s te beheersen. Garanties zullen de financiële verantwoordelijkheid
zijn van het verantwoordelijke departement.
11. Ombuigingen en intensiveringen
Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de tabellen uit
de financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit Regeerakkoord zullen direct op de
departementale (meerjaren)begrotingen worden verwerkt. Intensiveringen uit dit
akkoord worden op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in
afwachting van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter uitwerking van de in
dit akkoord aangekondigde beleidsvoornemens. Deze worden vervolgens
tranchegewijs uitgekeerd.
De benodigde wetgeving voor de uitvoering van bijlage A van het Regeerakkoord zal
in het eerste jaar van de kabinetsperiode aan de Staten-Generaal worden voorgelegd.